Christelijke vrijheid
Inleiding
'Zo vrij als een vogel in de lucht'. Een bekende uitdrukking in onze taal. In deze uitdrukking wordt de vrijheid van een vogel positief gewaardeerd. De kunst van het vliegen en alle vrijheid die dat met zich meebrengt worden door de mens blijkbaar erg op prijs gesteld. Wat is vrijheid eigenlijk en waarom vinden we vrijheid zo belangrijk? Vrijheid heeft door de eeuwen heen al veel gemoederen in beweging gebracht. Er werden en worden heel wat oorlogen om gevoerd. Bijvoorbeeld de strijd van ons volk in de zestiende en zeventiende eeuw tegen de Spaanse overheersing of tijdens de Tweede Wereldoorlog tegen de Duitse bezetter. Om de staatkundige en geestelijke vrijheid van onze westerse beschaving te handhaven werd een bloedige strijd geleverd. Ons land is daardoor nog steeds een democratie met vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst en vrijheid van onderwijs. Vrijheid is een begerenswaardige zaak. Niet alleen in grote, maar ook in kleine dingen, eigenlijk op alle terreinen van het leven. De peuter die uit de box wil, de tiener die op eigen benen wil staan, de werknemer die niet de knellende band van een strakke organisatie wil accepteren; het zijn allemaal voorbeelden van de mens die de vrijheid zoekt, de mens die vrij wil zijn. In deze schets gaat het over de vrijheid van een christen. Met een christen wordt in deze schets een ware gelovige bedoeld. Een mens die met zijn schuld en zonde de toevlucht heeft genomen tot de Heere Jezus Christus, in Wiens bloed hij zich gereinigd weet.
Hoofdstuk 1 gaat in op de vrijheid van de mens in het algemeen. Hoofdstuk 2 beschrijft de vrijheid van een christen. In Hoofdstuk 3 wordt weergegeven hoe deze vrijheid in het dagelijks leven gestalte krijgt. Tenslotte sluit hoofdstuk 4 af met een korte samenvatting van de schets.
1. De vrijheid van de mens
HET WOORD 'VRIJHEID' OF 'VRIJ' HEEFT AFHANKELIJK VAN DE SITUATIE VERSCHILLENDE BETEKENISSEN:
"IK BEN VRIJ", ZEGT DE SCHOLIER DIE VAKANTIE HEEFT.
"IK BEN VRIJ', ZEGT DE BANKOVERVALLER DIE ZIJN STRAF HEEFT UITGEZETEN.
"IK BEN VRIJ", ZEGT DE NEDERLANDER OP 5 MEI.
"IK BEN VRIJ ", ZEGT DE HIPPIE DIE RADICAAL BREEKT MET ALLERLEI TRADITIES VAN VORIGE GENERATIES.
DE OVEREENKOMST TUSSEN AL DEZE VERSCHILLENDE BETEKENISSEN IS DAT VRIJHEID OF VRIJ ZIJN IN IEDER GEVAL ALS POSITIEF ERVAREN WORDT. MAAR IS VRIJHEID OF VRIJ ZIJN OOK ALTIJD POSITIEF?
DE BEKENDE VAN DALE GEEFT VAN HET WOORD 'VRIJHEID' DE VOLGENDE BETEKENISSEN: ONAFHANKELIJKHEID, ONGEDWONGENHEID. ONBELEMMERDHEID.
BIJ HET WOORD 'VRIJ' STAAT HET VOLGENDE: OVER ZICHZELF NAAR GOEDDUNKEN KUNNEN BESCHIKKEN, NIET GEVANGEN, ONDERWORPEN OF BEZET, DOOR NIETS BEPERKT, GEBONDEN OF BELEMMERD.
"Over zichzelf naar goeddunken kunnen beschikken" zo zegt Van Dale. Maar is een mens tot dat goeddunken in staat?
Vrijheid wordt dus opgevat als het niemand boven zich hebben en het niet gebonden zijn aan regels en wetten, die de lusten van de mens intomen. Vrijheid wil zeggen: zonder beperkingen, zonder verplichtingen, zonder gezag, kortom: kunnen doen en laten wat je wilt. Maar wat wil de mens?
Bovenstaande vragen hebben alles te maken met de verhouding tussen God en de mens. God heeft de mens geschapen. Voor antwoorden op deze vragen moeten we terug naar het begin: de schepping.
De mens voor de zondeval
De mens is door God geschapen, goed, rechtvaardig, heilig en met een vrije wil. Adam en Eva dienden de Heere vrijwillig. Hun wil was wat God wilde. God gaf hun de heerschappij over heel de schepping. Ze waren vrij en konden gaan en staan waar ze wilden. Vrijheid betekende voor hen niet dat ze zonder regels en wetten leefden of dat ze niemand boven zich hadden. Zij leefden naar Gods wil, volmaakt, ongedwon gen, zonder zonde. Dat was hun vrijheid.
De mens na de zondeval
In het paradijs luisterde Eva naar de satan die haar voorstelde van de verboden boom te eten. Adam en Eva zouden daardoor als God worden en vrij zijn van Hem. Het eten van de boom zou haar en Adam de vrijheid geven zelf uit te maken wat goed voor hen was. De mens heeft in deze eerste ouders deze vrijheid nagestreefd en het werkt tot op de dag van vandaag nog steeds door.
Door te eten van de boom hebben Adam en Eva Gods gebod overtreden en uit vrije wil de zonde gedaan. In Adam hebben alle mensen hun uitnemende gaven, die zij van God ontvangen hadden verloren en niets anders dan wat kleine resten daarvan overgehouden. Uit vrije wil is de mens de zonde en dus de dood en vervloeking onderworpen geworden. Hij is een dienstknecht geworden van de duivel, een slaaf van de zonde. De vloek van de wet rust op hem en de eis om de wet te houden, die onverminderd van kracht blijft, wil en kan hij niet vervullen. Zo zit de mens gewillig gevangen in zijn eigen lusten en begeerten. Elke poging om zich nog meer los te maken van de Heere brengt alleen maar meer ellende. De vrije wil is veranderd in een geknechte wil, geneigd om het kwade te doen.
