Bevrijding
1. Inleiding
Bevrijding is tegenwoordig een veel gebruikt woord. Er wordt dan vaak mee aangegeven een bevrijding van een bepaalde overheersende macht, waardoor een menswaardig bestaan, zonder armoede, honger, geweld en ongerechtigheid verkregen moet worden.
In de moderne theologie heeft het woord bevrijding een grote plaats, zodat men wel spreekt van de theologie der bevrijding. In deze theologie staat de uittocht uit Egypte — de exodus-gedachte — centraal, doch alle nadruk valt op de politieke, sociaal-economische bevrijding van mens en wereld.
Bevrijding in de bijbelse zin van het woord heeft vooral betrekking op verlossing, verzoening van de zonde en de ongerechtigheid door het bloed van Christus, waardoor het mogelijk wordt dat de mens Gods lof weer gaat vertellen.
2. Het oude testament
Het hebreeuwse woord „bevrijding" kan door verschillende woorden worden weergegeven. Het meest komt het voor in de betekenis van opvoeren of doen uittrekken. Ook verlossing van de zondesmet door de Geest van Christus en Gods beeld weer gaan vertonen en in echte vrijheid leven. In deze betekenis komt het 41 maal voor in het O.T. Het wordt vaak verbonden met het trekken uit Egypte en het gaan naar het beloofde land, dus uittocht en intocht omvattend.
a. de Heere maakt Mozes bekend dat Hij de onderdrukking gezien heeft en Zijn volk zal verlossen (of rukken) uit de hand van Rarao.
Tevens wordt gesproken over doen opvoeren. Zie Ex. 3 : 7 en 8.
Als de kinderen Israëls uit Egypte uitgeleid zijn, zegt Mozes bij het bevel tot heiliging der eerstgeborenen, dat zij de dag dat zij uitgegaan zijn zullen gedenken, nl. dat de Heere hen uitgevoerd heeft. (Zie Ex. 12 : 51 en Ex. 13 : 3).
b. het werkwoord uitleiden kan gebruikt worden in tweeërlei betekenis:
— bevrijding uit een land. Zie Ex. 20 : 2.
— het weggaan van een vrijgelaten slaaf.
De uitleiding uit de slavernij, uit het diensthuis Egypte, wordt gevolgd door de schenking van de tien geboden. Dit leert ons dat de onderhouding van de geboden het antwoord moet zijn op Gods bevrijding. Zie de inleiding op de Tien Geboden.
In de uittocht zien we duidelijk dat het God de Heere is Die bevrijdt, dat het volk Israël slechts behoeft stil te zijn en dat het volk zelf actief mag zijn in het houden van Gods geboden.
c. bevrijden wordt ook teruggevonden in twee termen die aan het rechtswezen zijn ontleend nl.:
—- loskopen
— lossen.
Loskopen is in het O.T. het vrijmaken van iemand op wie een ander recht kan laten gelden. Het geschiedt door het geven van een losprijs. Zie Ex. 13 : 11 v.v. Vergelijk ook Ps. 49 : 8 en het N.T. waarover de losprijs, die de Heere lezus betaald heeft, gesproken wordt. Het gaat hier om bevrijding van de dood.
Het woord „lossen" wordt gebruikt voor het opkomen voor iemand van de naaste familie. Dit gebeurt o.a. door het terugkopen van bezit, zie Lev. 25 : 23 v.v.; het wreken van de dood van een familielid, zie Num. 35 : 19; een weduwe huwen, zie Ruth 3 : 13; en vrijkopen uit slavernij.
d. de meest wezenlijke betekenis ligt echter in de verlossing van de zonde en de ongerechtigheid. Om deze verlossing bidden de psalmdichters. Met name in Ps. 130 komt dit duidelijk tot uitdrukking.
e. de hebreeuwse stam waarvan de woorden: verlossing, heil, uitredding zijn afgeleid, betekent: ruimte maken, scheppen, bevestigen, nl. voor mensen die in de engte zijn, in id'e benauwenis, in angst, in doodsangst.
Uit de diepte (Ps. 130 : 1) gaat een stem op tot God, Die bevrijding werkt op aarde. De Heere is de Bevrijder, Hij schenkt heil, Hij geeft bevrijding aan de onderdrukten, gebondenen, onderworpenen. Bevrijding van de macht van duivel, zonde en dood.
Deze Bevrijder is een volkomen Bevrijder, Die in persoonlijke nood en in volksnood, in geestelijke en lichamelijke benauwdheid uit wil helpen. (Zie Ps. 68). Hij zond zijn Zoon, Jezus, Jehoshua, de Bevrijder, de Zaligmaker.
