JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

De engelen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De engelen

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het grieks, de grondtaal van het Nieuwe Testament, worden twee woorden gebruikt voor ons Nederlandse woord "dienst", namelijk: "leitourgikos" en "diakonos". Het eerste woord duidt op een dienst die aan God wordt bewezen, een dienst tot eer van God. Het woord "diakonos" wijst op de dienst die verricht wordt voor de mede-mens.

In Hebr. 1:14 worden deze beide woorden gebruikt in één tekst. "Zijn zij niet allen gedienstige (leitourgikos) geesten die tot dienst (diakonos) uitgezonden worden, om dergenen wil, die de zaligheid beërven zullen?"

"Gedienstige geesten"

In Hebr. 1:14 wordt een omschrijving gegeven van de engelen. Engelen zijn "gedienstige geesten". Het zijn geesten die gericht zijn op de eer van God. Zij staan in dienst van hun Makeren zijn gericht op de eer van de Heere. Heel duidelijk blijkt deze gerichtheid uit de engelenzang tijdens de geboorte van de Heere Jezus. Het waren de engelen die de lofzang tot Gods eer zongen: "Ere zij God in de hoogste hemelen". De benaming "gedienstige geesten" wijst op het feit dat engelen in dienst staan van God, maar dat zij tevens gericht zijn op de verheerlijking van Zijn Naam.

"...Tot dienst uitgezonden"

Het woord engel betekent "bode" of "boodschapper". Een bode wordt door iemand gestuurd om een boodschap aan een ander door te geven. Dit duidt erop dat engelen geen eigen opdrachten uitvoeren, maar uitgezonden worden door de grote Opdrachtgever. Zo lezen we in Ps. 91: 11 dat de Heere Zijn engelen zal bevelen. God is de Zender en stuurt Zijn engelen met een boodschap naar deze aarde. In de engelenzang klinkt Gods boodschap door: "Vrede op aarde".

Engelen worden "tot dienst uitgezonden". Hier wordt het woord "diakonos" gebruikt dat duidt op een dienst tot nut van anderen. Deze dienst wordt in de kerstnacht werkelijkheid, wanneer de "gedienstige geesten" zingen: "in mensen een welbehagen". Niet de engelenzang staat in het middelpunt, maar Gods liefde tegenover mensen. Hij heeft Zijn Zoon in deze wereld gezonden om de straf op de zonde te dragen. "Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe" (Joh. 3:16). Daarom konden de engelen zingen: "in mensen een welbehagen". Een grotere dienst tot nut van de mensheid bestond er niet en zal er ook nooit bestaan in deze wereld. Het is de boodschap van Gods dienende liefde tegenover zondige mensen uitlopend op de verheerlijking van Zijn Naam.

"...Om dergenen wil"

God zendt Zijn engelen "om dergenen wil die de zaligheid beërven zullen". Volgens Hebr. 1: 14 is het onderwerp van de dienst van de engelen Gods volk. God stuurt Zijn engelen om Zijn volk te verzorgen, te beschermen en te bewaren. Degenen die de zaligheid zullen beërven hoeven niet alleen te strijden tegen de machten van de satan, maar er is een hemelse legerschare door God gezonden om mee te vechten. Duidelijk blijkt dit uit Ps. 91: "Want Hij zal Zijn engelen van u bevelen, dat zij u bewaren in al uw wegen".

Toen de apostelen in de gevangenis zaten, werd 's nachts de deur geopend door een engel en werden ze door deze engel bevrijd (Hand. 5: 19). Petrus werd door een engel uit de gevangenis verlost (Hand. 1 2).

Daniël werd in de leeuwenkuil geworpen en God stuurde Zijn engel om de monden van de leeuwen te sluiten (Dan. 6: 23).

Een engel sloeg Herodes zodat hij stierf (Hand. 12: 30). Ook dit was een dienende taak, want Gods Woord vermenigvuldigde na zijn dood.

Niet alleen de kinderen van God worden door de dienst van de engelen verzorgd, maar ook het Kind van God, de Zoon jezus Christus. Na de verzoeking in de woestijn "liet de duivel van Hem af, en ziet de engelen zijn gekomen, en dienden Hem" (Matth. 4: 11). In Gethsémané werd de Heere Jezus door een engel uit de hemel "versterkt" (Luk. 22: 43).