Hierdoor heeft de mens een verkeerde opvatting van vrijheid. De ware vrijheid van de mens bestaat niet in het ongebonden zijn. Omdat de mens zondig is, leidt ongebondenheid tot losbandigheid. Die vrijheid brengt mensen in de diepste ellende. Dat soort vrijheid gaat ten koste van de naaste. De ware vrijheid bestaat uit het gebonden zijn aan Christus, aan de Heere en Zijn dienst. Die vrijheid brengt mensen de diepste vreugde en die vrijheid komt de naaste ten goede.
De jongste zoon uit de gelijkenis van de verloren zoon zocht de vrijheid door het ouderlijk huis te verlaten en is in een ver land bij de zwijnentroggen terechtgekomen. Hij kon ongebonden leven en wilde daarmee uit het leven halen wat erin zat. Toen ontdekte hij dat die vrijheid niets anders was dan slavernij en hij ging terug naar het huis van zijn vader om te vragen of hij zijn dienstknecht mocht zijn.
2. De vrijheid van een christen
WAT VOOR BETEKENIS GEEFT DE BIJBEL AAN HET BEGRIP 'VRIJHEID'? HEEL VAAK BETEKENT HIER HET BEGRIP 'VRIJHEID' DAT JE ERGENS VRIJ VAN BENT. JE KUNT VRIJ ZIJN VAN SLAVERNIJ, VAN EEN BEPAALDE AFGODENDIENST, VAN BETALING VAN BELASTING ENZ.
HET VRIJ-ZIJN-VAN KRIJGT EEN DIEPERE BETEKENIS, WANNEER GELET WORDT OP DE GEESTELIJKE SLAVERNIJ. ZONDER CHRISTUS BEN JE EEN SLAAF VAN DE ZONDE.
2.1 Vrij-zijn-van
Bevrijd uit de macht van satan...
De zonde heeft je zó in zijn macht, dat je uit jezelf niet in staat bent om iets te doen wat niet zondig is. De 'vruchten' die deze slavernij oplevert zijn voor de dood (Romeinen 7 : 5). Je wordt meegesleept door de zonde, zonder dat je het zelf erg vindt. Het is zelfs zo erg, dat je heel veel zonden niet eens als zonden ziet. Een voorbeeld hiervan is het roddelen over anderen, waaraan iedereen zich wel eens schuldig maakt. Soms onder het mom van 'de waarheid mag gezegd worden', waarmee de zonde goed gepraat wordt. Zonde is dan geen zonde meer. Wanneer je door de wet je schuld bent gaan zien, gaan de zonden echter steeds zwaarder drukken. Je ervaart die als een last, als een vloek die op je ligt. Uit deze vloek van de slavernij kan alleen Jezus Christus redden. Aan het kruis op Golgotha heeft Hij deze vloek gedragen. Door Zijn opstanding heeft Hij deze vloek overwonnen, om zo het eeuwige leven te geven aan allen die door genade in Hem geloven. Wie door Hem is losgekocht, is niet langer onder de heerschappij van de satan en de zonde. Dan kom je onder de heerschappij van Christus en word je Zijn dienstknecht. Dat geeft de ware vrijheid. De vrijheid van Christus is niet een bevrijding van aardse machten, maar een bevrijding uit de macht van satan, van de zonde en van de dood. Het is ook een bevrijding van het juk van de wet, die eist: doe dit en gij zult leven. Deze bevrijding levert vruchten op, niet meer voor de dood, maar voor God. Je wordt dus weer dienstknecht, maar deze dienstbaarheid maakt vrij.
... om als koning te heersen
Wie Christus als Koning heeft gekregen, is aan Hem verbonden zoals een bruid met haar bruidegom. Dit betekent dat een christen alles van Christus als het zijne mag aannemen, terwijl Christus alles van de mens aanvaardt als het Zijne. Christus vol van genade, leven en heerlijkheid, de mens vol van zonden, dood en schuld. In het Oude Testament was de eerstgeboren zoon van grote waarde. Hij ontving de heerschappij en het priesterschap. Christus is de Eerstgeborene van de Vader. In Christus zijn alle gelovigen koningen en priesters. Het koningschap geeft een christen geen macht en bezittingen zoals koningen en vorsten op aarde. Het is een geestelijk koningschap, dat kracht en macht geeft in verdrukking. Zoals Paulus schrijft in 2 Korinthe 12 : 9 "En Hij heeft tot mij gezegd: Mijn genade is u genoeg; want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht. Zo zat ik dan veeI liever roemen in mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus in mij wone." Door dat koningschap heeft een christen in beginsel de heerschappij over het leven, over de dood, over de zonde, over alle dingen gekregen.
Paulus zegt daarvan in 1 Korinthe 3 : 22, 23 "(...) hetzij de wereld, hetzij leven, hetzij dood, hetzij tegenwoordige, hetzij toekomende dingen, zij zijn allen uwe. Doch gij zijt van Christus, en Christus is Gods." Vaak is daar in dit leven nog weinig van te zien. In de strijd tegen de zonde moet een christen vaak het onderspit delven. In de wereld lijkt de ongerechtigheid te heersen en te overwinnen. Toch zijn er ook momenten waarop een christen door Gods kracht de zonde overwint, momenten waarop hij niet bang is voor degenen die wel het lichaam kunnen doden, maar niet de ziel. Vervolging, haat of een spottende opmerking van een collega kunnen dan wel pijn doen, maar dan wordt het toch een vreugde om deze versmaadheid om Christus' wil te dragen. Dan kan zelfs de verschrikking van de dood voor een moment naar de achtergrond verdwijnen. Een christen kan dan met Paulus dood en zonde tarten en zeggen: "Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning? De prikkel nu des doods is de zonde; en de kracht der zonde is de wet. Maar Gode zij dank, Die ons de overwinning geeft door onzen Heere Jezus Christus." (1 Korinthe 15 : 55, 56, 57) . Eenmaal zal dit koningschap volkomen zijn. Dan zal de strijd voorbij zijn en de overwinning gegeven worden, "...en zij zullen als koningen heersen in alle eeuwigheid."
(Openbaring 22:5).
2.2 Vrij-zijn-voor
Bevrijd voor Gods koninkrijk ...
