Mozes de knecht van god
Inleiding
Mozes heeft in de geschiedenis van het volk Israël een belangrijke plaats ingenomen. Hij is geroepen om leiding te geven aan het volk bij de verlossing uit Egypte door de Heere. Jozua noemt hem een man Gods omdat hij door God Zelf tot een heilige en goddelijke dienst geroepen is. Op veel plaatsen in de Bijbel wordt zijn naam genoemd. Vaak wordt dan verwezen naar zijn geloof en zijn omgang met God.
Stéfanus, in zijn toespraak voor de Joodse Raad (Hand. 7), tekent Mozes als een overste en verlosser die het volk Israël heeft uitgeleid, 'doende wonderen en tekenen'. In dit gedeelte uit het Nieuwe Testament blijkt de bijzondere plaats die Mozes ontvangen heeft in de uittocht uit Egypte en de leiding over het volk Israël.
Mozes is als het ware de figuur rond wie de geschiedenissen van het Hebreeuwse volk beschreven zijn.
Toch blijkt in de Bijbel steeds dat het niet om deze centrale persoon op zich gaat. Het gaat niet om zijn persoon, maar hij is het middel dat God gebruikt bij de vervulling van Zijn beloften aan het volk. In de vervulling van deze beloften wordt uiteindelijk plaats gemaakt voor de komst van de Messias. In het handelen van Mozes zien we bovenal zijn Zender, de IK ZAL ZIJN DIE IK ZIJN ZAL.
In deze schets wordt een aantal belangrijke momenten in het leven van Mozes beschreven. Uit deze gebeurtenissen blijkt enerzijds de leiding van de Heere met Zijn volk, anderzijds wordt ook een blik geworpen op het geloofsleven van Mozes.
Zijn dagelijkse omgang met God is ook vandaag de dag een voorbeeld van het dienen van God.
Hoofdstuk I gaat in op het begin van Mozes' geschiedenis. De Heere heeft hem in die eerste veertig jaar bekwaam gemaakt voor de taak waarvoor hij uiteindelijk geroepen wordt. De roeping van Mozes komt in hoofdstuk 2 aan de orde, terwijl hoofdstuk 3 vervolgt met het leiderschap van Mozes. De schets eindigt met de behandeling van Mozes als middelaar.
1. De leiding van God in het leven van Mozes
Afkomst
'En een man van het huis van Levi ging en nam een dochter van Levi. En de vrouw werd zwanger en baarde een zoon'. Zo begint in Exodus 2 de geschiedenis van Mozes. Zijn beide ouders zijn nakomelingen van Levi. Ze behoren tot het zaad van Abraham.
Uit de eerste bijbelboeken blijkt (Ex. 6 : 19 en Num. 26 : 59) dat Jochebed familie van Amram was. Zij is een in Egypte geboren dochter van Levi.
Mozes is geboren in een tijd van toenemende verdrukking van het volk Israël in Egypte. Het is geruime tijd nadat de zonen van Jakob zich in Egypte gevestigd hebben. |ozef en zijn broers leven niet meer en de koning die op dat moment regeert heeft jozef niet gekend.
De Egyptenaren proberen op allerlei manieren de groei van het volk Israël tegen te gaan. Eén van de maatregelen die de koning van Egypte neemt, is het in de Nijl laten werpen van de pasgeboren jongetjes. Op die manier denkt hij de kracht en groei van het volk te kunnen breken. Bij de uitvoering van zijn plannen betrekt hij de vroedvrouwen van het volk Israël. Zij weigeren echter mee te werken met de koning van Egypte. Een weigering die de Heere gezegend heeft (Ex. 1 : 20).
In Ex. 2 : 2 lijkt het alsof Mozes het eerste kind is van Amram en Jochebed. In vers 4 wordt echter zijn (enkele jaren oudere) zus Mirjam genoemd en in Ex. 4 : 14 wordt ook de naam van zijn ongeveer drie jaar oudere (Ex. 7 : 7) broer Aäron genoemd, in de geschiedenis van het volk Israël is het echter Mozes die door de Heere gebruikt wordt om het volk uit Egypte te leiden naar het beloofde land. Daarom geeft Exodus vooral aandacht aan (de geboorte van) Mozes en is het minder van belang om de precieze gezinsomstandigheden te kennen.
Jochebed weet door het geloof haar zoon drie maanden verborgen te houden. Zij en haar man vreesden door het geloof het gebod van de koning niet (Hebr. 11 : 23). In de Bijbel staat dat zij zagen dat hun zoontje 'schoon' was, daarom verborgen ze hem. De kanttekeningen schrijven hierbij dat Mozes schoon was voor God. De ouders hebben in dit kind iets gezien van de gians van Gods Majesteit en hebben het daarom drie maanden verborgen gehouden.
Na drie maanden kunnen de ouders de aanwezigheid van hun kindje niet langer verbergen. De gebeurtenissen die daarop volgen rond de dochter van Farao die Mozes vindt, behoren tot de bekende geschiedenissen uit de Bijbel.
Juist uit deze geschiedenissen blijkt de leiding van de Heere. Amram en Jochebed handelen door het geloof en geven Mozes volledig over aan de Heere. Het is de besturing van God dat de dochter van Farao hem vindt en 'met barmhartigheid bewogen wordt over hetzelve' (Ex. 2 : 6). Zij trotseert de plannen van haarvader met het Hebreeuwse volk en adopteert Mozes.
Tegen de achtergrond van de absolute macht die Farao heeft en het gezag van zijn wil is het uitzonderlijk dat een Hebreeuws jongetje in die tijd aan het hof geadopteerd wordt.
Gods leiding is ook daarin te zien dat Mozes zijn eerste levensjaren, belangrijke jaren voor de ontwikkeling van een kind, doorbrengt bij zijn gelovige ouders temidden van het Hebreeuwse volk. Na deze jaren wordt Mozes naar Farao's dochter gebracht 'en het werd haar ten zoon; en zij noemde zijn naam Mozes' (Ex. 2 : 10). Het is dus Farao's dochter geweest die Mozes zijn naam gegeven heeft. De naam Mozes betekent zoveel als 'uit het water getogen'.
