JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

4. "Werk heden in mijn wijngaard"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

4. "Werk heden in mijn wijngaard"

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

"Ik heb horen zeggen, dat er niet genoeg geld binnenkomt voor de zending, om aan alle aanvragen, die vanaf het veld gedaan worden om nieuwe arbeiders, te kunnen voldoen. Op Irian zouden wij nog verschillende mensen kunnen gebruiken om ingeschakeld te worden en het werk veel intensiever ter hand te nemen... Maar het kan niet, want als je de lijst van de te verwachten inkomsten legt naast de bestaande begroting, dan kan er niet meer worden uitgebreid... Vrienden, gelooft u, dat het geld een probleem mag zijn als het gaat om de uitbreiding van Gods Koninkrijk in deze wereld?

Gelooft u, dat bij de Heere iets onmogelijk is?

Ik kan dat niet geloven.

Die het van de Heere verwachten, die zullen niet beschaamd worden".

Dit waren de woorden die ds. C.G. Vreugdenhil, toen nog zendingspredikant in Irian Jaya, sprak aan het begin van de middagbijeenkomst van de jaarlijkse zendingsdag. Het was in 1981.

Uit deze woorden blijkt dat er uitbreidingsmogelijkheden waren, maar dat het gebrek aan geld een struikelblok was.

Twaalf jaar later zouden de woorden opnieuw uitgesproken kunnen worden. Wel is er het één en ander veranderd. Het gebrek aan geld maakt de uitbreiding van het zendingswerk niet onmogelijk, maar het gebrek aan arbeiders.

Hoe komt het dat er zo'n gebrek is aan zendingsarbeiders? Wat zou de reden zijn dat er evangelisten op het zendingsveld worden gevraagd, maar dat er geen mensen solliciteren?

Zou het komen omdat mensen zich minder betrokken voelen bij het zendingswerk? Zou de reden zijn dat de zaak van Gods Koninkrijk ons niet zo zwaar weegt?

In dit hoofdstuk worden geen pasklare antwoorden gegeven. Wel zullen enkele mogelijke oorzaken worden besproken.

Meeleven

Zendingsarbeiders worden door de gemeente uitgezonden. In Hand. 13: 1-3 wordt beschreven hoe twee mensen werden uitgezonden. "En er waren te Antiochië, in de Gemeente, die daar was, enige profeten en leraars, namelijk Barnabas, en Simeon, genaamd Niger, en Lucius uan Cyrene, en Manahen, die met Herodes den viervorst opgevoed was, en Saulus. En als zij den Heere dienden, en vastten, zeide de Heilige Geest: Zondert Mij af beiden Barnabas en Saulus tot het werk, waartoe Ik hen geroepen heb. Toen vastten en baden zij, en hun de handen opgelegd hebbende, lieten zij hen gaan".

In de genoemde toespraak van ds. Vreugdenhil zegt hij: "...gebrek aan geld en gebrek aan arbeiders kun je niet oplossen door planning en berekeningen. Er is nog een edeler weg. Er is een geestelijker weg".

Dat lezen we in Hand. 13: 1-3.

In de gemeente van Anitochië wordt de Heere gediend en er wordt gevast. Het vasten moet niet gezien worden als een verdienstelijke prestatie, maar als een wezenlijk middel om ons voor te bereiden tot ons spreken met God en Gods spreken tot ons. Wanneer een gemeente op deze wijze bezig mag zijn met het dienen van de Heere. wil de Heilige Geest mensen roepen. Daar zondert Hij ze af en daar zendt Hij ze uit.

Wij hebben de rollen omgekeerd. Zeker, een roeping tot het zendingswerk is noodzakelijk. Maar, hoe is het met de betrokkenheid vanuit de gemeente? Vergaat het ons niet veelal andersom? Wanneer iemand namens de gemeente uitgezonden wordt, vragen we de Heilige Geest of Hij met hen wil meegaan. Maar in Handelingen 13 is het precies andersom. Hier zendt de Heilige Geest uit.