De schepping van de engelen

In Job 38 wordt beschreven dat God aan Job verschijnt. De Heere stelt aan Job de vraag: "Waar waart gij, toen Ik de aarde grondde?" Al vragend beschrijft de Heere dat Hij de wereld heeft geformeerd. "Wie heeft haar maten gezet, want gij weet het; of wie heeft over haar een richtsnoer getrokken? Waarop zijn haar grondvesten nedergezonken, of wie heeft haar hoeksteen gelegd?" En vervolgens spreekt de Heere over de "morgensterren" en de "kinderen Gods".

"Toen de morgensterren te zamen vrolijk zongen, en al de kinderen Gods juichten". De meeste verklaarders zijn van mening dat er hier gesproken wordt over de engelen. Dit zou dan betekenen dat de engelen al aanwezig waren toen de wereld werd geschapen. Algemeen wordt aangenomen dat de engelen als hemelbewoners zijn geschapen, net zoals de mensen als aardbewoners zijn geschapen.

De val van engelen

Aan het eind van het scheppingsverhaal lezen we: "En God zag al wat Hij gemaakt had, en ziet, het was zeer goed". God overzag hetgeen hij geschapen had, inclusief de engelen, en zag dat alles zeer goed was. En wat gebeurde er? Er waren engelen die zondigden tegen God. Hun zonde was dat ze hun "beginsel niet bewaard hebben" en dat ze hun "eigen woonstede verlaten hebben" (Jud. 6). Eigenwillig hebben zij hun "woonstede" verlaten. God heeft ze ongetwijfeld voor een keuze geplaatst zoals Hij elk redelijk schepsel voor een keuze plaatst. Dit doet Hij opdat zou mogen blijken dat zij onder God willen staan. Zo heeft de Heere de engelen beproefd om ze te brengen tot de erkentenis dat zij er waren om God te dienen. God heeft ze geschapen opdat ze Hem zouden loven en groot maken.

Sommigen wilden echter voor zichzelf leven. Zij verlieten hun post en plaats waar God ze gesteld had. In de Schrift wordt gesproken over de duivel en zijn engelen (Matth. 25: 41); de duivel en zijn bodes of boodschappers. Daarom mogen we stellen dat waarschijnlijk één engel als eerste viel en dat hij een deel van de engelen met zich mee heeft getrokken. Zo is er één duivel die de anderen ophitst tot vijandschap tegen God.

Hoeveel gevallen engelen er zijn, weten we niet. Wel weten we dat het er enorm veel zijn. De wereld is vol van duivelen. Zelfs in één mens kunnen er vele duivelen zijn. Iemand die van de duivel bezeten was, antwoordde jezus op de vraag hoe hij heette: "Ik ben legio", dat is zeer veel! (Luk. 8: 30). Wanneer zijn de engelen gevallen? Waarschijnlijk kort na de zevende dag, want God overzag Zijn schepping en ziet "het was zeer goed".

De straf

In het boek Job lijkt het erop dat de duivel toegang had tot de hemel. "Er was nu een dag, als de kinderen Gods kwamen, om zich voor de HEERE te stellen, dat de satan ook in het midden van hen kwam" (Job. 1: 6). Op de vraag waar satan vandaan kwam, antwoordt hij: "Van om te trekken op de aarde, en van te doorwandelen" (Job 1:7).

In Openb. 12 lezen we over de strijd tussen Michaël en de grote draak, "namelijk de oude slang, welke genaamd wordt duivel en satanas" (Openb. 12: 9). Deze strijd wordt gevoerd nadat de "mannelijke Zoon" (de Heere jezus) weggerukt is tot God en Zijn troon (Openb. 12: 5), hetgeen wijst op de hemelvaart van Jezus. De draak moet het onderspit delven en "is geworpen, op de aarde; en zijn engelen zijn met hem geworpen" (Openb. 12:9). De toegang tot de hemel wordt hem ontzegd en zijn verblijfplaats is de aarde.