Mozes' keuze
Mozes krijgt een goede opleiding aan het hof van Farao. Als de aangenomen zoon van de dochter van Farao krijgt hij aan het hof onderwijs in onder meer lezen en schrijven van het Egyptische schrift (de hiëroglyfen), in sterrenkunde en wiskunde (denk aan de piramidebouw). Mozes werd onderwezen in alle wijsheid der Egyptenaars, en was machtig in woorden en werken (Hand. 7 : 22). Deze kennis zal hem in de latere contacten met het hof van Farao (Ex. 5 en verder) en bij het leiden van het volk Israël zeker van pas gekomen zijn.
Iemand werd in de tijd van de Bijbel 'groot' genoemd als hij de leeftijd van veertig jaar bereikte. Toen Mozes groot, dus toen hij veertig jaar geworden was, machtig in woorden en daden, ging hij uit tot zijn broederen en bezag hun lasten, staat er in Ex. 2 : 11. Mozes wilde naar zijn broederen omzien. Het gebruik van het woord 'broederen' laat duidelijk de gevoelens tot zijn verwanten zien, er spreekt meer verbondenheid vanuit dan van 'volk'. Mozes voelt zich na veertig jaren onderwijs en overvloed aan het hof nog steeds een Hebreeër. De Heere heeft liefde tot God en het volk van God in het hart van Mozes gelegd.
Hier blijkt hoe belangrijk de periode van opvoeding en onderwijs bij zijn ouders geweest is: God heeft in deze jaren de liefde tot God en Zijn volk geschonken en inhoud gegeven. Na veertig jaar is Mozes nog steeds een Hebreeër gebleven, ondanks zijn Egyptische vorming.
Daarom heeft het Mozes dan ook hevig aangegrepen om te zien hoe het volk Israël zich moest afbeulen. Zijn verbondenheid met het volk bleek ook toen twee Israëlieten met elkaar twistten: 'En de volgende dag werd hij van hen gezien, daar zij vochten, en hij drong hen tot vrede, zeggende:
Mannen, gij zijt broeders; waarom doet gij elkander ongelijk?' (Hand. 7 : 26). Hij probeert te bemiddelen tussen deze twee Hebreeërs. Kort daarvoor heeft hij zelfs een Egyptenaar gedood die één van de mannen van het Hebreeuwse volk mishandelde.
Mozes in Midian
Als Mozes zijn volksgenoten vermaant om niet te twisten nemen ze hem dat niet in dank af. Ze wijzen hem erop dat hij een Egyptenaar gedood heeft.
Het blijkt dat deze daad als een lopend vuurtje door het volk is gegaan en zelfs bekend is bij de Egyptenaars. Mozes vlucht en hij vertrekt naar Midian, het huidige grondgebied van Saoedi- Arabië ten Noordoosten van de Schelfzee en ten zuiden van jordanië.
In Midian zit Mozes bij een waterput.
Daar komen de zeven dochters van de priester in Midian, Jethro of Rehuël, om water te putten voor de kudde van hun vader jethro. Tegelijkertijd komen er herders uit de omgeving die de dochters van Jethro aan de kant schuiven om voor te dringen. Blijkbaar gebeurde dit heel vaak, want als ze weer snel thuis zijn doordat Mozes hen verloste van de herders, is Jethro verbaasd over hun spoedige thuiskomst.
Van Jethro is niet veel bekend. Na de geschiedenis bij de waterput en het huwelijk van Mozes met de dochter van Jethro wordt hij nog enkele malen genoemd in de Bijbel.
In Ex. 4 : 18 vraagt Mozes hem toestemming om terug te keren tot zijn broeders in Egypte. In Ex. 18 adviseert hij Mozes bij het aanstellen van oversten over het volk. Op deze plaatsen in de Bijbel staat dat hij priester van Midian is. De kanttekeningen omschrijven deze titel als prins of overste. Een andere betekenis dus dan de titel priester zoals die verder in de Bijbel gebruikt wordt. Het is onduidelijk of Jethro ook een godsdienstige functie vervulde en of hij voordat Mozes bij hem in Midian kwam ook wist van de ware God. Maar de Midianieten waren wel afstammelingen van Abraham en de dienst aan God kan een plaats gehad hebben bij (een gedeelte van) de Midianieten. Uit Ex. 4 : 18-26 blijkt bijvoorbeeld dat Zippora op de hoogte was van de instelling en de waarde van de besnijdenis.
In Ex. 18 : 9-12 staat beschreven dat Jethro verheugd was over alles wat de Heere omwille van het volk Israël aan Farao en de Egyptenaren gedaan heeft. Hij belijdt 'dat de HEERE groter is dan alle goden (vs.11)' en brengt de Heere offers.
In Numeri 10 : 29-32 wordt de schoonvader van Mozes nog een keer genoemd, maar de uitleg is niet eenduidig. In deze tekst wordt gesproken over 'Hobab, de zoon van Rehuël, de Midianiet, de schoonvader van Mozes'. De kanttekenaren en sommige anderen menen dat Hobab Jethro zelf is. Matthew Henry en andere verklaarders geven echter aan dat Hobab een zwager is van Mozes.
Zijn dochters vertellen hem dat een Egyptenaar hen verlost heeft uit de hand van de herders en Jethro laat Mozes roepen. Waarschijnlijk ging Mozes na zijn snelle vlucht gekleed in de kleding die hij droeg aan het Egyptische hof. Hij werd daardoor als een Egyptenaar beschouwd. Mozes blijft bij Jethro en trouwt met Zippóra, een dochter van Jethro. Mozes heeft hiermee een woonplaats ontvangen voor de jaren tot aan het moment dat God hem roept. Hij draagt in Midian zorg voor de kudde van zijn schoonvader.
Veertig jaar heeft Mozes rondgezworven met zijn kudde. In die periode, 'als de koning van Egypte gestorven was' ging het volk Israël zwaar gebukt onder de slavendienst. 'Hun gekrijt over hun dienst kwam op tot God. En God hoorde hun gekerm en God gedacht aan Zijn verbond met Abraham, Izak en met jakob' (Ex. 2 : 23-24). De bijbelschrijver gaat in enkele verzen als vanzelf over van het leven van Mozes naar de zorg van God voor het volk Israël. Hier wordt duidelijk dat God de persoon van Mozes gebruikt om het verbond en de beloften die Hij gesloten heeft met Abraham, Izak en jakob en hun nageslacht in de tijd uit te werken. Het bijbelboek Exodus is daarmee niet in de eerste plaats een verhaal over Mozes. Het betreft de geschiedenis van Gods handelen met Zijn volk. Uit deze geschiedenis blijkt dat de Heere het leven van Mozes leidt en door Mozes het volk Israël.