Het begrip 'vrijheid' heeft in de Bijbel ook nog een andere betekenis, namelijk die van vrij-zijn-voor. Christenen zijn geroepen om vrij te zijn, zegt Paulus, en onmiddellijk voegt hij daaraan toe: "alleenlijk gebruikt de vrijheid niet tot een oorzaak voor het vlees; maar dient elkander door de liefde" (Galaten 5 : 13). Het vrij zijn van de heerschappij van de zonde is tegelijk de vrijheid voor iets anders. Namelijk de vrijheid om dienstbaar te zijn in Gods koninkrijk.
Vrij zijn is onlosmakelijk verbonden aan gebonden zijn, gebonden aan de Heere en Zijn dienst. Die twee aspecten worden ook in vraag en antwoord 90 van de Heidelbergse Catechismus genoemd: de opstanding van de nieuwe mens is een lust en liefde (dat is het vrij-zijnvoor) om naar de wil van God (dat is de gebondenheid) in alle goede werken te leven. Het is dus een gebondenheid aan de wil van God, aan de wet van God. Bewust bepaalde dingen doen en andere dingen nalaten omdat de Heere dat wil. En dat door Gods kracht ook kúnnen, omdat een christen bevrijd is van de heerschappij van de oude mens, die hier helemaal geen zin in heeft.
Dit is een heel andere manier van spreken over vrijheid en vrij zijn dan wat tegenwoordig gebruikelijk is. Men heeft het vandaag alleen over vrij-zijn-van: vrij zijn van onderdrukking, van mannenheerschappij, van discriminatie, enz. Maar.... wil men vrij zijn om vervolgens de Heere te dienen? Nee! Wie God niet kent, wil vrij zijn om vervolgens zelf te beslissen wat men wel en niet doet. Autonomie is het kernwoord. Een ander moet niet voor mij beslissen, ik mag en kan dat voor mijzelf. Maar de moderne mens beseft ook wel dat er rekening gehouden moet worden met anderen. Dat men dus niet altijd kan doen en laten wat men zelf wil. De vrijheid blijkt geen echte vrijheid te zijn, maar wordt beperkt door anderen. Dat komt omdat het geen echte vrijheid is, maar een schijnvrijheid, die ten diepste egoïstisch is en ten koste gaat van de ander.
Wie vanuit de christelijke vrijheid iets laat omwille van een ander, voelt zich echter niet beperkt, maar geeft juist invulling aan zijn vrijheid. Het dienen van God en zijn naaste is onderdeel van zijn vrijheid. "Een christen zegt niet: Dankzij Christus ben ik vrij, maar die vrijheid wordt ingeperkt door wat God en mijn naaste van mij willen. Een christen zegt: Dankzij Christus ben ik vrij en dus kan ik God en mijn naaste geven wat hun toekomt" (J. Douma, Christelijke levensstijl, 1993, p. 32).
om als priester te dienen
Wanneer Luther schrijft over de vrijheid van een christen, dan vat hij die vrijheid samen in twee stellingen: " een christen is in vrijheid heer van alle dingen en niemands onderdaan, een christen is in dienstbaarheid knecht van alle dingen en ieders onderdaan " (M. Luther, Werken van Maarten Luther, 1959, p.136). Deze twee uitspraken lijken elkaar tegen te spreken. Toch vormen ze een eenheid: het één staat niet los van het ander. Paulus spreekt hier ook over in 1 Korinthe 9 : 19 "Want daar ik van allen vrij was, heb ik mijzelven allen dienstbaar gemaakt, opdat ik er meer zou winnen. "Zo is het ook met Christus: Hij is Heere van allen, maar is ook als andere mensen geboren uit een vrouw en 'geworden onder de wet'. Hij was tegelijk vrije en dienstknecht (uit vrije wil!). Hij was tegelijk in de gestalte van God en in de gestalte van een knecht. Een christen is niet alleen koning, maar ook priester. Dit priesterschap vervul je door God en je naaste te dienen. Bijvoorbeeld in de kerk: door aandacht te heb ben voor gemeenteleden die het moeilijk hebben, door praktische hulp te bieden aan oudere mensen die niet meer zo vitaal zijn, door je in te zetten voor het jeugdwerk, voor evangelisatie. Maar ook in je persoonlijke omgeving: door bijvoorbeeld de langdurige ruzie met je klasgenoot bij te leggen, door regelmatig een praatje te maken met de buurvrouw die zo eenzaam is. Kortom: door het goede te zoeken voor iedereen die op je pad komt, door te doen wat je hand vindt om te doen en met je leven anderen voor Christus te winnen. Juist in dat laatste komt de liefde tot de naaste tot uiting. Bij de liefde tot de naaste denken wij zo vaak alleen aan tijdelijke zaken. Maar liefde betekent juist ook dat we oog hebben voor het eeuwig welzijn van onze naaste. Dan vinden we het erg als onze collega's, vrienden of familie voor eeuwig verloren zouden gaan.
De vrijheid die Christus geeft, is ten dienste van de naaste,,.,. Daarom zegt Paulus in Galaten 5 als hij het heeft over de christelijke vrijheid:: "maar dient elkander door de liefde, want de gehele wet wordt vervuld in één woord, namelijk in dit: Gij zult uw naaste liefhebben gelijk uzelf".
Deze goede werken doet een christen uit liefde en uit dankbaarheid.
Dankbaarheid vanwege de verlossing van de zonde en schuld. Christus heeft ons vrijgemaakt en vernieuwd door Zijn Geest, opdat wij met ons hele leven hiervoor dankbaarheid zouden bewijzen, zegt de Heidelbergse Catechismus (vraag en antwoord 86).