Uit dit beeld zou afgeleid kunnen worden dat na de hemelvaart van de Heere Jezus satan geen toegang meer heeft tot de hemel. In het Oude Testament zou hij dan wel toegang tot de hemel hebben gehad als "verklager", maar na de hemelvaart niet meer. "En ik hoorde een grote stem, zeggende in den hemel: Nu is de zaligheid, en de kracht, en het koninkrijk geworden onzes Gods; en de macht van Zijn Christus; want de verklager onzer broederen, die hen verklaagde voor onzen God dag en nacht is nedergeworpen" (Openb. 12: 10).

Judas zegt: "Hij heeft ze tot het oordeel des groten dags met eeuwige banden onder de duisternis bewaard" (Jud. 6). Satan heeft de strijd verloren en Christus heeft overwonnen. Satans kop is vermorzeld. God heeft satan echter wel bewegingsvrijheid op de aarde gegeven. De volgelingen van Christus zal hij het moeilijk maken. Hij is geworpen op de aarde. "Toen de draak zag, dat hij op de aarde geworpen was, zo heeft hij de vrouw (= de Kerk) vervolgd, die het Manneken gebaard had" (Openb. 12: 1 3). "En de draak vergrimde op de vrouw, en ging heen om krijg te voeren tegen de overigen van haar zaad, die de geboden Gods bewaren, en de getuigenis van jezus Christus hebben" (Openb. 12: 17).

Deze vervolging zal hevig zijn, maar satans macht blijft beperkt, want hij heeft reeds verloren. Christus heeft overwonnen en zal er zorg voor dragen dat Zijn Kerk op aarde bewaard en beschermd blijft.

Kloof en brug

Van de beginne af is satan een mensenmoordenaar (Joh. 8: 44). Dat is bewezen in het paradijs. De mens was geschapen en God blies de "adem des levens" (Gen. 2: 7) in de mens. Kort daarna kwam de satan in de gedaante van een slang en hij verleidde de mens. Nu geldt: De bezoldiging (loon) van de zonde is de dood (Gen. 3: 9). De mens is stof en hij zal tot stof wederkeren. "Een mensenmoordenaar van de beginne".

Sinds de zondeval bestaat er een grote kloof tussen de hemel en de aarde. Deze afstand zien we telkens weer naar voren komen. Aardbewoners vrezen wanneer zij hemelbewoners zien. De herders vreesden "met grote vreze" (Luk. 2: 9) toen de engel hun verscheen om te vertellen dat Christus geboren was. Toen de engel aan Zacharias verscheen in de tempel, vreesde hij (Luk. 1: 12). Cornelius, de hoofdman over honderd, werd ook bevreesd toen een engel bij hem kwam (Hand. 10: 4).

In Christus is de kloof tussen hemel en aarde overbrugd. Door Zijn verdienste is het voor aardbewoners mogelijk om hemelbewoners te worden. Zo lang zij op de aarde verkeren, zal God Zijn volk beschermen tegen de gevaren van de draak. Jakob droomde van een ladder die op de aarde stond en waarvan het bovenste gedeelte de hemel raakte (Gen. 28: 12 en 1 3). Op de ladder klommen de engelen op en neer. Bovenaan de ladder stond de Heere, de grote Zender van Zijn engelen. Er bestaat geen brug tussen satan en God, ook niet tussen satans volk (zijn volgelingen) en God, maar wel tussen Gods volk en God. God stuurt Zijn engelen niet om de wereld te verzorgen, maar wel om die mensen te onderhouden, te verzorgen, te dienen en te bewaren waarmee Hij in verbinding staat door de Brug, Jezus Christus.

Engelen en wij

Wat betekent de dienst van de engelen voor ons? Om deze vraag te kunnen beantwoorden, moeten we de vraag stellen of de Heere in Zijn algemene genade de dienst van de engelen gebruikt. Bijvoorbeeld: wanneer iemand een ongeluk heeft gehad en op wonderlijke manier is gespaard gebleven, heeft God dan Zijn engelen gebruikt om de persoon te bewaren of niet?