Verwerking
Lees Hebr. 11 vers 24-29.
1. Wat heeft het geloof van Mozes in deze teksten te betekenen in het licht van de leiding van de Heere met Mozes?
2. Wat betekenen de verzen 25 en 26 concreet?
'Genieting van de zonde' heeft betrekking op alles wat van God aftrekt. Welke dingen belemmeren zoal de dienst van de Heere?
Mozes heeft een goede 'vooropleiding' gekregen in de twee keer veertig jaar die vooraf zijn gegaan aan zijn roeping bij het braambos.
1. Noem enkele dingen waaraan hij later veel gehad zal hebben.
2. De Bijbel zegt van Mozes dat hij zachtmoediger was dan alle mensen op aarde (Num. 12 : 3). Toch sloeg hij een Egyptenaar dood (Ex. 2 : 12) en gooide de twee stenen tafels kapot (Ex. 32 : 16 en 19). Hoe zit dat?
3. Wat heeft Mozes' vooropleiding jou te zeggen?
4. Leidt de Heere ook jouw leven? Maak je antwoord concreet.
2. Mozes' roeping
Het brandende braambos
Als Mozes met zijn kudde bij de berg Horeb in het zuiden van de Sinaï-woestijn ronddwaalt ziet hij iets wonderlijks. Een braambos brandt zonder dat het verteerd wordt door de vlammen. Nu gebeurde het vaker dat een braambos in de hete en droge woestijn in brand raakte.
Mozes verwondert zich er echter over dat de struiken niet verteren: 'En Mozes zeide: Ik zal mij nu daarheen wenden en bezien dat grote gezicht, waarom het braambos niet verbrandt' (Ex. 3 : 3). Hij beseft op dat moment niet dat de Engel des HEEREN aan hem verschijnt in het braambos. Als de Heere ziet dat Mozes naar het braambos toeloopt roept God tot Mozes.
Mozes antwoordt, maar weet nog niet Wie hem verschijnt. Als God Zich bekend maakt als de God van Abraham, Izak en Jakob verbergt Mozes zijn gezicht 'want hi| vreesde God aan te zien' (vs. 6). Hij moet zijn schoenen uitdoen, omdat de plaats waar hij zich bevindt heilig is door de aanwezigheid van de Heilige.
De Heere verklaart Zijn komst tot Mozes: 'Ik heb zeer wel gezien de verdrukking Mijns volks hetwelk in Egypte is, en heb hun geschrei gehoord vanwege hun drijvers; want gehoord vanwege hun drijvers; want Ik heb hun smarten bekend. Daarom ben Ik nedergekomen, dat Ik het verlosse uit de hand der Egyptenaars en het opvoere uit dit land naar een goed en ruim land (...). Zo kom nu en Ik zal u tot Farao zenden, opdat gij Mijn volk (de kinderen Israëls) uit Egypte voert.
(...) Ik zal voorzeker met u zijn, en dit zal u een teken zijn, dat Ik u gezonden heb: wanneer gij dit volk uit Egypte geleid hebt, zult gijlieden God dienen op deze berg.' (Ex. 3 : 7-12).
De Heere zegt eigenlijk dat Hij vanwege de verdrukking en het geroep van Zijn volk aan Zijn verbond denkt. Hij wil Mozes als middel gebruiken voor het uitvoeren van Zijn plannen met het volk. Het is nu Gods tijd. Toen hij op veertigjarige leeftijd naar het volk trok, deed hij dit op eigen gelegenheid. Hoewel de begeerte daarachter, namelijk om te behoren bij het volk van God, goed was, was het niet Gods weg die Mozes volgde. Het zou nog eens veertig jaar duren voordat God hem roepen zou. Bij het braambos roept God Mozes en maakt God Zijn plannen bekend. Het uiteindelijke doel, de dienst van God, wordt daarbij als teken gegeven: het volk Israël zal zijn Verbondsgod dienen op de berg Horeb. Dat dit daadwerkelijk gebeurt blijkt uit Exodus 19 waar de Israëlieten, in de woestijn Sinaï gekomen, Mozes aanzeggen: 'Al wat de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen' (Ex. 19 : 8). De Heere geeft daar Zijn Geboden en het volk verbindt zich daaraan.
Mozes' weerstand
Als God hem roept (Ex. 3 en 4) gaat hij echter met diverse argumenten in tegen Gods opdracht. Zijn eerste tegenwerping is dat hij twijfelt of hij de juiste persoon is. Vervolgens vraagt hij met welke Naam hij de Heere bekend moet maken bij het volk. De Heere maakt Zich bekend aan Mozes met Zijn Naam IK ZAL ZIJN DIE IK ZIJN ZAL (Ex. 3 : 14). Met deze Naam, IK ZAL ZIJN, moet Mozes zijn Zender bekendmaken aan het volk.
Mozes zegt tegen God dat hij het betwijfelt of het volk hem gelooft als hij zegt dat de Heere hem verschenen is. De Heere geeft hem daarop enkele tekenen. Mozes moet zijn staf op de grond werpen. De staf verandert in een slang. Dit is het eerste teken dat Mozes straks voor het volk moet doen.
De Heere geeft nog een tweede teken dat Mozes het volk kan voorhouden: nadat hij zijn hand in de boezem gestoken heeft, is zijn hand volledig melaats geworden. Als het volk ook op deze twee tekenen nog niet geloven wil, dan moet Mozes water uit de rivier nemen en op het droge gieten.
Het zal bloed worden.