Nadat de Heilige Geest gesproken heeft, vast en bidt de gemeente opnieuw en legt Paulus en Barnabas de handen op. De gemeente wordt gevraagd om mee te gaan in gedachten en gebeden. En daarom worden Paulus en Barnabas de handen opgelegd.

Worden hun de handen opgelegd om ze de bijzondere Geestesgaven mee te geven, die ze nodig hadden op hun reis? Die geeft de gemeente niet; die geeft de Heilige Geest Zélf. Waarom wordt dan aan deze twee mannenbroeders de handen opgelegd'?

Dat doet de gemeente van Antiochië om aan deze twee broeders ambtelijke volmacht mee te geven. Dat wil zeggen: de gemeente van Antiochië vereenzelvigd zich met de arbeiders die de Heilige Geest uit haar eigen midden heeft afgezonderd en uitzendt. Dat betekent dus: de gemeente van Antiochië zegt tegen Paulus en Barnabas: "Mannenbroeders, waar u bent, daar zijn wij. U vertegenwoordigt ons daar. Wij zijn een. Wij leven en bidden met u mee en wij volgen u op uw reis. Waar u heengaat, daar gaan wij heen. Uw vreugde is onze vreugde. Uw strijd is onze strijd. Uw blijdschap is onze blijdschap. Uw droefheid is onze droefheid. Uw worsteling regen de satan is onze worsteling tegen de satan. En uw lijden om het Evangelie is ons lijden om het Evangelie. En waar u tegenwoordig bent, daar zijn wij tegenwoordig. Waar u Christus predikt, daar prediken wij ten diepste Christus. Waar u de overwinning behaalt in de kracht van God. daar behalen wij de overwinning in de kracht van God".

Meebidden

In 2 Thess. 3: 1 schrijft Paulus: "Voorts, broeders, bidt voor ons, opdat het Woord des Heeren zijn loop hebbe, en verheerlijkt worde, gelijk ook bij u". Paulus roept de gemeente op om voor hun zendingsarbeiders te bidden.

Juist het gebed van de gemeente kan Paulus niet missen. Ook in zijn eerste brief had hij geschreven: "Broeders, bidt voor ons' (1 Thess. 5: 25). Hij roept op tot dit gebed "opdat het Woord des Heeren zijn loop hebbe en verheerlijkt worde". Dat is het doel. Het gebed is noodzakelijk omdat Gods Woord zonder hindernis of stilstand zich steeds verder verbreid.

En wat wilde hij dat de Thessalonicensen zouden bidden? Dat het Woord van God, net zoals bij hun, zijn loop hebbe.

Wanneer iemand iets positiefs heeft ervaren, wil hij ook laten delen in zijn vreugde. Wanneer er liefde tot God in het hart is, zal er ook liefde tot de naaste zijn. De Heere zendt niet iedereen uit als zendeling, maar Hij geeft wel iedereen binnen de gemeente de opdracht om zorg te dragen voor de voortgang, de uitbreiding van Zijn koninkrijk.

Gods Woord is verheerlijkt in de gemeente van Thessalonica. Niet alleen in woorden, "maar ook in kracht, en in de Heiligen Geest en in vele verzekerdheid" (1 Thess. 1: 5). De gemeenteleden hebben het Woord dat onder hen is verkondigd aangenomen "niet als der mensen woord, maar (gelijk het waarlijk is) als Gods Woord, dat ook werkt in u, die gelooft".

Ook wij worden geroepen om te bidden voor de uitbreiding van Gods Koninkrijk. Immers, de Heere Jezus heeft Zelf Zijn discipelen de opdracht gegeven om te bidden "Uw Koninkrijk kome". We onderschrijven de belijdenisgeschriften en daarmee belijden we dat in deze bede ligt opgesloten:

1. dat we ons meer en meer wensen te onderwerpen aan de Heere,

2. dat we vragen om bewaring en vermeerdering van Gods kerk. en

3. dat we de Heere vragen of Hij de boze raadslagen tegen Gods Woord verstoort (Heidelbergse Catechismus, zondag 48).