Een christen zal dus vrijwillig, in vrijheid de gestalte van een dienstknecht aannemen. Je gaat je naaste dienen en behandelen zoals God in Christus met jou handelt. Zoals je naaste in nood is en je hulp nodig heeft, zo ben je ook zelf voor Gods aangezicht in nood en heb je Zijn barmhartigheid nodig. Zoals God de mens is te hulp gekomen, zo moet een christen ook zijn naaste helpen. De mens leeft niet voor zich alleen. Paulus schrijft hierover in Romeinen 14 : 7: "Want niemand van ons leeft zichzelven, en niemand sterft zichzelven. Want hetzij dat wij leven, wij leven den Heere; hetzij dat wij sterven, wij sterven den Heere. Hetzij dan dat wij leven, hetzij dat wij sterven, wij zijn des Heeren". Een christen werkt niet alleen om zelf in zijn onderhoud te kunnen voorzien, maar ook om iets te kunnen geven aan degene die gebrek hebben. Met vreugde en liefde is de christen dienstbaar aan zijn naaste en hij vervult op die manier de wet van Christus. Zo vermaant Paulus de Filippensen: "Want het gevoelen zij in u, hetwelk ook in Christus Jezus was. Die in de gestaltenis Gods zijnde, geen roof geacht heeft Gode even gelijk te zijn; Maar heeft Zichzelven vernietigd, de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen hebbende, en is den mensen gelijk geworden; En in gedaante gevonden als een mens, heeft Hij Zichzelven vernederd, gehoorzaam geworden zijnde tot den dood, ja, den dood des kruises" (Filippensen 2 : 6-8). Paulus wijst erop dat de werken van een christen op het welzijn van de naaste gericht moeten zijn. Hij stelt Christus als voorbeeld. Christus is vol van de gestalte Gods en bezit overvloed van alle goederen zodat Hij geen werken en lijden nodig heeft om rechtvaardig en zalig te worden. Toch maakte Hij Zich gelijk aan alle andere mensen, alsof Hij niets bezaten alles nodig had, dienend, zodat Hij Zijn kinderen in Zijn bezittingen zou kunnen laten delen.
3. De praktijk
ZOALS DUIDELIJK IS GEWORDEN, HEEFT CHRISTELIJKE VRIJHEID ALLES TE MAKEN MET CHRISTELIJKE LEVENSSTIJL. BIJ DE WEDERGEBOORTE WORDT HET HART VERNIEUWD. DEZE VERNIEUWING BETEKENT DAT DE OUDE MENS WORDT AFGELEGD EN DE NIEUWE MENS WORDT AANGEDAAN (EFEZE 4 : 22-24). DAT UIT ZICH IN LEVENSSTIJL. "EEN CHRISTELIJKE LEVENSSTIJL IS DIE MANIER VAN LEVEN, WAARIN MENSEN IN CHRISTELIJKE VRIJHEID EN IN VERBONDENHEID MET DE GEMEENTE VAN CHRISTUS VORM GEVEN AAN DE NAVOLGING VAN CHRISTUS" (J. DOUMA, CHRISTELIJKE LEVENSSTIJL, 1993, P. 39).
Christelijke levensstijl
Christelijke levensstijl is dus niet een kwestie van geboorte en afkomst, maar van wedergeboorte. De christelijke levensstijl komt voort uit het vernieuwde hart. Daarom heeft de christelijke levensstijl door alle eeuwen en op alle plaatsen dezelfde kenmerken. Deze kenmerken zijn het leven naar Gods geboden. De precieze invulling daarvan kan per tijd en per cultuur verschillen. Zo kan bijvoorbeeld op het zendingsveld het niet-eten van vlees dat aan de afgoden is geofferd tot de christelijke levensstijl horen. In het Westen zal dat niet voorkomen, maar kan bijvoorbeeld het niet opgaan in materialisme de christelijke levensstijl stempelen.
De christelijke levensstijl is ook enig in zijn soort. Wij zetten de christelijke levensstijl vaak naast die van de wereld of de islamieten. Bijvoorbeeld om de verschillen eens op een rijtje te zetten. Maar in het Nieuwe Testament wordt de christelijke levensstijl tegenover de andere levensstijlen gezet. Wie niet christelijk leeft, dat is: wie niet uit Christus leeft, leeft heidens of werelds.
Dat wil niet zeggen dat het gedrag van christenen voor de wereld (altijd) vreemd en onbegrijpelijk is. Het gedrag van een christen is anders dan dat van heidenen, maar dat 'anders' zit meestal in 'gewone' dingen. Zoals niet liegen, niet stelen, niet kwaad blijven, geen grove taal gebruiken enz. (Efeze 4 : 25) Natuurlijk weten heidenen ook dat het goed is om niet te liegen, te stelen enz. Soms leven ze er zelfs naar en zijn ze een voorbeeld voor christenen (Romeinen 2 : 14). Maar dan nóg is er een verschil. Het gaat om de gezindheid waarom men niet steelt en niet liegt. Als dat niet is uit liefde tot God, dan zijn het toch geen 'goede werken'. Alles wat niet uit het geloof is, dat is zonde (Romeinen 14 : 23).
De christelijke levensstijl gaat ook verder dan de 'gewone dingen'. In de wereld om ons heen is het redelijk gewoon om je vijanden te haten. "Maar Ik (Jezus) zeg u: Hebt uw vijanden lief; zegent ze, die u vervloeken; doet wel degenen, die u haten; en bidt voor degenen, die u geweld doen, en die u vervolgen. Opdat gij moogt kinderen zijn uws Vaders" (Mattheüs 5 : 44, 45). Een christen wil Christus hierin navolgen, maar dit levert iedere dag weer opnieuw een strijd op.
Hoewel een christen innerlijk vernieuwd is, heeft hij zijn leven lang te strijden met de oude mens. De oude mens die onderworpen moet worden aan de nieuwe mens. De nieuwe mens van een christen is gelijkvormig aan Gods wil en dient God in vrijwillige wederliefde. Maar ter wijl hij dit doet, komt hij helaas in zichzelf een tegenovergestelde wil tegen. Deze tegenovergestelde wil doet er alles aan om de wereld te dienen. Een christen die bijvoorbeeld zijn belastingformulier naar eer en geweten probeert in te vullen, maar tegelijkertijd steeds de neiging ervaart om het toch maar niet zo nauw te nemen, zal op dat moment een strijd voeren tegen de oude mens. Paulus zegt hierover in Romeinen 7 : 18-21: "Want ik weet, dat in mij, dat is, in mijn vlees, geen goed woont; want het willen is wel bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet. Want het goede, dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik. Indien ik hetgene doe, dat ik niet wil, zo doe ik nu hetzelve niet meer, maar de zonde die in mij woont. Zo vind ik dan deze wet in mij: als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt."