Nog stribbelt Mozes tegen: 'want ik ben zwaar van mond en zwaar van tong' (Ex. 4 : 10). Heel direct laat de Heere Zijn macht zien: 'Wie heeft de mens de mond gemaakt, of wie heeft de stomme of dove, of ziende of blinde gemaakt? Ben ik het niet, de HEERE?' In de Bijbel staat hier de naam HEERE, Jehova. Met deze Naam verbindt de Heere Zich later aan het volk Israël tijdens de verbondssluiting op de Sinaï. Mozes twijfelt er eigenlijk aan of deze Heilige Zender, jehova, Die Zich aan hem als eerste met Zijn Naam bekend heeft gemaakt (Ex. 6 : 2), hem de bekwaamheid zal geven die nodig is voor het volvoeren van zijn taak. De Heere zegt daarop: 'Ik zal met uw mond zijn en zal u leren wat gij spreken zult' (Ex. 4 : 12). Alle bezwaren zijn weggenomen. De Heere laat hiermee zien dat Hij een mens in zijn zwakten en opzien tegen moeilijkheden de krachten kan en wil geven. Dat er bij Hem om raad en kracht gevraagd mag worden. Toch probeert Mozes nog onder zijn opdracht uit te komen. Hij antwoordt in vers 13: 'Och Heere, zend toch door de hand desgenen die Gij zoudt zenden'. Mozes vraagt daarmee of de Heere iemand anders wil zenden, iemand waarvan de Heere weet dat die het veel beter kan dan Mozes. Het lijkt alsof Mozes alle vaardigheden die hij aan het hof geleerd heeft, verleerd is. Niets blijkt hier van het 'machtig in woorden en werken' (Hand. 7 : 22).
Pas als de Heere in toorn wijst op Aäron, Mozes' broeder, die Mozes zal bijstaan, gaat Mozes. Nogmaals heeft de Heere daarbij Zijn ondersteuning bevestigd: 'Ik zal met uw mond en met zijn mond zijn, en Ik zal ulieden leren wat gij doen zult' (Ex. 4 : 15).
In deze geschiedenis komt aan de ene kant naar voren het geduld dat God met zijn kinderen toont. Daaruit blijkt dat de Heere weet wat een mens nodig heeft. Aan de andere kant blijkt ook het gewoon menselijke van Mozes. Als geleerde is hij veertig jaar teruggeworpen op zichzelf. Hij was alleen met de schapen. Het lijkt of hij daarin zijn maatschappelijke vaardigheden is kwijtgeraakt. Anderzijds heeft Mozes in deze lange periode veel kunnen overdenken, heeft hij een overvloed aan stille tijd gehad. Een tijd waarin zijn keuze voor het Hebreeuwse volk en de God van dit volk meer inhoud gekregen zal hebben in de dagelijkse omgang met God.
Mozes had een driftig karakter en moest zijn drift leren beheersen. Bij het hoeden van de schapen en in de omgang met God heeft hij zachtmoedigheid geleerd; hij was zachtmoediger dan alle mensen op aarde (Num. 12 : 3). De kanttekenaren omschrijven deze zachtmoedigheid als: geduldig, traag tot toorn, goedertieren (barmhartig). Dit is dus iets anders dan dat Mozes slap, besluiteloos of zonder eigen wil zou zijn.
De roeping bevestigd
Op diverse plaatsen in de eerste bijbelboeken wordt de twijfel aan het gezag van Mozes beschreven. Een tweetal geschiedenissen springt er daarbij uit.
In Numeri 12 is de opstand van Mirjam en Aäron beschreven en in Numeri 16-17 staat de geschiedenis van Korach, Dathan en Abiram vermeld. Beide keren toont God aan het volk dat Mozes door God Zelf geroepen en gezonden is.
In Numeri 12 blijkt dat Mirjam en Aäron moeite hebben met het feit dat Mozes een Cuschitische (Ethiopische) vrouw heeft genomen. Waarschijnlijk is de achterliggende wrevel dat zij in de ogen van met name Mirjam, teveel invloed had. In het verlengde hiervan hebben Mirjam en Aäron moeite met het gezag van Mozes. Zij vragen zich hardop af: "Heeft dan de HEERE maar alleen door Mozes gesproken? Heeft Hij ook niet door ons gesproken?" (vs.2). Uit het verband van de tekst kan opgemaakt worden dat Mozes die 'zeer zachtmoedig (was), meer dan alle mensen op de aardbodem' (vs.3), de kritiek over zich heen heeft laten komen. Een totaal andere houding overigens dan op die momenten waarop de eer van God op het spel staat! Nu het hem persoonlijk betreft laat hij het gebeuren. De Heere sprak echter 'haastelijk tot Mozes en tot Aäron en tot Mirjam' (vs.4) en reageert op de opmerkingen over Zijn knecht. Heel duidelijk noemt de Heere de bijzondere plaats die Mozes van God Zelf ontvangen heeft: "Van mond tot mond spreek Ik met hem, en door aanzien en niet door duistere woorden; en de gelijkenis des HEEREN aanschouwt hij; waarom dan hebt gijlieden niet gevreesd tegen Mijn knecht, tegen Mozes te spreken?". De Heere wijst hen terecht en laat zien dat de wijze waarop God met Mozes om wil gaan reden genoeg moet zijn om tegen Mozes op te zien. Het gezag van Mozes is een ambtelijk gezag; de Heere heeft met hem contact zoals Hij dat met geen ander mens heeft.
De Heere straft Mirjam, die de aanstichtster was, met melaatsheid. Het hele volk moet daarop wachten met verder trekken totdat zij weer genezen is.
In Numeri 16 en verder staat de geschiedenis van Korach, Dathan en Abiram beschreven. Deze drie Hebreeërs komen met 250 andere mannen bij Mozes en Aäron. Zij zijn het niet eens met de taakverdeling wat betreft de leiding over het volk. 'Zij benijdden Mozes in het leger, en Aäron de heilige des HEEREN' (Ps. 106 : 16). Mozes en Aäron hebben in hun ogen teveel de macht naar zich toegetrokken. Enerzijds willen zij delen in het priesterambt van Aäron, anderzijds trekken ze het in twijfel dat Mozes een bijzondere plaats ontvangen heeft (vs. 13-14).
De Heere zal rechtspreken. Mozes en Aäron krijgen te horen: "Scheidt u af uit het midden van deze vergadering en Ik zal hen als in een ogenblik verteren (vs. 21)". Het hele volk lijkt partij te hebben gekozen voor Korach, Dathan en Abiram. Reden waarom de Heere het hele volk wil verteren.