Op deze vraag moeten we het antwoord schuldig blijven. God kan Zijn engelen bevelen om "u" te bewaren, maar of de Heere dit bij alle wonderlijke bewaringen doet, weten we niet. Opvallend is dat we in Gods Woord geen voorbeelden hiervan lezen. Anderzijds moet gezegd worden dat de engelenwereld een voor ons onzichtbare wereld is. Elisa ziet wel een leger engelen, maar zijn knecht ziet dit niet. Elisa gaat aan de Heere vragen of zijn knecht mag zien hetgeen Elisa ziet. Als zodanig kan het dus zijn dat de dienst der engelen gebruikt wordt om mensen te bewaren, maar dat de mensen het zelf niet zien.

Als de kloof door het geloof in Jezus Christus is overbrugd, dan mag de dienst van de engelen voor ons een rijke troost inhouden. De troost dat Hij Zijn volk zal verzorgen door de dienst van de engelen. De dienst van de engelen predikt dat God Zijn Kerk in stand zal houden. Gods Kerk op aarde ziet echter niet altijd het werk van de engelen. Wat is ook hierbij nodig het gebed van Elisa voor zijn knecht: "Heere, open toch zijn ogen".


De mens hoger dan de engelen geschapen

De mens is Gods hoogste schepsel, vooral wanneer men hem ziet in zijn uitgebreidheid: heel de mensheid.

Dat bij het begin der wereld twee mensen tegenover een menigte des hemelsen heirlegers staan, bewijst niets tegen deze stelling. Het is niet in het aantal gelegen. Dat éne mensenpaar draagt in zich heel de mensheid en God ziet haar in haar voltooide bloei. Daarin is de mensheid meer dan het engelenleger. En binnen de kring van het geschapene heeft zij rijker uitdrukkingsmogelijkheid, een breder funktionerend leven dan de engel.

Het lijkt erop dat Hebr. 2:7 schijnbaar het tegendeel bewijst. Daar zegt Gods Woord: 'dat God de mens een weinig minder dan de engelen gemaakt heeft'. Deze vergelijking wijst echter niet naar de oorspronkelijke toestand in de staat der rechtheid, maar op hetgeen daarna gevolgd is. De uitspraak is gedaan uit het standpunt van de gevallen wereld. Het werkwoord dat door minder maken is vertaald, betekent eigenlijk vernederen. De mens is vernederd onder de engelen. En dan kan de Griekse term, die vertaald is door een weinig ook betekenen voor een korte tijd.

God heeft dus de mens hoger geschapen dan de engelen. De mens is de zoon en de engelen zijn knechten, die uitgezonden worden om dergenen wil, die de zaligheid beërven.

Ds. J.C. van Ravenswaay in: Dichterbij dan je denkt, blz. 57-58


Geen aanbidding van den engel betaamt ons. Maar wel zij onze wandel voor hun aangezicht naar Gods ordinantie. Daarom zegt de apostel, dat de vrouw een macht op het hoofd hebben moet om der engelen wil (1 Cor. 11:10). De vrouw moet tonen dat zij de man onderworpen is. Zij moet het teken der onderdanigheid dragen voor het oog der engelen. En dit te meer waar in der engelen oog alle afschudden van onderdanigheid als liggend in der engelen val, de grootste gruwel is (Judas :9). De emancipatiegeest in het optreden der vrouw in deze tijden is hiermede in flagranten strijd.

Gods volk in het bijzonder wandele met voorzichtigheid en sterke zich in dien God, Wiens legerscharen rondom hen zijn en die hen sterken en bemoedigen kunnen, want zij zijn meer dan de heiren der vijanden.

Ds. G.H. Kersten in: De Gereformeerde Dogmatiek, deel 1, pag. 225


Des HEEREN engel schaart 
Een onverwinb're hemelwacht 
Rondom hem, die Gods wil betracht; 
Dus is hij wèl bewaard. 
Komt, smaakt nu en beschouwt
De goedheid van d' Alzegenaar; 
Welzalig hij, die in gevaar 
Alleen op Hem betrouwt!

Psalm 34:4 (ber.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 oktober 1995

Mivo +16 | 24 Pagina's

De engelen

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 oktober 1995

Mivo +16 | 24 Pagina's