Deel #7 Sophie Plusminus
Ik heb mijn spreekbeurt gehouden over pizza’s en het ging heel goed (plus). Om eerlijk te zijn heb ik in mijn binnenkamer (dat hoorde ik in de kerk) gebeden of God mij wilde helpen, omdat ik het altijd zo eng vind om voor de klas te staan. Iedereen kijkt dan naar je, weet je. Ik vind het idee dat God dus naar mij geluisterd heeft echt heel bijzonder. Zou Hij Tessie ook kunnen helpen? Ik voel me nog naar van het feestje in Delft. Misschien had ik er beter niet heen kunnen gaan…
De familie Janson zit aan tafel voor het avondeten. Vader snijdt een stukje van zijn pizza af en steekt het in zijn mond. “Mmh… heerlijk. Heb je die zelf gemaakt, Sophie?”
“Vandaag had ik mijn spreekbeurt over pizza’s op school.” Sophie kijkt haar vader lachend aan.
“Ja, dat is waar. Hoe is het gegaan?”
“Echt heel goed, pap!”
“Nou, als ze wisten hoe heerlijk dat ‘ie smaakt, had je misschien wel een tien gekregen.”
“Wat zijn de plannen voor vanavond?” Vader heeft zijn pizza op en kijkt op zijn horloge.
“Vanavond hebben we de verjaardag van Maaike. Ga jij ook mee, Milan?”
“Ik ga mee voor jou, lieve zus.”
“Leuk!” Dankbaar kijkt Sophie hem aan. Zou hij doorhebben dat ze vandaag werkelijk achter elke blik, opmerking of gedachte een min heeft gezet?
“Een cadeautje geven we toch zeker samen?” Milan kijkt een beetje benauwd. “Zijn er trouwens ook jongens?” “Ja, Maaike had het over Joan en Joost, maar alleen Daniël al zal het leuk vinden dat je er bent.”
Even later stappen Milan en Sophie bij de buren de kamer binnen.
“Hé Sophie!”, zegt Maartje en geeft haar een hand. “Jij woont natuurlijk hier naast. Leuk om je weer te zien! Francine is er ook en inderdaad Joan en Joost. Het voelt gelijk gezellig (plus). Francine vraagt waar Sophie op school zit en of Milan soms haar broer is. Maaike heeft een nieuwe mobiel voor haar verjaardag gehad. De oude was in de sloot gevallen. Sophie vertelt het tegen Francine en Maartje.
“We hebben vreselijk gelachen,” vertelt Sophie. “We fietsten over het fietspad. We waren net de stad uit en op de één of andere manier slingerde Maaike met haar stuur, terwijl ze aan het vertellen was over een mislukte toets. ‘Ik doe die vent wat,’ zei ze en toen reed ze zo de sloot in. Ze ging kopje onder, je had het moeten zien. Ik schrok, maar toen dat hoofd van Maaike bovenkwam vol met groene kroosjes, lagen we dubbel. Met de hele fietsgroep hebben we haar eruit gesjord en schelden dat ze deed. Mobieltje weg, tas vies, boeken nat.”
Milan zit in de andere hoek van de kamer en Sophie ziet hoe hij haar kant op kijkt, knipoogt en even zijn duim opsteekt.
Ilse komt langs met een schaal hapjes. Als ze klaar is, loopt ze terug en springt op Sophies schoot.
“Ha grote meid, mag jij nog zo lang opblijven?”
“Nou,” zegt Gerda, die hoort wat Sophie zegt. “Jij moet nodig naar bed, Ilse. Kom, vlug naar boven. Zeg Sophie maar gedag.”
“Mag Sophie mij op bed leggen, mama?”
“Wil je dat Sophie?", vraagt Gerda.
Ilses ogen glimmen. “Natuurlijk,” zegt Sophie. Haar ogen glimmen ook en Ilse trekt Sophie mee aan haar arm naar boven.
“Wat heb jij een mooie kamer!” Sophie meent het. Wat hebben de buren alles netjes en mooi. De muren zijn van roze pip en het grenen houten bedje en dat kastje staan zo schattig. De rode vloerbedekking maakt het helemaal af. “Je lijkt wel een prinses, Ilse, met zo’n kamer. Zullen we je jurk over de stoel hangen?”