Mozes en Aäron pleiten bij de Heere voor het volk. Ze bidden of de Heere voor de zonde van enkelen niet het hele volk zal doden. De Heere verhoort hun gebed en gebiedt Mozes het volk weg te halen van de tenten van de drie opstandelingen en hun medestanders. Mozes spreekt het volk toe en hij weet wat hij zeggen kan:
"Hieraan zult gij bekennen, dat de HEERE mij gezonden heeft om al deze daden te doen, dat zij niet uit mijn eigen hart zijn (vs. 28)". Vervolgens noemt Mozes de voorwaarde waaraan zij kunnen weten of Mozes gezonden is. Als Korach, Dathan en Abiram zullen sterven zoals andere mensen, dan is Mozes niet door God gezonden.
Zullen zij echter sterven doordat zij door de Heere "levend ter helle zullen nedervaren (vs. 30)", dan hebben zij de Heere tegengestaan. Mozes noemt hierbij niet eens zichzelf, maar hij wijst op zijn Zender: tegen Hem is de opstand ten diepste gericht. Als Mozes stopt met spreken, ziet het volk het vonnis voor hun ogen voltrokken worden: "En de aarde opende haar mond en verslond hen met hun huizen en alle mensen die Korach toebehoorden en al de have (vs. 32)". Daarnaast komt er vuur uit de hemel die de overige 250 mannen doodt.
"Maar des anderen daags murmureerde de ganse vergadering der kinderen Israëls tegen Mozes en tegen Aäron, zeggende: Gijlieden hebt des HEEREN volk gedood (vs. 41)". Het volk lijkt niet geraakt te zijn door de gebeurtenissen en weer wil de Heere het volk doden. Terwijl de straf in de vorm van een plaag het volk treft, haasten Mozes en Aäron zich om verzoening over de zonden van het volk te doen.
De Heere neemt het offer aan: "En hij stond tussen de doden en tussen de levenden: alzo werd de plaag opgehouden (vs. 48)". Bijna vijftien duizend Israëlieten zijn in een kort ogenblik gedood. Daarna spreekt de Heere weer tot Mozes en Aäron. Het volk wordt bijeen geroepen. Hierop vindt het bekende wonder van de bloeiende staf plaats ter bevestiging van Aärons roeping als hogepriester (Num. 17).
Verwerking
1. Waarom zou Mozes zo hebben tegengestribbeld toen hij door de Heere geroepen werd?
2. Wanneer je de geschiedenis uit Exodus 3 en 4 leest zou je daaruit ook bepaalde dingen kunnen leren over de roeping tot het ambt van predikant, ouderling of diaken. Waar moet je dan aan denken?
3. Op een heel bijzondere manier heeft de Heere contact gehad met Mozes.
Noem eens enkele geschiedenissen waaruit dat blijkt. Werkt de Heere nog zo? Motiveer.
4. In Numeri 12 trekken Aäron en Mirjam de roeping van Mozes in twijfel. Uit het verband van deze geschiedenis blijkt dat Mozes de kritiek over zich heen laat komen (vs. 3). Maar de Heere hoort de kritiek en roept Aäron en Mirjam ter verantwoording.
5. Hoe ver moet je kritiek accepteren? Hoe zachtmoedig moet je zijn?
3. Mozes als leider
De plagen in Egypte
In hoofdstuk één staat de keuze van Mozes beschreven. Opgevoed aan het Egyptische hof is hij zijn afkomst, maar wat meer is, de God van zijn volk niet vergeten. Mozes achtte door het geloof de versmaadheid van Christus meerdere rijkdom dan de schatten van Egypte staat er in Hebr. 11 : 23-26.
Door de kracht van het geloof kiest Mozes voor het volk van God en voor de God van dat volk. Uit dit volk zal eens de Messias komen. Hij verspeelt met zijn keuze de eer en rijkdom, het gemakkelijke leven dat hij tot dusver geleid heeft en dat ook zijn toekomst zou kunnen zijn.
De schrijver van de Hebreeënbrief wijst erop dat Mozes weigert een zoon van Farao's dochter genaamd te worden. Hij gaat in tegen de wil van zijn vorstin, pleegmoeder en weldoenster.
Mozes wil liever met het volk van God kwalijk behandeld worden. Hij kiest vóór het één zijn met het volk van God en tégen de genietingen van de zonde.
Jaren later roept de Heere Mozes om het volk Israël namens God uit Egypte te leiden en Mozes vertrekt naar Egypte. De Heere zendt Aäron Mozes tegemoet en beide broers ontmoeten elkaar bij de berg Horeb. Mozes vertelt Aäron alles wat de Heere hem gezegd heeft, inclusief de tekenen. Vervolgens gaan ze naar het volk en worden de oudsten van het volk bij elkaar geroepen. Aäron 'sprak al de woorden die de HEERE tot Mozes gesproken had' (Ex. 4 : 30). Ook toont Aäron aan het volk de tekenen die God aan Mozes gegeven heeft als 'bewijs' dat hij werkelijk door God Zelf geroepen is. Het volk gelooft Mozes en Aäron en aanbidt God.
Bloedbruidegom
In Exodus 4 : 18-26 staat een vrij onbekende geschiedenis die plaatsvindt tijdens Mozes' terugkeer naar Egypte. De Heere heeft Mozes bekendgemaakt dat alle Egyptenaars die hem zochten inmiddels overleden zijn. Hij heeft niets te vrezen. Mozes krijgt te horen wat hij Farao moet aanzeggen, maar ook dat de Heere het hart van Farao zal verstokken.
Op de weg, in de herberg, zoekt de Heere Mozes te doden. Deze gebeurtenis wordt in slechts enkele verzen beschreven. Daaruit blijkt niet direct wat er nu precies aan de hand is. Een korte verklaring kan verduidelijking geven.
In Genesis 17 : 14 staat dat degene van wie de voorhuid niet besneden is uit de gemeenschap van Gods volk uitgeroeid moet worden.
Zo iemand heeft het verbond verbroken.
De kanttekenaren verwijzen hierbij naar 1 Kor. 11 : 27 en 29 waar bij de instelling van het Heilig Avondmaal gewaarschuwd wordt tegen het onwaardig eten en drinken.
Zo iemand maakt zich schuldig aan het bloed des Heeren en eet en drinkt zichzelf een oordeel.
Dat is wat er in Mozes' gezin plaatsvindt.
