De zalving van De Heere Jezus
Intro
Iedere zondagmorgen hoor je in de morgendienst de Tien Geboden voorlezen. Aansluitend daarop wordt in veel gemeenten het laatste vers gezongen van de berijmde Tien Geboden. "Om die te doen uit dankbaarheid." Dankbaarheid betoon je aan iemand die jou veel goeds heeft bewezen. In deze schets staat een vrouw centraal die haar grote liefde betoonde voor haar Weldoener.
Wanneer je de geschiedenis leest van de zalving door de zondares in het huis van Simon de farizeeër, dringt zich onmiddellijk de vraag op of deze geschiedenis niet dezelfde is als die beschreven staat in Mattheüs 26, Markus 14 en Johannes 12, waar het gaat over de zalving van de Heere Jezus door Maria, de zuster van Martha en Lazarus. Er zijn veel overeenkomsten te noemen. Beide keren gaat het om een vrouw die de Heere zalft tijdens een maaltijd. Beide vrouwen zalven de Heere Jezus uit een albasten flesje. En de gastheer heet in beide geschiedenissen Simon. Bovendien wordt de geschiedenis die Lukas hier behandelt niet door de drie andere evangelisten verhaald en in het evangelie van Lukas komen we de zalving door Maria te Bethanië niet tegen. Het zijn allemaal argumenten die ervoor pleiten dat Maria en de zondares een en dezelfde persoon is geweest. Wanneer we de geschiedenis goed lezen in het verband dan zijn er toch grote verschillen te bemerken, waardoor we moeten concluderen dat het twee verschillende geschiedenissen zijn.
Zoek de volgende bijbelgedeelten op en schrijf op welk verschil je tegen komt.
Plaats Lukas 7: 1, 1 1 Mattheüs 26: 6
Gastheer Lukas 7: 39 - 40 Mattheüs 26: 6
Persoon Lukas 7: 37 Johannes 12: 3
Tijd Lukas 7: 18 - 23 Johannes 12: 7
Doel van zalving Lukas 7: 47 Johannes 12: 7
Reactie van gasten Lukas 7: 49 Markus 14: 4 - 5
De farizeeërs
De farizeeërs waren de geestelijke leiders van het volk Israël. Zij waren de rechtzinnigen, degenen die zich hielden aan de wet. Om hun leer heeft de Heere Jezus hen niet veroordeeld, maar wel om hun werken. Er was bij de farizeeërs alleen een uiterlijk volbrengen van de wet, maar ze vergaten dat de inhoud van de wet was: God liefhebben boven alles en je naaste als jezelf. Ze dachten dat ze door de wet stipt te houden het eeuwige leven wel konden verdienen. De farizeeërs waren erg heerszuchtig en hadden grote invloed op het volk. Toen de Heere Jezus tijdens Zijn optreden meer en meer invloed begon te krijgen onder het volk, begonnen de farizeeërs zich tegen Hem te keren.
Vragen
1. Simon de farizeeër had een heel verkeerd beeld van de Heere Jezus. Welke gedachten had Simon over een echte profeet? (Lukas 7: 39)
2. Waarom ergerden de farizeeërs zich aan de Heere Jezus? (Mattheüs 9: 9 - 13)
3. Noem nog eens voorbeelden waaruit blijkt dat de Heere Jezus Zich niets aantrekt van de wetten die de farizeeërs gesteld hebben? (Lukas 6: 1 - 11)
4. Welk oordeel velt de Heere over hen? (Mattheüs 23: 27 - 28)
5. Wanneer oordelen wij als een farizeeër?
6. Stel, je ziet dat iemand tijdens de catechisatie flink zit te vervelen. Je vindt het erg dat er niet geluisterd wordt. Mag je diegene daarop aanspreken of is dat iemand veroordelen?
De farizeeërs hebben zich geërgerd aan het optreden van de Heere Jezus. Hij voldeed niet aan hun verwachtingen. Immers als Hij de Messias was, zou Hij Zich wel bij hen voegen en Zich houden aan de regels die zij gesteld hebben. Zij zijn immers de geestelijke leidslieden van het volk. Zij weten wat goed is voor de mensen. Maar als ze zien dat de Heere eet bij tollenaren en zondaren, als ze zien dat de Heere Zich niet zo stipt houdt aan alle wetten die zij erbij gemaakt hebben, dan hebben ze hun oordeel klaar: Deze kan geen profeet zijn, anders wist Hij wel wat voor mensen het zijn met wie Hij omgaat. Hij is een vraat en wijnzuiper, een vriend van tollenaren en zondaren.
Vragen
1. Wat bedoelt de Heere met de woorden "Die gezond zijn hebben de medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn." (Lukas 5: 31 - 32)
2. Geef eens voorbeelden uit het leven van de Heere Jezus dat Hij Zich juist ontfermde over mensen die bij het volk niet in tel waren?
3. Bunyan heeft een boek geschreven: "Overvloedige genade voor de grootste van alle zondaren". Daarin beschrijft hij zijn levensgeschiedenis. Bunyan was een man die in zijn jeugd midden in de zonden heeft geleefd. Hij stond in zijn omgeving bekend als een grote vloeker en spotter en ontheiligde de zondag met allerlei goddeloze spelen. Wij zouden zo'n vloeker allang afgeschreven hebben, maar de Heere deed dat niet. Hij trok hem uit de zonden en Bunyan werd een groot prediker. Kun je nu omschrijven voor wie genade te verkrijgen is?