Zo worden we opgeroepen om als christelijke gemeente te bidden voor de mensen die zijn uitgegaan. In het gebed moet we ons dan niet concentreren op de zendingsarbeiders, maar op de voortgang van Gods Koninkrijk. "Opdat het woord des Heeren Zijn loop hebbe".

Meegaan

In Matth. 21: 28-30 lezen we: "Een mens had twee zonen. En gaande tot de eerste zei hij: Zoon, ga heen, werk heden in mijn wijngaard. Doch hij antwoordde en zei: ik wil niet. en daarna berouw hebbende, ging hij

En gaande tot de tweede zei hij evenzo. En deze antwoordde en zei: ik ga heer; hij ging niet!" Op indringende wijze schreef evangelist Joh. Commelin in de Paulus over deze gelijkenis. Aan de hand van dit gedeelte riep hij mensen op om ernstig na te denken over het werken in de wijngaard.

Dhr. Commelin schreef het volgende: "Een mens had twee zonen: één was bij hem weggelopen. Die had geen zin om bij hem te blijven. Hij uond hem te streng en te saai. en zijn dienst te zwaar. Later kreeg hij echter berouw, keerde terug naar zijn vader met schuldbelijdenis en diende hem daarna met zijn hele hart in de wijngaard. De andere zoon, toen hij groot geworden was, beloofde altijd bij zijn vader te blijven, en hem trouw te dienen naar zijn bevelen. Maar toen zijn vader hem vroeg om in zijn wijngaard te gaan werken, die verderop in een andere streek lag, had hij allerlei verontschuldigingen, en deed het niet!

God heeft een wijngaard in deze wereld. Ook één ver weg in Guinee, aan de Westkust van Afrika (daar waar vroeger de slaven vandaan gehaald werden!) Daar is veel werk te doen, veel te veel werk voor één man alleen. Het land moet nog ontgonnen, van stenen gezuiverd en gespit worden. En daarna bezaaid. Het is een totaal verwaarloosde wijngaard, die van de tijd van Noach af niet bewerkt is geworden, en die nog nooit vrucht opgeleverd heeft. Toch behoort die wijngaard ook aan God: Hij heeft de volste rechten op het vruchtgebruik ervan. En het bedroeft Hem dat Zijn wijngaard er zo verlaten bij ligt. Daarom heeft Hij een stem laten uitgaan om arbeiders te werven voor deze wijngaard onder hen die beloofd hadden Hem altijd van harte te dienen. Maar toen Hij Zijn dienstknechten uitzond om arbeiders te werven, kwamen ze met lege handen terug. Er was er geen die zich voor 's Konings dienst gemeld had! En dat bedroefde de Heere.

De wijngaard van de Heere hier in Guinee ligt in en rondom de stad Boke, een stad van zeker 25.000 mensen die de stem van de Heere nog nooit gehoord hebben. Het zijn de Fular en Landuma mensen in de dorpen hier rondom. Het zijn de Tobaka en Mixifore-stammen die zo'n 20 kilometer ten zuiden van Boke hun gebied hebben. Niemand heeft hen ooit het Evangelie gebracht! Wel zijn er Moslims gekomen uit het noordelijke bergland, die hun de Islam opgedrongen hebben. En nu weten ze niet anders te doen dan regelmatig hun formuliergebeden te repeteren om Allah daarmee tevreden te stellen. Maar het is een god die hen niet verhoren kan, want God verhoort de gebeden slechts om en door Zijn Zoon Jezus. En die Naam kennen ze niet!

Wat klinkt er een stil verwijt uit deze gelijkenis van de Heere Jezus! Hij heeft veel werk te doen in Zijn wijngaard. Maar Zijn zonen hebben niet gewild.