Mozes heeft gekozen om te behoren tot het Hebreeuwse volk. De inzettingen die God dit volk gegeven heeft zijn hem in z'n jonge jaren bijgebracht. Mozes heeft echter verzuimd om zijn zoons te besnijden en zondigt daarmee tegen de nadrukkelijke eis van God uit Gen. 17 : 14. Hij vertreedt het verbond van God. Daarom zoekt de Heere hem te doden. Zippóra weet van de eis die God gesteld heeft en besnijdt de voorhuiden van haar zoons 'en wierp ze voor zijn voeten en zeide: Voorwaar, gij zijt mij een bloedbruidegom' (Ex. 4 : 25). Zippora heeft met het bloed van haar zoons het leven van Mozes gered en hij is haar daarmee als een nieuwe bruidegom geworden (kanttekeningen). Nadat de beide zoons besneden zijn is het verbond hersteld en treedt de Heere terug. Mozes mag zijn weg vervolgen onder de zegen van de Heere.
Na deze vergadering met de oudsten van het volk gaan Mozes en Aäron naar Farao. Zij vragen in de naam van de God Israëls om een feest te mogen houden in de woestijn. De eerste reactie van Farao is tekenend: 'Wie is de HEERE, Wiens stem ik gehoorzamen zou om Israël te laten trekken? Ik ken de HEERE nieten zal ook Israël niet laten trekken' (Ex. 5 : 2). De Farao heeft in Egypte goddelijke macht en weigert zich te laten gezeggen. Hij spreekt ook Mozes en Aäron aan op hun handelen: zij houden het volk van het werk af. Blijkbaar vindt Farao dat het volk nog energie over heeft. Farao verzwaart vervolgens het werk. Het volk moet nu ook zorg dragen voor het stro dat nodig is bij het maken van de tichelstenen. 'Toen zagen de ambtlieden der kinderen Israëls, dat het kwalijk met hen stond' (Ex. 5 : 19). Zij spreken er Mozes en Aäron op aan.
Mozes zoekt de Heere en legt zijn zorgen aan de Heere voor. Hij heeft God nodig bij het uitvoeren van zijn werkzaamheden en toont hiermee zijn volledige afhankelijkheid van God. De Heere geeft ook antwoord: 'Toen zeide de HEERE tot Mozes: Nu zult gij zien, wat Ik aan Farao doen zal; want door een machtige hand zal hij hen laten trekken, ja door een machtige hand zal hij hen uit zijn land drijven (vs. 24)'. God verklaart nogmaals Wie Hij is en Wie Hij zijn wil voor Mozes en het volk Israël. Mozes moet zijn vraag om het volk te laten trekken in opdracht van God weer neerleggen bij Farao.
Steeds weer zendt de Heere Mozes en Aäron naar Farao terug. Meerdere malen wijst God erop dat Hij Farao's hart zal verharden. Voordat de tien plagen over Egypte komen spreekt de Heere nog tot Mozes en Aäron: "Wanneer Farao tot ulieden spreken zal, zeggende: Doet een wonderteken voor ulieden; zo zult gij tot Aäron zeggen:
Neem uw staf en werp hem voor Farao's aangezicht neder; hij zal tot een draak worden" (Ex. 7 : 9). De eerste keer dat Mozes en Aäron terugkomen, vraagt Farao een teken.
Als Aäron vervolgens zijn staf op de grond werpt, wordt dit een draak of een grote slang. De staven van de door Farao geroepen Egyptische tovenaars veranderen ook in draken. Ondanks het feit dat Aärons staf de staven van de Egyptische tovenaars verslindt, wil Farao niet ingaan op het verzoek van Mozes en Aäron. De Heere verhardt zijn hart en hij gehoorzaamt niet. Vanaf dat moment zendt de Heere op de weigering van Farao Zijn plagen.
De tien plagen
1. water in bloed veranderd
2. kikvorsen over het hele land
3. luizen aan mensen en vee
4. ongedierte
5. veepest
6. zweren aan mensen en vee
7. hagel en vuur
8. sprinkhanen
9. drie dagen dikke duisternis
10. eerstgeborenen van mensen en dieren sterven
De eerste drie plagen treffen het hele land. Bij de laatste zeven plagen wordt het land Gosen, waar de Israëlieten wonen, gespaard.
Tijdens de periode van de tien plagen klinkt steeds weer het 'Ga in tot Farao en spreek tot hem: Alzo zegt de HEERE, de God der Hebreeën: Laat Mijn volk trekken, dat het Mij diene'.
Mozes gaat iedere keer weer naar Farao om hem te vertellen wat de wil van God is en met welke plaag de Heere het Egyptische volk zal straffen bij zijn weigering om gehoor te geven aan de vraag die de Heere stelt. Mozes is als het ware de menselijke schakel tussen God en de Egyptische koning en zijn volk. Daarin bidt hij zelfs tot God om de plagen weg te nemen (Ex. 8 : 8 en 30). Anderzijds zien we dat de Heere Mozes duidelijk maakt dat Hij Farao's hart zal verharden (Ex. 7 : 3). Mozes weet daarmee iedere keer weer dat zijn boodschap en zelfs het bidden tot de Heere vanuit Farao gezien op niets zal uitlopen.
Mozes is hiermee tot een voorbeeld voor gelovigen van alle tijden. Hij volgt onvoorwaardelijk de opdrachten van God op terwijl God Zelf zegt dat het geen direct gevolg zal hebben.
Mozes geeft het niet op in moedeloosheid, maar gaat door en volgt de weg die de Heere hem wijst. Hij leeft vanuit het besef dat in deze weg Gods wil en plan uitgevoerd zal worden.
Na de negende plaag stuurt Farao Mozes en Aäron weg met de waarschuwing dat zij niet meer terug moeten komen want dan zullen ze gedood worden. Mozes weet dat het ook de laatste keer is dat hij voor de koning gekomen is en hij zegt dat de koning (Ex. 10 : 29).
Mozes moet dan het volk vertellen wat de Heere van plan is en hoe zij handelen moeten. Tegelijkertijd stelt de Heere het Pascha in (Ex. 12). Het volk Israël vertrekt onder leiding van God (Ex. 13 : 17, 18) door middel van de wolk- en vuurkolom. Bij de uitvoering van de plagen toont de Heere dat Hij God is. De Egyptische goden kunnen Gods plagen niet tegenhouden. Het Egyptische volk beschouwde de natuur en natuurverschijnselen als goddelijk. De Nijl, van groot belang voor het land, bracht vruchtbaarheid.