Schuldvergeving
In het huis van Simon de farizeeër spreekt de Heere ook een gelijkenis uit. Het gaat over een schuldheer die twee schuldenaars had. De één had vijftig penningen schuld en de ander zelfs vijfhonderd. Als blijkt dat geen van beiden hun schuld kunnen betalen, scheldt de heer hun schuld kwijt. Ze hoeven niets meer te betalen.
Vragen
1. Wat bedoelde de Heere Jezus met deze gelijkenis? (Lukas 7: 47)
2. Voor het woord "liefhebben" wordt in vers 42 en 47 een woord gebruikt dat betekent "liefhebben dat zich in daden openbaart". Welke daden kun je aanwijzen in het leven van deze vrouw, waaraan je kunt zien dat haar bekering oprecht was?
De waarachtige bekering wordt zichtbaar in iemands leven. De Heere zegt Zelf in de Bergrede, dat een boom aan zijn vruchten gekend wordt. Een goede boom brengt goede vruchten voort en een slechte boom, slechte vruchten (Mattheüs 7: 17). Het bestaat niet dat iemand, die wederomgeboren is, midden in de zonden blijft leven. Wel kan het zo zijn dat een kind van God in de zonde valt, denk maar aan het leven van David.
Opdracht
Zoek op welke vruchten van bekering je vindt in het leven van de onderstaande personen.
• Tollenaar in de tempel (Lukas 18: 13)
• Zacheüs (Lukas 19: 6 - 8)
• De bezetene van Gadara (Lukas 8: 39)
• Paulus (Handelingen 9: 20)
• Maria Magdelena samen met andere vrouwen (Lukas 8: 1 - 3)
86 Vr. Aangezien wij uit onze ellendigheid, zonder enige verdienste onzerzijds, alleen uit genade, door Christus verlost zijn, waarom moeten wij dan nog goede werken doen?
Antw. Daarom, dat Christus, nadat Hij ons met zijn bloed gekocht en vrijgemaakt heeft, ons ook door zijn Heilige Geest tot zijn evenbeeld vernieuwt, opdat wij ons met ons ganse leven Gode dankbaar voor zijn weldaden bewijzen, en Hij door ons geprezen worde. Daarna ook, dat elk bij zichzelf van zijn geloof uit de vruchten verzekerd zij, en dat door onzen Godzaligen wandel onze naasten ook voor Christus gewonnen worden.
Opdracht
In vraag 86 van de Heidelbergse Catechismus lees je waarom goede werken noodzakelijk zijn in een leven van een christen. Zet in het antwoord voor de drie genoemde redenen een nummer.
Om over na te denken
Op een dag loopt de Heere Jezus met Zijn discipelen langs een vijgeboom. Het is geen tijd van vruchten en toch verwacht Jezus die te vinden. Als de Heere geen vrucht ontdekt, vervloekt Hij die boom. De volgende dag bemerkt Petrus, als ze weer voorbij die plaats lopen, dat de boom totaal verdord is. De vraag rijst of het wel terecht is dat de Heere die boom heeft vervloekt. Het was de tijd van de vijgen immers niet. Toch was die vervloeking wel degelijk op zijn plaats. De boom had wintervijgen kunnen dragen. Die zijn wel een stuk kleiner en lang zo lekker niet, maar zelfs die ontbreken. Er waren wel veel bladeren. Het leek een prachtige, goede boom, maar de vrucht ontbrak. Hoe staat het in jouw leven? Wel veel uiterlijke pracht, maar geen vruchten van geloof en bekering?
Waarom velen achterblijven
In de dagen van de Heere Jezus komen veel mensen luisteren naar Hem. Velen komen alleen om een wonder te zien. Ze willen iets sensationeels meemaken. Anderen komen omdat de Heere zo mooi kan preken, heel anders dan de schriftgeleerden en farizeeërs. Sommigen komen om raad en anderen, zoals de farizeeërs komen om Hem te vangen op Zijn woorden. Velen komen dus niet tot Hem om verlost te worden van hun zonden.
Wat verhinderde hen?
Schrijf achter de volgende personen op wat hen verhinderde om de Heere Jezus te gaan volgen.
• De rijke jongeling (Mattheüs 19: 21 - 22)
• De farizeeërs
• De gasten in de gelijkenis van het grote avondmaal (Lukas 14)
Om over na te denken
Na de verheerlijking op de berg komt een vader tot de Heere Jezus. Hij heeft een zoon, die al jarenlang aan toevallen lijdt. De discipelen hadden de arme jongen niet kunnen genezen. Dat was koren op de molen van de schriftgeleerden. Ze beginnen te twisten met de discipelen. Als de Heere Jezus beveelt dat de jongen bij Hem gebracht moet worden, laat de satan opnieuw zijn macht zien. Vertwijfeld vraagt de vader aan de Heere Jezus: "Indien Gij iets kunt, wees met innerlijke ontferming over ons bewogen en help ons. De Heere bestraft zijn ongeloof, maar tegelijk bemoedigt Hij de man ook: "Alle dingen zijn mogelijk dengene die gelooft." En dan belijdt de vader: "Ik geloof, Heere, kom mijn ongelovigheid te hulp." In de klacht over zijn ongeloof ziet de vader op Christus. "Heere Jezus, verbreek mijn ongeloof en doe mij alleen op U zien."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2000
Mivo +12 | 24 Pagina's