UIT EEN BRIEF VAN EEN ZOON AAN ZIJN VADER: "CHRISTENEN HEBBEN DUS ALLEMAAL IETS VAN EEN VLINDER IN EEN COCON. ER ZIT EEN LEVEN VAN SCHOONHEID, VAN VLIEGEN, VAN GRATIE IN ZE (DAT IS WAT ZIJ IN WERKELIJKHEID ZIJN) MAAR DIT LEVEN ZIT OPGESLOTEN IN IETS WAT TEGENGESTELD IS AAN SCHOONHEID, VLIEGEN EN GRATIE. ZE ZIJN VOORBESTEMD OM TE VLIEGEN, MAAR VOORLOPIG IS HUN LEVEN EEN LEVEN VAN OVERGANG. HET ZIJN VLINDERS DIE AAN HET VERPOPPEN ZIJN. (...)
DUS PA, DENK NU GEEN MOMENT DAT U ZICHZELF WEL KUNT BEVRIJDEN UIT DIE COCON, OF DAT U OP EIGEN KRACHT HET ZELFS MAAR HEEL ERG KUNT WILLEN OM BEVRIJD TE WORDEN. DE MOTIVATIE EN DE KRACHT OM EEN LEVEN TE LEIDEN ZOALS GOD HET WIL, KOMEN PAS ALS GODS LEVEN AL IN U WOONT. VERANDERING IS HET GEVOLG, NIET DE OORZAAK VAN UW VERLOSSING."
(ULT: DR. GREGORY BOYD & EDWARD BOYD, BRIEVEN VAN EEN SCEPTICUS, 2001, p. 177)
Christen zijn in de gemeente
Sterken en zwakken
Een christen moet doen wat goed is voor iedereen, maar in het bijzonder voor zijn geloofsgenoten (Galaten 6 : 10). Het volgen van Christus brengt met zich mee dat men gericht is op de ander. Als de gemeenteleden één lichaam vormen kan het niet zo zijn dat het oog tegen de hand, of het hoofd tegen de voet zegt: ik heb je niet nodig (1 Korinthe 12 : 21). De weg van de liefde, die Paulus zo indrukwekkend onder woorden brengt (1 Korinthe 13), is de weg die men in de eerste plaats in de gemeente moet bewandelen.
In de gemeente van Rome geloofde de één dat hij alles mocht eten en drinken, terwijl de ander alleen plantaardig voedsel at en het eten van vlees of het drinken van wijn veroordeelde. De één stelde de ene dag boven de andere, de ander stelde alle dagen gelijk (Romeinen 14 : 2, 5, 21). In Korinthe aten sommigen met een vrij geweten offervlees of ander voedsel dat in een afgodstempel gewijd was (1 Korinthe 8 : 10). Een afgod stelt toch niets voor en de aarde met alles wat er in is (ook vlees en ander voedsel) is van Christus. Maar voor anderen was het eten van dergelijk voedsel verbonden aan afgoderij, waarmee ze zich na hun bekering niet meer wilden inlaten.
Paulus schaart zich duidelijk aan de kant van de mensen die wél alles durfden eten en drinken. Zowel in de Romeinse als de Korinthische situatie spreekt hij over 'zwakken' in het geloof, die niet alles durven eten, in tegenstelling tot de 'sterken', die dat wel durven, je zou kunnen zeggen: laten de sterken dan eten en de zwakken niet eten; geef ieder z'n vrijheid! Maar dit moderne advies van wederzijdse verdraagzaamheid (een ieder doe wat goed is in zijn eigen ogen) geeft Paulus niet. Hij zegt wel: "Een iegelijk zij in zijn eigen gemoed ten volle verzekerd." (Romeinen 14 : 5), maar dit betekent niet dat je dus altijd maar kunt doen wat volgens jouw geweten goed is. Paulus bindt de gemeenteleden die vrij zijn in hun geweten om vlees te eten of wijn te drinken, juist op het hart om in bepaalde omstandigheden dit niet te doen. Anderen kunnen misschien daardoor van het geloof afgehouden worden: "Het is goed geen vlees te eten of wijn te drinken, noch iets, waaraan uw broeder zich stoot, of geërgerd wordt, of waarin hij zwak is" (Romeinen 14 : 21). Er kan heel wat op het spel staan. Je kunt andere gemeenteleden 'aanstoot' of 'ergernis' geven, wat ernstige gevolgen kan hebben: "Want zo iemand u, die kennis hebt, ziet in der afgoden tempel aanzitten, zal het geweten deszelven, die zwak is, niet gestijfd worden, om te eten de dingen, die den afgoden geofferd zijn ? En zal de broeder, die zwak is, door uw kennis verloren gaan, om welken Christus gestorven is?" (1 Korinthe 8 : 10, 11). De sterke broeder moet het eten van offervlees in een afgodstempel nalaten, omdat anders zijn zwakke broeder daardoor de afgoden misschien toch weer een plaats geeft in zijn hart. Iets soortgelijks houdt Paulus ook de gemeenteleden in Rome voor: "Verderf dien niet met uw spijze, voorwelken Christus gestorven is" (Romeinen 14 : 15).
De navolging van Christus en de christelijke vrijheid spelen hier een rol. Wat de christelijke vrijheid betreft: er is het vrij-zijn-van, zodat de 'sterken' gelijk hebben dat ze alles durven eten en drinken. Ze hoeven geen benauwd geweten te hebben, zelfs niet wanneer ze in een afgodstempel vlees eten.
Maar het vrij-zijn-van moet altijd ook zijn een vrij-zijn-voor. Wie Christus navolgt en kiest voor Zijn dienst, kiest daarmee ook voor zijn geloofsgenoten. Dan wil je anderen bewaren voor struikelen in de zonde. Christelijke levensstijl betekent het goede zoeken voor de ander, ook al moet je soms dingen nalaten die op zich niet verkeerd zijn. Ook Christus, wanneer men tempelbelasting van Hem eist, stelt aan Petrus de vraag of koningskinderen niet van belasting zijn vrijgesteld. Als Petrus hierop bevestigend antwoordt, laat Hij hem toch naar het meer gaan en zegt: "Maar opdat wij nu geen aanstoot geven, ga heen naar de zee, werp den angel uit, den eersten vis, die opkomt, neem, en zijn mond geopend hebbende, zult gij een stater vinden; neem dien, en geef hem aan hen voor Mij en u" (Mattheus 17).