Deze vruchtbaarheid werd door God veranderd in totale onvruchtbaarheid: het water waarvan alles afhankelijk is in dit warme land, verandert in bloed.
De negende plaag liet zien dat zelfs de belangrijke zonnegod Re niet tegen de almacht van de God van Israël op kan.
Er heerst drie dagen dikke duisternis.
Tijdens de plagen, die vermoedelijk over een tijdsbestek van een jaar plaatsvonden, worden de Egyptenaren erop gewezen dat hun hoog ontwikkelde cultuur en hun godsdienst van geen waarde zijn voor de ware God. Toch laat Farao het Hebreeuwse volk pas na de tiende plaag trekken.
Het Pascha
Het Pascha is een feest van altijddurende herinnering aan de uittocht uit het slavenhuis van Egypte onder leiding van Mozes. In de nacht vlak voor het vertrek van het volk uit Egypte ging de engel des verderfs het land door. Alle eerstgeborenen van de Egyptenaren stierven.
Maar Israël bleef gevrijwaard van het verderf. Aan de deurposten en bovendorpel van hun huizen was met een bundeltje hysop het bloed gestreken van het lam dat op die dag geslacht was: de veertiende Nisan. Rakelings langs hen heen ging het verderf voorbij. Maar zij bleven gespaard. Staande aten zij het vlees van het lam, een gaaf dier, aan één stuk gebraden, geen been was gebroken. Gezinsgewijs. Met bittere kruiden. En ongezuurde broden ('massot', matsen), in haast gebakken. De lendenen omgord. De wandelstaf in de hand. De voeten geschoeid. Reisvaardig. Aldus moest het volk van God het de eeuwen door onderhouden. Het is een feest voor de Heere.
Citaat uit: Bijbelse Aardrijkskunde en Oudheidskunde, I.A. Kole (red.)
Op de Sinai
Drie maanden na het vertrek uit Egypte worden de tien geboden door God onder indrukwekkende omstandigheden aan het volk gegeven. De Heere laat het volk Zijn Majesteit zien in het donderen en bliksemen en het bazuingeluid dat klinkt vanaf de rokende en bevende berg. Dit geluid bereikt een grote sterkte en dan roept God Mozes tot Zich.
Mozes klimt op tot God en God spreekt tot hem. Uit de hoofdstukken uit Exodus waar de gebeurtenissen rond de Sinaï beschreven staan blijkt dat het volk verschrikt en met ontzag reageert op wat het ziet gebeuren. De Israëlieten vragen Mozes om namens hen met God te spreken opdat zij niet zullen sterven (Ex. 20 : 19). Ze beseffen dat zij niet kunnen bestaan voor de majesteit en heiligheid van God.
Mozes wordt hier als middelaar beschouwd tussen God en hen. Vanwege zijn middelaarschap wordt Mozes wel gezien als een type van Christus. In Hebr. 3 wordt Mozes ook vergeleken met Christus. In de eerste zes verzen van dit derde hoofdstuk wordt de uitnemendheid van Christus getoond. De schrijver van de Hebreeënbrief veronderstelt bij de ontvangers van de brief dat zij Mozes hoogachten. Echter, Christus is meerder heerlijkheid waard (vs. 3). De vergelijking die gemaakt wordt is dat de bouwer van een huis (Christus) meer eer waard is dan het huis (Mozes).
De nieuwtestamentische lezers van de Hebreeënbrief, grotendeels christenen met een joodse achtergrond, zijn bekend met de betekenis die Mozes had voor het Hebreeuwse volk. De basis van de eer die zij Mozes toekennen is gelegd door God Zelf. God heeft Mozes verkozen voor het uitvoeren van Zijn plannen. Verschillende keren is dit ook duidelijk gemaakt aan het volk. Tijdens de gebeurtenissen bij de Sinaï erkent het volk het leiderschap van Mozes.
Deze erkenning is echter niet blijvend. Net zo min als het ontzag dat het volk toonde voor het verschijnen van God op de berg.
Verwerking
1. Vergelijk Ex. 4 : 21, 7 : 3, 9 : 7, 12 met Ex. 7 : 22, 8 : 15, 19, 32. Wat valt je op? Wat zegt ons dit?
2. De Heere had tegen Mozes gezegd dat hij bij Farao niets zou bereiken.
Bovendien zal het voor Mozes heel moeilijk geweest zijn om elke keer de gang naar Farao te maken.
Waarom heeft Mozes dit tóch gedaan? Betrek bij het antwoord ook Ex. 5 en Ex. 6 : 1-12.
Lees Numeri 20.
1. Waarom sloeg Mozes op de rots in plaats van ertegen te spreken?
2. Is de straf die Mozes krijgt niet erg zwaar?
3. Waar is de steenrots een beeld van?
Lees 1 Kor. 10 : 1-13.
4. Wat is de boodschap van dit bijbelgedeelte? Wat kun jij eruit leren?
4. Mozes als middelaar
Als Mozes in de ogen van het volk te lang op de berg blijft, gaan ze naar Aaron met de vraag om een zichtbare God te maken. Aäron maakt een gouden kalf en zegt het volk dat er de volgende dag een feest voor de HEERE gehouden zal worden. Als de Heere vervolgens het volk wil doden treedt Mozes als middelaar naar voren.
Hij pleit voor het volk en heeft daarin de eer van God voor ogen: Mozes noemt de Egyptenaars die met deze daad van God reden hebben om kwaad van God te spreken. De Heere heeft berouw over de straf die Hij het volk wilde geven en vernietigt het volk niet. De toorn van God is hiermee niet geweken. Mozes spreekt daar het volk de volgende dag op aan: 'Gijlieden hebt een grote zonde gezondigd'. Hij keert terug tot God om mogelijk verzoening te doen over de zonden van het volk. Hij wil zijn eigen leven geven voor dat van het volk. De Heere zegt alleen diegenen te straffen die tegen Hem zondigen. Het volk ontvangt straf op hun zonde van afgoderij (Ex. 32 : 34, 35).