3. Het nieuwe testament
In het N.T. komt het werkwoord bevrijden enkele malen voor, evenals verwante woorden als vrijmaken, hopen en verlossen. Zie Rom. 8 : 21 en Hebr. 2 : 15.
a. In Judas 5 komt een Grieks werkwoord voor, dat verlossen, genezen, behouden, redden betekent. Van dit werkwoord is een kernwoord af te leiden dat als betekenis heeft: behoud, heil, zaligheid.
b. in de Evangeliën wordt op vele plaatsen duidelijk gemaakt waarom de Heere Jezus Zijn weg op aarde gegaan is. Steeds worden mensen uit de macht van ziekte (blinden, lammen); van zonde (zondaren, hoeren en tollenaars); van dood (Lazarus); van duivel en demonen bevrijd. Zie Matth. 11 : 4 en 5; Luk. 11 : 20.
c. in de brieven van Paulus, waar het thema bevrijding het nadrukkelijkst naar voren komt, wordt het sterven en de opstanding van de Heere Jezus als grondslag voor elke vorm van bevrijding gezien.
Christus is éénmaal gestorven waardoor een volkomen verlossing voor de Zijnen is aangebracht. Zie Rom. 5 : 9; Gal. 3 : 13.
Daarnaast wordt ook gesproken over de toekomende bevrijding, over de verlossing van de toekomende toorn. Zie Rom. 8 : 21.
Deze rust echter ook op het volbrachte werk van de Zaligmaker.
d. „Bevrijding is gericht op scheiding en gericht op een doel." (Dr. J. Reiling) Scheiding wil zeggen, bevrijding van iets:
Scheiding wil zeggen, bevrijding van iets:
1. van de zonde, d.w.z. losmaking van de onderworpenheid aan de zonde, of van de vijandschap jegens God. Zij houdt bij Paulus ook in nl. vergeving van de schuld. Hier staat de kern van de leer van de rechtvaardigmaking om niet. Zie Rom. 3 : 21-26.
2. van de dood. Deze is door Christus overwonnen, zodat deze over Zijn kerk niet meer heerst. Zie 1 Kor. 15 : 26.
3. van de machten. De machten waarover Paulus spreekt en die onder meer tronen, krachten en overheden worden genoemd, worden door de meeste theologen gezien als gevallen engelen. Zij maken ook deel uit van de schepping. Zie Col. 1 : 16; 1 Kor. 15 : 24.
Deze machten dwingen de mensen, die hen onderworpen zijn, te leven zonder God. Alleen door Christus worden deze machten onttroond. — Bevrijding leidt ook tot een doel, d.i. bevrijding tot:
1. een nieuwe gehoorzaamheid.
De oude gehoorzaamheid aan de duivel wordt opgezegd en een nieuwe, nl. aan God wordt als vrucht van de bevrijding beleefd. De hoofdsom van de wet wordt nu het richtsnoer van het leven.
De hoofdsom van de wet wordt nu het richtsnoer van het leven.
2. een leven in vrijheid.
Vrijheid is het vrij zijn van de macht der zonde. Hoewel de sociale gerechtigheid en vrijheid van belang zijn, ligt de diepste betekenis in de woorden van Paulus (Rom. 8 : 21): „de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods".
4. Korte samenvatting
In het O.T. staat de uittocht, exodus, uit Egypte centraal. De nadruk wordt gelegd op de bevrijding van overheersers. Dit zien we ook duidelijk bij de Richters en in de ballingschap. De bevrijding van het volk Israël heeft een tweevoudig aspect: verlossing van en verlossing tót. Verlossing van het volk uit slavernij, opdat het Zijn lof zal vertellen.
Een ander aspect is dat van de lossing, de loskoping, de vrijkoping van iemand of iemands bezit dat hij verloren had.
Dit zelfde thema vinden de eveneens terug in het N.T. Hierin wordt de verlossing steeds verbonden met het offer dat de Heere Jezus heeft gebracht. Het bloed van Christus speelt daarbij een zeer belangrijke rol. Door Zijn bloedstorting bevrijdt Christus zondaren van de slavernij der zonde en maakt Hij hen kinderen Gods, opdat zij Zijn lof zullen vertellen. Zie Jes. 43 : 21. Zowel in het O.T. als in het N.T. gaat het om de verlossing van zonde en ongerechtigheid door het bloed van Christus en het gesteld worden in de vrijheid der kinderen Gods.
Het gaat om de persoonlijke verhouding tot God.
5. Tehologische lijnen
De reformatoren en onze belijdenisgeschriften spreken zeer duidelijk over de bevrijding (verlossing) van de zonde door het offer van Christus, waardoor Gods kinderen in beginsel weer tot eer van God gaan leven.
— Joh. Calvijn: „verder, wanneer in tegenspoed troost beloofd wordt, vooral wanneer de bevrijding der Kerk beschreven wordt, wordt het vaandel van vertrouwen en hoop in Christus Zelf opgestoken". (Inst. II hfdst. VI, 3). In dit gedeelte van de Institutie laat Calvijn zien dat Christus de Bevrijder (Verlosser) van Zijn Kerk is.
—• Luther in „Over de vrijheid van de christen":
„Van alles wat we zeiden is dit de slotsom, dat een christen niet in zichzelf leeft, maar in Christus en in zijn naaste: in Christus door het geloof, in de naaste door de liefde. Door het geloof stijgt hij boven zichzelf uit in God; uit God daalt hij weer af beneden zichzelf door de liefde — en toch blijft hij zonder onderbreken in God en in goddelijke liefde."