Christus noemt Zich en de Zijnen vrijen en koningskinderen, die aan niets gebrek hebben en zich toch vrijwillig aan wetten onderwerpen en belasting betalen.
Aanstoot geven en aanstoot nemen
Toch betekent dit niet dat een christen altijd zijn gedrag moet aanpassen aan anderen. Het gaat er namelijk om welke uitwerking je gedrag op anderen heeft. Als dóór je gedrag anderen in de zonde kunnen vallen, moet je je gedrag veranderen. Zo kan het beter zijn om geen offervlees te eten, zoals hierboven is genoemd. Een ander voorbeeld is de besnijdenis van Timotheüs. Paulus laat Timotheüs besnijden. Niet omdat hij dat nodig heeft voor zijn gerechtigheid, maar om de Joden die zwak zijn in het geloof geen aanstoot te geven. In 1 Korinthe 10 : 32 zegt Paulus daarom: "Weest zonder aanstoot te geven". Dit 'aanstoot geven' omschrijft Calvijn als 'ten val brengen'. Het wel of geen aanstoot geven is ook nu nog actueel. Stel, een gemeentelid is verslaafd geweest aan alcohol. Hij weet dat hij terug zal vallen in zijn verslaving, als hij maar een druppel alcohol proeft. Jij weet dit ook, maar toch breng je de ander in verleiding door in zijn bij zijn een wijntje te drinken. In deze situatie is het drinken van wijn in strijd met de christelijke vrijheid. Je geeft aanstoot omdat je met je gedrag de ander ten val kan brengen.
Maar het kan ook zijn dat het gedrag van ware christenen ergernis oproept, uit vijandschap tegen hen. Zo nemen de farizeeën en anderen aanstoot aan Christus (Mattheüs 11 : 6, 13 : 57, 15 : 12, 26 : 31-33). Dit heeft echter niet tot gevolg dat Jezus zich aanpast! Degenen die aanstoot nemen aan het werk van Christus, of zich daaraan ergeren, zijn in dit gevat geen 'zwakken' in het geloof. Zij ergeren zich uit vijandschap. Ook Paulus past in een vergelijkbare situatie zijn gedrag niet aan. Als de Joden vinden dat de besnijdenis nodig is om rechtvaardig te zijn, komt Paulus daartegen in opstand en wil hij niet dat Titus besneden wordt (Galaten 2 : 3). Hij waarschuwt de Galaten voor de judaïsten, die aanstoot nemen aan het feit dat christenen uit de heidenen niet besneden worden. De apostel Paulus besteedt in zijn brief aan hen veel aandacht aan het vrij zijn van de wet. Hij houdt bij voorbeeld nadrukkelijk aan de Galaten voor dat zij vrij zijn van de oudtestamentische verplichting om hun mannelijke nakomelingen te laten besnijden (Galaten 2). Christenen zijn door Christus' werk bevrijd van vloek van de wet (tien geboden). Paulus waarschuwt ernstigtegen iedereen die de christenen wil plaatsen onder een nieuw juk, zodat ze hun vrijheid zouden kwijtraken. "Staat dan in de vrijheid, met welke ons Christus vrijgemaakt heeft, en wordt niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen" (Galaten 5 : 1). Een christen is onder het Evangelie door Jezus Christus vrijgemaakt en in staat van vrijheid gebracht. Het is daarom zijn plicht om in deze vrijheid te blijven staan. Wanneer hij zich laat besnijden, steunt hij daarmee op de werken van de wet om daarmee gerechtvaardigd te worden. Paulus is hierin heel stellig, omdat het vrij-zijn-van in het geding is. Wie hieraan toegeeft, raakt los van Christus (Galaten 5). Als je vandaag de dag zegt dat het gedrag van een ander aanstootgevend is, mag je in het licht van het bovenstaande best eens nagaan waaróm je dat vindt. Is het inderdaad aanstootgevend in de zin van dat je ten val komt? Of komt het voort uit onverdraagzaamheid? Uit vijandschap tegen de christelijke vrijheid waarin een ander mag staan? Aan de andere kant is het ook goed om je eigen gedrag onder de loep te nemen. Geef je aanstoot en breng je anderen tot zonde? Of zegt de ergernis meer iets over degene die zich ergert? Het is in ieder geval duidelijk dat een christen zijn christelijke levensstijl niet kan bepalen zonder op zijn geloofsgenoten te letten. "Dat een iegelijk van ons zijn naaste behage ten goede, tot stichting.Daarom neemt elkander aan, gelijk ook Christus ons aangenomen heeft, tot heerlijkheid Gods" (Romeinen 15 : 2, 7).
Christen zijn in de wereld
Een christelijke levensstijl kan niet losgezien worden van de levensstijl die Christus Zelf vertoond en zijn discipelen ter navolging voorgehouden heeft.
Een christelijke of calvinistische levensstijl wordt door buitenstaanders vaak als 'streng' ervaren. Streng omdat zo'n levensstijl in hun ogen nogal wat offers vraagt. Bijvoorbeeld wanneer een belangrijke positie aan je voorbijgaat omdat er's zondags werk mee gemoeid is, wat je niet wilt doen omdat het niet noodzakelijk is. Toch is de christelijke levensstijl voor een christen niet streng. Wat een christen in Christus ontvangt en wat hij na dit leven aan eeuwige vreugde zal genieten, is alle offers waard die hij moet brengen. Voor Mozes was de versmaadheid van Christus meer waard dan de schatten van Egypte. Want hij zag op de vergeldingvan het loon. Deze 'offers' maken het leven niet somber. Integendeel, het is een vreugde om Gods wil te doen, ondanks de strijd die dit elke dag opnieuw geeft tussen de oude en nieuwe mens. Gehoorzaamheid geeft rust in de ziel.