In het vorige hoofdstuk zijn twee geschiedenissen beschreven waarin de roeping van Mozes bevestigd wordt.
Tijdens deze en andere gebeurtenissen gedurende de woestijnreis blijkt het middelaarschap van Mozes.
Mozes treedt daar nadat het volk gezondigd heeft naar voren en bidt de Heere om het volk Israël niet te verdelgen. Op de Sinaï blijkt ook waarom Mozes een type van Christus genoemd wordt. Hij wil daar in de plaats van het volk sterven (Ex. 32 : 32), zoals Christus voor Zijn volk gestorven is. Evenzeer blijkt echter het verschil tussen Mozes en Christus: waar God het offer van Christus als genoegdoening aanneemt, zegt Hij tot Mozes:
"Dien zou Ik uit Mijn boek delgen, die aan Mij zondigt" (Ex. 32 : 33). Een menselijke plaatsvervanger voor de zonde van het volk is niet mogelijk.
Wel wil de Heere Zijn toorn en straffen inhouden op het gebed van Mozes.
Heel duidelijk blijkt dit ook in het veertigste jaar van de woestijnreis als het volk niet door het land van de Edomieten trekken mag. Het volk moet dan een omweg maken en wordt aangevallen door de Kanaanieten (Num. 21). Het volk overwint, maar herhaalt het oude refrein dat gedurende de woestijnreis steeds weer uitgesproken wordt: "En het volk sprak tegen God en tegen Mozes: waarom hebt gijlieden ons doen optrekken uit Egypte, opdat wij sterven zouden in deze woestijn? Want hier is geen brood, ook geen water, en onze ziel walgt over dit zeer lichte brood" (Num. 21 : 5). Als de Heere dan vurige slangen zendt, komt het volk tot Mozes. Het volk bekent dat het gezondigd heeft en vraagt Mozes om te bidden. Mozes doet dit, zoals hij dit steeds gedaan heeft. De Heere geeft hem opdracht om een koperen slang te maken tot behoud van het volk.
De tent der samenkomst
Uit één gebeurtenis, uit Exodus 33, blijkt in het bijzonder dat Mozes middelaar is tussen de Heere en het volk Israël. Na de zonde met het gouden kalf wil de Heere Zich terugtrekken vanwege de hardnekkigheid van het volk. Mozes krijgt de opdracht om samen met het volk verder te trekken.
De Heere zal dan een engel meesturen. Ook zal de Heere de diverse volken die zij op hun weg zullen ontmoeten, uitdrijven. In overeenstemming met Gods belofte zullen ze uiteindelijk in het beloofde land aankomen.
Het volk kan hiermee niet verder en lijkt besluiteloos neer te zitten. Mozes richt dan een tent op 'ver van het leger afwijkende; en hij noemde ze de tent der samenkomst. En het geschiedde, dat al wie den HEERE zocht, uitging tot den tent der samenkomst, die buiten het leger was' (Ex. 33 : 7). Mozes maakt dus ver buiten het leger een tent voor de Heere. Het blijkt dat er nog mensen zijn die net als Mozes de Heere zoeken. Voor hen wil de Heere er zijn.
Als Mozes op een bepaald moment naar de tent gaat, dan daalt de wolkkolom neer 'en Hij sprak met Mozes' (vs.9). In de tent sprak de Heere met Mozes op de manier waarop vrienden met elkaar spreken (vs.11). In deze bijzondere omgang met God, die uit genade geschonken is om de verdiensten van Christus, pleit Mozes voor het volk. Op grond van Gods genade vraagt Mozes de Heere welke weg Hij met hem en het volk wil gaan. De Heere vraagt dan: "Zou Mijn aangezicht moeten meegaan om u gerust te stellen?" (vs.14). Mozes antwoordt daarop dat het volk nog beter kan blijven waar het is, dan op te trekken zonder de Heere. Blijkt niet juist uit het meegaan van God met Zijn volk dat het genade bij God ontvangen heeft?
Op Mozes' woorden en omdat Mozes genade gevonden heeft in de ogen van de Heere wil de Heere dan met het volk verder trekken.
Tot slot
Over Mozes zou nog veel meer te schrijven zijn. Hoe Mozes sloeg tegen die rots bij Meriba in plaats van ertegen te spreken (Num. 20); hoe hij daardoor moest sterven vóór het volk Israël het beloofde land binnentrok (Deut. 34); hoe Mozes de koperen slang oprichtte in de woestijn (Num. 21), enzovoort.
In deze schets maken we kennis met slechts enkele grepen uit Mozes' leven. Het zijn momenten waarin we de leiding van de Heere met Mozes en met Zijn volk kunnen opmerken. In het licht van het Nieuwe Testament zijn er ook momenten in het leven van Mozes geweest waarin hij een type, een beeld, van Christus was. Daarin vindt de geschiedenis van Mozes vooral haar diepgang.
De geschiedenissen van de Oudtestamentische bijbelheiligen bevatten veel lessen die we ook nu nog ter harte kunnen nemen en waarin we vaak heengewezen worden naar de Heere Jezus, de ware Middelaar tussen God en de mensen (1 Tim. 2 : 5).
Verwerking
1. Lees Hebreeën 3 : 1-6. In dit gedeelte wordt Mozes vergeleken met Christus. Wat is de uitkomst van deze vergelijking?
2. Vanwege zijn middelaarschap wordt Mozes gezien als een type van Christus.
Kun je enkele voorbeelden noemen waaruit dat blijkt? Is de geschiedenis uit Numeri 21 : 1-9 ook zo'n voorbeeld?
3. Mozes wordt ook wel een tuchtmeester tot Christus genoemd. Leg dat eens uit?
Wat heeft de levensgeschiedenis van Mozes jou nu te zeggen?
Literatuur
Bijbel met kanttekeningen
Diverse bijbelverklaringen
Handboek bij de Bijbel
Handboek van de wereldgodsdiensten
Leren en leven, drs. P. Cammeraat
Illustraties
Omslag: beeld van Mozes door Michelangelo
De bijbel voor jongeren: pagina 5, 6, 9 en 16
Handboek bij de Bijbel: pagina 5, 1 3 en 15
Bijbelse aardrijkskunde en oudheidkunde: pagina 18.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 november 1998
Mivo +16 | 20 Pagina's