Wat is toch de reden dat ze niet willen? Is de Heere dan werkelijk zo streng en hard? Is Zijn dienst dan zo zwaar? Of zijn de vereisten om in Zijn wijngaard te werken zo hoog dat velen er met bij kunnen? Dit laatste hebben we als argument horen noemen. En het is waar, het werk des Heeren eist wel degelijk bekwaamheid. Er moeten moeilijke talen voor geleerd worden om maar één ding te noemen. Maar ik wil toch ook even verwijzen naar de discipelen van de Heere Jezus: de meesten vissers van afkomst. Weinig geschoold! Maar toen ze Hem gingen volgen werden ze door de Heere Zelf geschoold, en hoe!

Drie jaar lang. En daarna werden ze uitgezonden, naar waar de Heere hen hebben wilde. Maar het begon met die roepstem van de Heere Jezus: Volg Mij, en Ik zal jullie vissers van mensen maken! En wie hoort deze roepstem van de Heere Jezus? Wie kan deze stem niet meer van zich afzetten? Wie moet zich aan Hem gewonnen geven, en Zijn volgeling worden? Zo begint het! Dan zal de Heere er voor zorgen

Dan zal de Heere er voor zorgen dat wij vissers van mensen worden. Kom, blijf niet langer van verre

Kom, blijf niet langer van verre staan!

Maar zeg: Heere, kunt U ook mij, onwaardige, onnutte, nog in Uw wijngaard gebruiken? Neig mijn hart om Uw instrument te zijn, Heere, daar waar U mij hebben wilt op deze aarde. Zijn stem klinkt ook heden nog:

Zijn stem klinkt ook heden nog: Mijn zoon, werk heden in Mijn wijngaard! Mag Zijn Geest ons gewillig en

Mag Zijn Geest ons gewillig en bereid maken, om het Lam te volgen, waar Het ook heengaat".

Dit hoofdstuk is tot stand gekomen dankzij de bijdrage en medewerking uan ds. C.G. Vreugdenhil en evangelist Commeiin


De inhoud van het hoofdstuk kan gebruikt worden voor een inleiding, maar kan ook een handvat bieden in het gesprek op de vereniging. Maak daarbij gebruik van de volgende werkwijze:

• de leden lezen in groepen het hoofdstuk tot zij de eerste opdracht tegenkomen.

• de opdracht wordt besproken en daarna

• wordt verder gelezen tot de volgende opdracht.


Opdracht 1

Ds. Vreugdenhil stelde in 1981 de vraag: "Vrienden, gelooft u, dat het geld een probleem mag zijn als het gaat om de uitbreiding van Gods Koninkrijk in deze wereld?" In onze tijd zouden we de zin kunnen wijzigen en zeggen: "Geloof je dat het gebrek aan arbeiders een probleem mag zijn als het gaat om de uitbreiding van Gods Koninkrijk in deze wereld?" Beantwoord deze vraag.


Opdracht 2

Wat is volgens jou de reden dat er zo'n gebrek is aan zendingswerkers, met name mensen die uitgaan om het Evangelie te prediken (denk aan evangelisten, zendingspredikanten e.d.)?


Opdracht 3

Wat wordt in Hand. 13: 2 bedoeld met "dienen en vasten"?


Opdracht 4

Waarom legt de gemeente de handen op Paulus en Barnabas (Hand. 13: 3)?


Opdracht 5

Hoe kun je als jongeren meeleven met de zendingsarbeiders die namens de gemeenten zijn uitgegaan?


Opdracht 6

Wat vind je van de volgende stelling: Wanneer er niet gebeden wordt door de gemeente, kan Gods Woord 'zijn loop' niet hebben?



Opdracht 7

Wat is nodig om gehoor te geven aan de oproep van Paulus om te bidden "opdat het Woord des Heeren zijn loop hebbe"?


Opdracht 8

Wat is volgens jou het verband tussen deze gelijkenis en de oproep om als zendeling/evangelist te gaan werken op het zendingsveld?


Opdracht 9

Keer terug naar opdacht 2. Wat is volgens jou de belangrijkste reden dat er een gebrek is aan zendingsarbeiders?

Zou jij bereid zijn om te solliciteren wanneer er een evangelist voor Guinee wordt gevraagd?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1993

Mivo +16 | 44 Pagina's

4.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1993

Mivo +16 | 44 Pagina's