Toch is de vreugde en blijdschap van Gods kinderen niet uitsluitend geestelijk van aard. Ook van de gewone dagelijkse dingen mag een christen genieten. Als het met betrekking tot christelijke levensstijl over vreugde en genieten gaat, komt ook altijd de christelijke vrijheid aan de orde. Er is verschil van mening onder christenen over wat wel en niet mag. Dat blijkt met name als het over genieten gaat. Bijvoorbeeld over vormen van genot en ontspanning. In het licht van het toekomende leven zou alles wat mooi is in deze wereld moeten verbleken. Vergeleken met wat voor de gelovigen nog komen gaat, zijn alle dingen op aarde van weinig waarde. Het kan erop lijken dat er op deze manier nog nauwelijks te genieten valt van het mooie dat deze wereld ons biedt.
Calvijn maakt ons echter duidelijk dat christenen mogen genieten tijdens hun aardse leven. Hij wijst een overdreven sobere levenshouding af. Een levenshouding waarbij alleen die dingen gebruikt mogen worden die strikt noodzakelijk zijn om te leven en te werken. Kleding en vruchten zijn ons niet al leen gegeven voor ons levensonderhoud, zegt Calvijn, maar ook om ervan te genieten. "Waarom hebben bloemen, goud, zilver, ivoor en marmer anders hun specifieke schoonheid ontvangen? Wie slechts het noodzakelijke gebruik van het geschapene toestaat, berooft de mens van al zijn zintuigen enmaakt van hem een blok hout" (Institutie lll,10,2). Calvijn beschrijft hoe je anderen een angstig geweten kunt bezorgen, door aan hen wetten op te leggen over het al of niet eten van vlees, over feestdagen en kleding en dergelijke. Hij verdedigt dan in het spoor van Paulus de vrijheid van een christen in de betekenis van het vrij-zijn-van. Het zijn goede gaven van God die je ontvangt. Daarom mag je als christen in christelijke vrijheid met een vrij geweten van de mooie dingen in dit aardse leven genieten. Je mag nieuwe bezittingen kopen, van muziek genieten, eten en drinken, nergens wordt het de mens verboden. De Prediker heeft op dit gebied een veel voorkomend kwaad gezien.
Namelijk iemand die rijk is en nergens gebrek aan hoeft te hebben, maar die de macht niet heeft om daarvan te eten (Prediker 6 : 2). Met andere woorden, hij is te gierig om geld uit te geven en te genieten van eten, drinken of bezittingen. De Heere keurt dat af. Het is een gave van God om rijkdom te hebben én de macht te hebben daarvan te eten en zich erin te verblijden (Prediker 5 : 18). Als het goed is brengt dat tot dankbaarheid en dat is tot eer van de Gever. Maar waar het geen noodzakelijke dingen betreft moet je ze met mate gebruiken. Een christen is tevreden met datgene wat hij heeft. "En ik weet vernederd te worden, ik weet ook overvloed te hebben; alleszins en in alles ben ik onderwezen, beide verzadigd te zijn en honger te lijden, beide overvloed te hebben en gebrek te lijden" (Filippensen 4 : 12).
Maar Calvijn kent ook het vrij-zijn-voor, dus de vrijheid om helemaal in dienst van God te leven. Als je de dingen zoekt die boven zijn, worden aardse goederen betrekkelijk en leer je wat christelijke levensstijl is in het leven van alle dag. In het gezin (man en vrouw, ouders en kinderen) en in het maatschappelijk leven (werknemers, werkgevers, collega's). Genieten mag en is bijbels, als het maar gedaan wordt overeenkomstig Gods wil en met de taken die God heeft gegeven. Paulus zegt zelfs in 1 Timotheüs 4 : 4 "(...) er is niets verwerpelijk, met dankzegging genomen zijnde. "Je mag Gods overvloedige gaven niet afwijzen, of heel angstvallig onderscheid maken waar God dat niet gedaan heeft, je moet deze aannemen en God ervoor danken. Naast alle verdriet dat er is in dit leven, is er ook de vreugde over de mooie dingen die God schenkt. Wanneer je niet geniet van het goede dat je gegeven wordt, zondig je.
Maar wanneer dit goede je zo in beslag neemt dat je hierdoor de hemelse dingen vergeet, zondig je ook. Enerzijds kan er een verlangen zijn naar het leven na dit leven. Maar anderzijds zul je met dankbaarheid Gods gaven aannemen en hier op aarde de taak willen vervullen die God je opgelegd heeft. Paulus zegt, dat hij aan de ene kant het liefst ontbonden zou zijn en met Christus zou willen zijn. Maar aan de andere kant weet hij dat het voor de gemeente beter is als hij nog op aarde blijft. De keuze daarvan, laat hij aan de Heere over (Filippenzen 1 : 21-25). Als het goed is, zal die houding het leven van een christen stempelen. In dankbaarheid genieten van het goede dat God geeft. Uitzien naar het eeuwige leven met de Heere. En toch gewillig hier op aarde 'Gods raad uitdienen'.
4. Tenslotte
VRIJHEID IN DE ZIN VAN ONAFHANKELIJKHEID OF HET NIEMAND BOVEN ZICH HEBBEN IS VOOR DE MENS NIET MOGELIJK. JE BENT DOOR GOD GESCHAPEN EN VAN HEM AFHANKELIJK.
De ware vrijheid ligt in de gebondenheid aan de Heere Jezus Christus. Deze vrijheid ontvang je door het geloof in Christus. Christus maakt vrij van de vloek en de eis van de wet. Zijn genade is samen te vatten in wat Luther noemt de zalige ruil. "Gij, Heere Jezus", zo zegt Luther, "zijt mijn gerechtigheid, en ik ben Uw zonde". Het is een geschonken bevrijding. Die vrijheid bestaat niet uit het dienen van jezelf, uit een leven in ongebondenheid, maar uit het dienen van God en de naaste. Het is niet een vrijheid die nu zelf bepaalt naar welke normen en waarden een christen dient te leven. Het is een wandelen naar de Geest, een dienen door de liefde. Dat grote voorbeeld heeft de Christus ons nagelaten in Johannes 13. Daar heeft Hij, die de Meester was, de voeten van de discipelen gewassen. "Want Ik heb u een voorbeeld nagelaten, opdat getij - kerwijs Ik u gedaan heb, gijlieden ook doet. Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Een dienstknecht is niet meerder dan zijn heer, noch een gezant meerder dan die hem gezonden heeft. Indien gij deze dingen weet, zalig zijt gij, zo gij dezelve doet."