— H. Catechismus, zondag 12 en 13: in deze zondagen wordt gesproken over Christus als de enige Verlosser en het leven van een christen dat bestaat uit een zich opofferen aan Hem, een leven tot eer van Hem.
— Dordtse leerregels: „maar alzo wij zelf niet kunnen genoegdoen en ons van de toorn Gods bevrijden, zo heeft God uit oneindige barmhartigheid Zijn eniggeboren Zoon ons tot een Borg gegeven, die, opdat Hij voor ons zou genoeg doen, voor ons of in onze plaats, zonde en vervloeking aan het kruis geworden is".
„Deze dood des Zoons Gods is de enige en volmaakte offerande en genoegdoening voor de zonden, van oneindige kracht en waardigheid, overvloediglijk genoegzaam tot verzoening van de zonden der ganse wereld". (Hfdst. II art. 2 en 3).
— Doopsformulier: „en als wij in de naam des Zoons gedoopt worden, zo verzegelt ons de Zoon dat Hij ons wast in Zijn bloed van alle zonden, ons in de gemeenschap Zijns doods en Zijner wederopstanding inlij-vende, alzo wij van onze zonden bevrijd en rechtvaardig voor God gerekend worden".
6. De moderne theologie
De exodus-gedachte staat in de theologie der bevrijding centraal (Moltmann, Cullmann). De uittocht maakt vrij van de machten. Zoals eenmaal het volk Israël uittrok en aan de religieuze, politieke en maatschappelijke machten ontsnapte, zó heeft nu ook de kerk een taak om de mensheid te helpen zich vrij te maken van machten van velerlei aard. Deze theologie wil zich bewust beperken tot de vragen van politiek en maatschappij. Zij meent zich hiervoor geheel op het O.T. te kunnen beroepen, waarin ook een sterke roep om gerechtigheid opklinkt. Er is in deze theologie een sterk accent niet op de hemelse toekomst, maar op een sterk aards gerichte toekomstverwachting.
Theologen in het voetspoor van Moltmann zal men altijd horen spreken over hun verlangen naar recht, naar een socialisering van de mensheid en naar vrede voor heel de schepping. Moltmann geeft echter zelf toe sterk beïnvloed te zijn door de joodse, neomarxistische denker Ernst Bloch. In hun werken wordt slechts gesproken van één werkelijkheid, het hier en nu. Een samengaan van marxisme en christendom is onmogelijk. Het christelijk geloof laat zich niet verenigen met een stelsel dat ideologisch van aard is. Wie de heerschappij van God wil delen met anderen, zal ontdekken dat hij God verliest. De Heere geeft Zijn eer aan geen anderen.
De overname van de exodus-gedachte uit de Bijbel geschiedt dan ook op een ideologische wijze. De naam en enkele begrippen worden overgenomen, maar de geschiedenis wordt uit zijn verband gerukt en krijgt daardoor een betekenis die in strijd is met de bijbelse bedoeling.
Dr. Th. C. Vriezen wijst daarop in „Breuklijnen in kerk en theologie": „we moeten duidelijk zeggen: wie wel weet te spreken over een bevrijding van, maar daarbij de bevrijding tot de ware dienst van God buiten het gezichtsveld laat, die verliest de bijbelse gedachte van exodus. Sterker nog: in de plaats van de ene heerschappij komt hij ondier de andere heerschappij. Die nieuwe heerschappij is dan niet de bevrijdende heerschappij van Israëls God. Dat is geen wonder, want de wet van God, die Hij juist als Bevrijder aan Israël afkondigt, wordt onbesproken gelaten. Hier treffen we de diepste krisis van de moderne theologie aan. Men spreekt over God met woorden die hun inhoud niet aan de openbaring van God ontlenen. Men vult de woorden met een eigen inhoud, en wordt zo vreemd aan de God van het verbond".
7. Literatuur
1. A. Trommius, Ned. Concordantie van de Bijbel.
2. J. Calvijn, Institutie (vert. idT. A. Sizoo) deel II hfdst. VI, 3, v.v.
3. Themanummer „Bevrijding". Daniël, 24e jrg. nr. 22.
4. „Daniël", 29e jrg. (1975) nr. 9.
5. „Mivo" nr. 13, april 1975, „Bevrijding".
6. Ir. J. v. d. Graaf, J. A. E. Vermaat, Prof. Dr. W. H. Velema, „Bezinning op bevrijding in de oecumene". Uitg.: Buyten en Schipperheyn, Amsterdam, 1975.
8. Gespreksvragen
1. Waarom mocht Israël zijn bevrijding uit Egypte niet vergeten en hoe hield men deze gedachte levend?
2. Wat is het kenmerkende verschil tussen de moderne vrijheidsgedachte (de mens is mondig) en de christelijke vrijheid?
3. Op welke manieren en van welke kanten wordt de vrijheid in onze samenleven telkens weer bedreigd en zelfs misbruikt?
Wat kan daar tegen gedaan worden?
4. Waarom kunnen christendom en marxisme niet samengaan?
5. Wat zijn de machten door welke wij volgens Gods Woord gebonden worden en hoe kunnen we daarvan bevrijd worden?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1976
Salvo | 6 Pagina's