Jeremia en de Rechabieten
Op de bergen van Benjamin ligt de stad Anathoth. Anathoth is een priesterstad. Bij de verdeling van het land Kanaän kregen de priesters niet een aaneengesloten stuk land. Ze kregen achtenveertig steden verspreid door het hele land. Anathoth is één van die steden. In één van de huizen van Anathoth, het huis van priester Hilkia heerst op zekere dag grote blijdschap. Er is een zoon geboren. Hij krijgt de naam Jeremia. Deze naam heeft de mooie betekenis: "die Jehova heeft aangesteld".
De roeping van Jeremia
Als Jeremia nog erg jong is, roept de Heere hem tot het profetenambt. De Heere roept hem met de woorden: "Eer Ik u in moeders buik formeerde, heb Ik u gekend, en eer gij uit de baarmoeder voortkwaamt, heb Ik u geheiligd; Ik heb u den volken tot profeet gesteld." Jeremia schrikt als hij dit hoort. Hij voelt zich zo onbekwaam om een profeet van de Heere te zijn. Hij zegt: "Heere, ik kan niet spreken want ik ben jong." Voor de Heere speelt de leeftijd van Jeremia echter geen rol. Hij antwoordt: "Zeg niet: ik ben jong." Nooit zijn we te jong om de Heere te vrezen! De Heere belooft dat Hij met Jeremia zal zijn. Hij zal de woorden in zijn mond geven. Jeremia moet gaan profeteren, hij moet gaan prediken. Hij moet zijn volk waarschuwen tegen de zonde. Als het volk niet luisteren wil, zal de straf van de Heere zeker komen! Het is geen gemakkelijk werk, want het volk zal niet naar hem luisteren. Ze zullen hem in de gevangenis werpen, hem proberen te doden. Toch is Jeremia de stem des Heeren gehoorzaam geweest. Ondanks alle tegenstand van koning en volk is hij blijven prediken.
Koning Josia
De eerste jaren predikt hij tijdens de regering van de Godvrezende koning Josia. Wat zal Jeremia blij geweest zijn met de reformatie van Josia. Josia probeert als vazal van Assyrië het leger van Egypte tegen te houden. Hij sneuvelt echter bij Meggiddo. Zijn zoon Joahas wordt na drie maanden afgezet door de Egyptische bezetter. Hij wordt vervangen door Jojakim. Jojakim is dus afhankelijk van farao Necho. Nebukadnezar, de koning van het machtige rijk Babel, trekt op tegen Egypte. Uit deze strijd komt Nebukadnezar als overwinnaar tevoorschijn. De macht van Egypte is gebroken. Nebukadnezar belegert nu Jeruzalem. Jojakim geeft zich aan Nebukadnezar over. De tempelschatten worden geroofd en Jojakim wordt de knecht van Nebukadnezar.
Koning Jojakim
Jojakim is een afgodendienaar. Overal verschijnen de afgodsbeelden en altaren weer. De meeste mensen leven in het rijk van Juda in weelde en rijkdom. Ze luisteren niet naar de woorden van Jeremia. Als woorden geen indruk meer maken, dan zal de Heere een zichtbaar teken geven. Wat heeft de Heere een geduld met Zijn volk! Wat is Hij lankmoedig over hen. Hij laat Zijn volk niet los maar blijft door middel van Jeremia tot hen spreken.
De Rechabieten
Jeremia krijgt van God een opdracht. "Ga heen tot het huis van de Rechabieten en spreek met hen." Het huis van de Rechabieten, dat betekent: de familie van de Rechabieten. De Rechabieten leven temidden van het volk Israël en toch zijn het altijd vreemdelingen gebleven. Je vindt ze bijna altijd in het vlakke veld. In de stad zie je ze bijna nooit. Ze wonen in twee groepen. Eén groep woont in het noorden, in Naftali. Er woont ook een groep in Juda. Jeremia moet van de Heere tot die groep gaan spreken. Ze zijn naar Jeruzalem gevlucht. Een groot leger van Nebukadnezar nadert Jeruzalem. Duizenden mensen, waaronder ook de Rechabieten, nemen de wijk binnen de veilige muren van Jeruzalem.
Jonadab onze vader heeft het ons verboden
Jeremia moet de Rechabieten meenemen naar één van de zalen van de tempel. Ze komen in de kamer van de zonen van Hanan. Het is een belangrijke kamer, want Hanan is de zoon van Jigdalia. Jigdalia is een man Gods, een profeet van de Heere. In deze kamer staan lange tafels. Op deze tafels staan potten, kannen, glazen en bekers. Jeremia heeft ze vol laten schenken met wijn. De opdracht van de Heere luidt: "Geef hun wijn te drinken". Als de Rechabieten allemaal in de kamer zijn, klinkt de stem van Jeremia: "Drink wijn!". De Rechabieten kijken elkaar aan. Zullen ze het doen? Nee, ze weten het zeker, ze weigeren heel beslist. Eén van hen neemt het woord. Hij zegt: "We zullen geen wijn drinken, want Jonadab, de zoon van Rechab, onze vader, heeft het ons verboden". Ze doen het niet omdat hun voorvader Jonadab het 240 jaar terug verboden heeft.