Verwerking
Christelijke vrijheid is best een moeilijk onderwerp voor een Mivo. Ondanks dat in deze schets geprobeerd is eenvoudig en duidelijk hierover te schrijven, blijft het voor +16-jongeren een pittig onderwerp. Als documentatiemateriaal is deze Mivo uiteindelijk meer geschikt voor de wat oudere jv-leden of voor leidinggevenden. Om toch aansluiting te vinden bij de wat jongere jv-leden is het belangrijk om door middel van de intro de aandacht al te vangen. Hieronder worden hiervoor verschillende voorbeelden gegeven. Christelijke vrijheid is een onderwerp dat als het goed is ieders persoonlijk leven raakt. In kleinere groepen is het vaak gemakkelijker om over persoonlijke zaken te spreken, dan in de grote groep. Daarom wordt in onderstaande programmasuggestie als verwerkingsvorm gekozen voor de traditionele discussie in groepjes en als afsluiting de plenaire bespreking van de vragen.
Programmasuggestie
Opening
De opening kan gedaan worden aan de hand van Galaten 5 : 1-13 of 1 Korinthe 9.
Intro
Door 'Stille bord discussie' (5-10 minuten) om voorkennis te activeren en om vragen op te roepen.
Inleiding
De inleiding kan gehouden worden met behulp van de schets.
Verwerking
Beantwoorden van (een keuze uit) de vragen en discussiëren over de stellingen in groepjes.
Afronding
De vragen/stellingen plenair bespreken.
Stille bord discussie
Voorbereiding
Schrijf op een bord of op een groot vel 'Christelijke vrijheid'
Spelregels
1. Er mag niet gepraat worden.
2. Er mag niet meer dan 1 persoon naar voren komen.
3. De jongeren moeten de woorden opschrijven die bij hen opkomen bij het lezen van 'Christelijke vrijheid'.
4. Na deze ronde vraagt de inleider wat de redenen waren om bepaalde woorden te noemen.
5. Hij laat deze ronde overlopen in de inleiding (bijvoorbeeld: "Hierover gaat mijn inleiding ook, over het volgende wil ik met jullie verder nadenken:...).
Variant
Deze werkwijze verlaagt de drempel om deel te nemen:
1. Vorm groepen van ongeveer 5 personen.
2. Deel collagevellen uit met daarop geschreven 'Christelijke vrijheid'.
3. Laat de groepjes hierop io minuten reageren.
Opmerkingen
1. Let op dat er genoeg loopruimte is.
2. je kunt als inleider zelf ook geroepen kreten op het bord zetten.
3. Er mag nog geen discussie plaatsvinden, liefst zelfs geen reactie, bijvoorbeeld door gezichtsuitdrukking.
Vragen en stellingen
1. In deze schets wordt veel over 'vrijheid' geschreven.
Wat betekent vrijheid voor jou?
2. In hoofdstuk 2 staat het volgende: "Zonder Christus ben je een slaaf van de zonde. De zonde heeft je zó in zijn macht, dat je uit jezelf niet in staat bent om iets te doen wat niet zondig is."
Ervaar jij ook de macht van de zonde in jouw leven? Hoe?
3. De vrijheid van een christen houdt in: bevrijd zijn van de macht van de duivel en bevrijd zijn voor de dienst van Gods koninkrijk.
Hoe kun jij dienstbaar zijn in Gods koninkrijk?
4. Luther schreef over de christelijke vrijheid het volgende: "Een christen is in vrijheid heer van alle dingen en niemands onderdaan, een christen is in dienstbaarheid knecht van alle dingen en ieders onderdaan."
Wat betekent dat?
Spreekt dat elkaar niet tegen?
5. Christelijke vrijheid heeft alles te maken met christelijke levensstijl.
Wat is een christelijke levensstijl?
Waarom heeft dat alles te maken met christelijke vrijheid?
- Stelling: Je kunt alleen christelijk leven als je uit Christus leeft.
6. Inde eerste christengemeente was er reeds verschil van mening over wat nu precies wel en niet bij een christelijke levensstijl paste (Romeinen 14 en 1 Korinthe 8). Paulus zegt dan "Een iegelijk zij in zijn eigen gemoed ten volle verzekerd."
- Wat is eigenlijk het geweten, waar komt het vandaan?
Stelling: Ik kan doen wat volgens mijn geweten goed is.
Hoe komt het dat de een soms wel gewetensbezwaar heeft tegen bepaalde dingen terwijl de ander dat minder of niet heeft?
Is het veilig iets tegen het geweten in te doen?
7. In hoofdstuk 3 staat:"Christe!ijke levensstijl betekent het goede zoeken voor de andere ook al moet je soms dingen nalaten die op zich niet verkeerd zijn."
Kun je hiervan een voorbeeld geven uit jouw leven?
Stelling: Een christelijke levensstijl is streng en somber.
Stelling: Het is zondig wanneer je niet geniet van goede dingen.
8. Lees 1 Timotheus 4 : 4 "(...) er is niets verwerpelijk, met dankzegging genomen zijnde;"
Wat bedoelt Paulus hiermee?
9. 'Vrijheid, blijheid' zijn twee woorden die vaak samengaan.
Hoe komt het nu dat je bij mensen die de ware christelijke vrijheid kennen, zo weinig ziet van die blijheid? Of klopt dit niet? (zie ook Psalm 5 : 12, Psalm 32 : 11, ïThessalonicensen 3 : 9)
10.ledereen wil graag vrij zijn.
Hoe komt het dan dat velen, ook onder kerkmensen, nog niet de ware vrijheid kennen?
Ken jij die vrijheid?
Literatuur
• Luther, M. : Luthers werken, de vrijheid van een christen, J.H. Kok N.V., Kampen, 1959.
• Douma , J.: Christelijke levensstijl, Uitgeverij Van den Berg, Kampen, 1993.
• Boyd, G.A. en Boyd, E.K.: Brieven van een scepticus, Uitgeverij De Vuurbaak, Barneveld, 2001.
• Diverse bijbelverklaringen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 februari 2004
Mivo +16 | 24 Pagina's