“Ik kan het al best zelf hoor,” zegt Ilse. “Ik ben echt niet klein. Kijk maar.”
Onder haar kussen ligt een pyjama en al snel staat ze op het krukje in de badkamer haar tanden te poetsen. Nu nog lezen en bidden.
Ilse pakt een boekje en slaat het open, precies waar de bladwijzer ertussen ligt.
“Kijk, Sophie. Hier moet je lezen. Eerst dit stukje uit mijn Bijbeltje en dan het andere stukje dat erbij hoort.” Ze geeft het Bijbeltje en het dagboekje aan Sophie.
Sophie leest. Het gaat over Adam en Eva in het paradijs.
“Ja,” zegt Ilse. “Erg hè, nu kunnen wij nooit meer bij de Heere komen. Alleen als je een nieuw hartje krijgt.”
“Een nieuw hartje?”, vraagt Sophie.
“Ja,” zegt Ilse. “Een hart dat van de Heere houdt, bedoel ik. En dan wil je geen verkeerde dingen meer doen en dan wil de Heere Jezus je zonden vergeven en dan mag je bij Hem in de hemel komen. Ik houd veel van de Heere, en jij Sophie?”
“Ik denk,” zegt Ilse, “dat ik wel bijna een nieuw hartje krijg. Misschien jij ook wel hoor, ga jij naar de kerk? Het kan alleen als je naar de kerk gaat.”
Diep in gedachten gaat Sophie naar beneden. Een nieuw hart, wat zou dat zijn? Alleen als je naar de kerk gaat, zou dat waar zijn? Heb je Hem lief, Sophie? Dat zei toen toch die pastoor ook? Ze loopt niet gelijk de kamer binnen. Ze blijft op de onderste tree van de trap zitten. Ze hoort het lachen vanuit de kamer. Het is er heel gezellig. Ilse zal wel bijna slapen. Even is Sophie jaloers op Ilse, op Maaike, op Daniël. Ze genieten en lachen en de Heere Jezus brengt hen allemaal naar de hemel. Toch? Maar zij?
Als ze de kamer binnenkomt, ziet ze tot haar grote verrassing oma zitten.
“Dag Sophie, wat fijn dat jij er ook bent.” Sophie gaat naast oma zitten. Schuin op het andere hoekje van de bank.
“Hoe gaat het, Sophie?” Sophie bijt op haar lip. Ze kan niets zeggen.
“Heb jij Ilse op bed gelegd, hoorde ik dat net in de keuken?” Sophie knikt. En dan is het net of oma door haar heen kan kijken en gedachten kan lezen, want ze zegt:
“Heeft de kleine Ilse je aan het denken gezet, zeker?” Sophie knikt weer.
“Ilse had het over een nieuw hart. Wat is dat? Kan dat alleen als je naar de kerk gaat?”
De anderen hebben er geen erg in, maar Sophie kan even al haar vragen stellen. Oma kijkt haar aan en luistert. Tenslotte zegt Sophie: “Ik begrijp mezelf soms niet, dan denk ik weer min, dan weer plus. Ik zit verkeerd in elkaar”.
Oma aait even over Sophies haar. Ze zegt: “Weet jij wat jij eens moet lezen?” Oma loopt naar de boekenkast, pakt er een boek uit.
“Hier”, zegt ze. “Lees deze thuis maar eens.”
Bijbelse vertellingen van H. van Dam, leest Sophie.
Dankbaar kijkt ze oma aan: “Dank u wel!”
“Sophie, we moeten gaan!” Milan staat al met zijn jas in zijn hand. “Morgen moet ik werken.”
“Oh, ik loop wel even mee,” roept Maaike. Ze ziet dat Sophie met oma zit te praten. Terwijl de twee alvast naar buiten lopen, geeft Sophie oma een hand.
“Dag oma, ik moet gaan.”
“Dag Sophie, tot ziens hoor en vertel nog maar eens wat je hebt gelezen.” Sophie neemt het boek mee naar huis. Ze neemt zich voor om niets te laten merken thuis. Ze gaat er elke dag uit lezen. ‘s Morgens een stukje en ‘s avonds en ‘s middags als ze uit school komt. Ze heeft het boek onder haar bed gelegd. De rieten mand met kaarten staat er voor. Niemand hoeft het te weten.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 april 2021
Daniel | 36 Pagina's