Jonadab
Wie is deze Jonadab? We lezen over hem in 2 Koningen 10: 15 en 16. Hij leeft in de tijd van Jehu. Jehu rijdt op zijn wagen door Israël om de Baälsdienst uit te roeien en de familie van Achab te doden. Op een dag komt hij Jonadab tegen. Jonadab is een zeer godvruchtige, aanzienlijke en rijke man. Als Jehu hem ziet, roept hij hem toe: "Is uw hart recht, gelijk als mijn hart met uw hart is?" Jonadab antwoordt: "Het is, ja het is, geef uw hand". Ze geven elkaar een hand en Jonadab klimt op de wagen van Jehu.
De vijf opdrachten van Jonadab
Deze Jonadab heeft zijn kinderen vijf bijzondere opdrachten gegeven. Ze mochten geen wijn drinken, geen huis bouwen, geen zaad zaaien, geen wijngaard planten. Ze moesten in tenten wonen al hun dagen. Een opmerkelijke opdracht is het die Jonadab zijn nageslacht geeft. God verbiedt in Zijn Woord deze dingen immers niet. Nergens lezen we in de Bijbel dat je geen wijn mag drinken. In de Bijbel staat niet dat je geen huis mag bouwen, geen zaad mag zaaien, geen wijngaard mag planten, altijd in tenten moet wonen. Toch zijn de kinderen hun vader Jonadab gehoorzaam geweest. Ze merken het dat hun vader dit uit liefde geboden heeft. Daar klopt achter de geboden van vader Jonadab een hart vol warme liefde voor zijn kinderen. Waarom heeft Jonadab hun die geboden gegeven? Heeft hij niet teveel van hen gevraagd? Natuurlijk weet Jonadab wel dat je best een slokje wijn mag drinken, dat de Bijbel het niet verbiedt. Geen wijn drinken is in Israël heel erg. Wijn staat elke dag op tafel, het is de gewone drank. Maar Jonadab heeft zoveel ellende van de drank gezien, dat hij het uit liefde zijn kinderen verbiedt. Jonadab weet best dat je een huis mag bouwen. Hij heeft echter zoveel ellende en ontsporingen in de stad gezien. Daarom heeft hij uit liefde om zijn kinderen daarvoor te bewaren gezegd dat ze beter als herders in het veld kunnen blijven wonen. Ze moeten temidden van het volk Israël als vreemdelingen blijven wonen. Geen zaad zaaien of wijngaard planten. Ook dit zijn geoorloofde dingen. Jonadab weet echter hoe snel we opgaan in ons aardse bezit. Hij wil niet dat zijn kinderen als landbezitters in weelde en overvloed zullen gaan leven. Er is iets dat veel belangrijker is dan het aardse bezit. Jonadab ziet met een profetische blik dat het volk Israël levend in rijkdom de Heere gaat vergeten. Hij heeft zijn kinderen voor een leven alleen voor de aarde niet over. Hij wil hun blik naar boven richten. Daarom heeft hij zijn wonderlijk bevel aan zijn kinderen gegeven.
Beproefd
Dit bevel is geen gebod van God. Immers als het leger van Nebukadnezar eraan komt, gaan de Rechabieten wel in de stad wonen. Vader Jonadab is gestorven. Zijn kinderen zijn hem ook na zijn dood gehoorzaam gebleven. Dat hebben ze al tweehonderdveertig jaar volgehouden. Jeremia brengt hen nu in de kamer van een man Gods, voor wie ze zoveel eerbied hebben en zegt: "Drink wijn". Ze weigeren en blijven trouw aan de opdracht van hun vader. De Heere beproeft de gehoorzaamheid van de Rechabieten. Hij stelt hen ten voorbeeld aan Juda en de inwoners van Jeruzalem.
Een voorbeeld voor Juda
De Rechabieten zijn gehoorzaam aan een mens die al lang gestorven is. Juda is de oneindige, eeuwige, levende God ongehoorzaam. Het gebod van Jonadab vraagt veel opoffering, een hard leven. De geboden van de Heere zijn niet zwaar. Hij eist van Zijn volk de gehoorzaamheid waar Hij recht op heeft. Jonadab heeft nooit voor zijn kinderen gedaan, wat de Heere voor Zijn volk Israël heeft gedaan. God heeft al zoveel profeten gezonden met de oproep: "Bekeert u toch, een iegelijk van zijn boze weg!" "Dien de afgoden niet." "Als jullie naar Mij luisteren, dan zul je in vrede in het land dat Ik jullie gegeven heb mogen blijven wonen." De Heere wijst Zijn volk op de gehoorzaamheid van de Rechabieten aan het gebod van hun vader. Dit moet hen tot berouw en schaamte brengen over hun eigen ongehoorzaamheid aan de Heere. God heeft nu alle middelen en wegen beproefd om Zijn volk te overtuigen en terecht te brengen door Zijn Woord. Ontzettend! Het volk blijft volharden in de ongehoorzaamheid, ondanks al de roepstemmen. Nu moet Jeremia het oordeel aankondigen. "Zo zegt de Heere, de God de heirscharen, de God Israëls, Ik zal over Juda en over alle inwoners van Jeruzalem brengen al het kwaad dat Ik tegen hen gesproken heb." De Heere zegent de Rechabieten omdat zij het gebod van hun vader gehoorzamen. Hij neemt het voor die eenvoudige, wereldvreemde Rechabieten op. De Rechabieten zullen voor Gods aangezicht staan. Het staan voor Gods aangezicht betekent dat ze Hem zullen vrezen en dienen. Ze zullen op deze aarde vreemdelingen blijven. Voor hen geldt ook wat Paulus in Efeze 2: 19 schrijft: "Zo zijt gij dan niet meer vreemdelingen en bijwoners maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1996
Mivo +12 | 24 Pagina's
