JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

1. De richterentijd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

1. De richterentijd

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het volk Israël verschilt van alle andere volken door de wijze waarop het werd geregeerd. Men noemt deze regering Theocratie of Godsregering. Israël staat tot God in een zeer bijzondere verhouding. God is Israëls koning, de regering van Israël gebeurt onmiddellijk door God, terwijl ook alle wetten door God Zelf zijn gegeven. Niet alleen de wetten voor het godsdienstig leven, maar ook die voor het burgerlijk en maatschappelijk leven.

God regeert dus over Zijn volk. Maar in bijzondere tijden geeft Hij leiders met een grote taak. Zo kreeg Mozes de taak om Israël uit Egypte en door de woestijn te leiden, terwijl Jozua de opdracht kreeg om het volk in Kanaan te brengen en Israël aan te voeren om de Kanaanieten te verdrijven.

Als Israël in het beloofde land woont, ontvangt het geen leider meer, maar wordt het volk geregeerd door God Zelf. De Heere gebruikt daarvoor de zogenaamde 'oudsten', die optreden als rechters.

Zij vormen een hechte bestuursorganisatie en zien erop toe dat Gods wetten worden gehandhaafd en nageleefd. Het nationale heiligdom bevindt zich in Silo. waar de ark des verbonds staat, als het symbool van Gods tegenwoordigheid.

Dan gaat de Heere Zijn volk op de proef stellen om te zien of de Israëlieten zich, na alle zegeningen die zij ontvangen hebben, aan Hem zullen blijven vasthouden.

Het volk had dit aan Jozua beloofd bij de vernieuwing van het verbond te Sichem (Jozua 24): "Wij zullen de Heere, onze God dienen, en wij zullen Zijner stem gehoorzamen".

De geschiedenis leert dat het volk niet in staat is deze proef te doorstaan, want al snel blijkt dat Israël God als koning verwerpt. Toch krijgt het volk dikwijls de gelegenheid om zich weer te onderwerpen aan Gods gezag. Tot drie keer toe heeft de Heere hen nadrukkelijk bestraft vanwege hun afgoderij (2: 1-3; 6: 8-10; 10: 11-14) met het doel hen tot bekering te brengen.

Telkens weer herstelt Hij de verhouding, verdrijft Hij de vijand en spoort Hij aan naar Zijn wetten te leven. Maar steeds opnieuw valt Israël in het oude kwaad: ze erkennen God niet als koning.

Hiervoor zijn verschillende voorbeelden aan te wijzen:

* God had Israël bevolen de Kanaanieten uit te roeien, maar dit bevel was door Israël niet uitgevoerd. Israël onderwierp de Kanaanieten wel, liet hen belasting opbrengen en herendiensten verrichten, maar roeide hen niet uit. Dit had tot gevolg dat er vermenging optrad tussen de Israëlieten en de Kanaanieten. De Israëlieten (die in afzondering moesten leven!) trouwden met Kanaanitische vrouwen, en namen daarbij de Kanaanitische cultuur over. Dit had weer tot gevolg dat de godsdienst van de Israëlieten vermengd werd met de Kanaanitische afgodendienst. Naast de Heere werden ook de Kanaanitische afgoden vereerd. De Heere werd niet meer beschouwd als de enige God. Het besef dat Israëls godsdienst de enige ware godsdienst was ging verloren.

* Bovendien daalde het zedelijk peil als gevolg van het feit dat de heidense afgodendienst 'schandmeisjes' en 'schandjongens' kende. Deze jonge mensen stelden hun sexuele leven in dienst van de afgodendienst.

* Daarnaast blijkt dat er in de richterentijd weinig eenheid bestaat tussen de stammen. Men houdt weinig rekening met het volk als geheel; het belang van de stam treedt op de voorgrond. Daarmee ging het nationaal besef verloren.

Dit blijkt o. a. uit het lied van Debora (Richt. 5). Hier wordt melding gemaakt van Ruben, Dan, Nafthali, Zebulon en Aser, die bleven zitten waar ze zaten toen Debora ten strijde trok.

Samenvattend kan dus gezegd worden dat Israëls verlies van het geloof in de enige ware God, gepaard met vermindering van zedelijke normen en nationaal besef, de weg baant om als volk door het heidendom opgeslokt te worden en ten onder te gaan.

Maar God Zelf behoedt Zijn volk voor de ondergang. Hij doet dat door het verwekken van richters (zie kader).

Opmerkelijk is, dat van een aantal richters bekend is dat zij uit een gezin komen waar de Heere nog oprecht gediend wordt. Al moet tegelijk gezegd worden dat ook hier de invloed van de wereld blijkt (vgl. 8: 27 bijvoorbeeld, waar meegedeeld wordt dat Gideon een efod, een afgodsbeeld, maakt).

Zo zal uit het leven van Simson, die voor Israël zal strijden om het te bevrijden van de Filistijnen, blijken dat óók kinderen van God in grote zonden kunnen vallen.

Zo heeft de richterentijd een eigen plaats in de leiding van God met Zijn volk, maar ook een boodschap voor de kerk van nu.

Het is in de eerste plaats een waarschuwing om te waken voor vermenging van de kerk met de wereld. Daarbij moeten eigen krachten niet worden overschat (Jozua 24!) en de wereld niet worden onderschat. De kerk moet niet vergeten dat de wereld vijandig staat tegenover Christus en Zijn dienst. Elk compromis dat gesloten wordt. betekent schade voor Gods Koninkrijk. Het afwijken van Gods Woord loopt uit op de verbondswraak (Deut. 28).

In de tweede plaats toont de richterentijd op bijzondere manier het eindeloos geduld dat de Heere met Zijn volk heeft. Het laat zien de onveranderlijke trouw die Hij aan de dag legt voor een volk dat zich steeds van Hem afkeert. Hij is een Hoorder van het gebed en redt Zijn volk keer op keer.

Gods gemeente kan verzekerd zijn dat de wereld haar nooit zal overweldigen: "En ziet. Ik ben met ulieden, al de dagen tot de voleinding der wereld" (Matth. 28: 20).


Richters

De naam richter betekent taalkundig hetzelfde als rechter. In het Hebreeuws is het hetzelfde woord.

In Israël was de rechter de man die er op toezag dat de goddelijke wet werd toegepast en nageleefd. Het rechterambt was een overheidsambt.

De taak van de richter was iets anders. Ook hij had de taak om het recht van de Heere te handhaven, maar hij deed dit meer door middel van de daad (de bevrijding van en het bestuur over het volk) dan door het woord (de rechtspraak).

Wanneer het volk door eigen schuld werd onderdrukt door vijanden, trad na enige tijd de richter op. Deze bevrijdde het volk van de overheersing van de vijanden, maar bleef ook daarna tot zijn dood bestuurlijk gezag uitoefenen (3:10; 6: 34; 13: 25 e. a.).

Het kenmerkende van een richter is dat hij een bijzondere opdracht te vervullen heeft. Deze opdracht bestaat in het uitoefenen van het gezag zowel om het volk voor te gaan in de strijd, als om te waken dat het niet opnieuw ontrouw wordt aan de Heere en Zijn verbond.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 1992

Mivo +16 | 24 Pagina's

1. De richterentijd

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 1992

Mivo +16 | 24 Pagina's