Naäman en Gehazi
Damascus... een stad, omgeven door vruchtbare en weelderige landerijen en prachtige tuinen. Het heldere water van de Abana stroomt erdoor. In de stad het paleis van Naäman, de krijgoverste van de koning van Syrië, Benhadad. Naäman is de vechtgeneraal, die schitterende overwinningen behaald heeft voor zijn heer en die daarom bij de koning in hoog aanzien staat. Naäman, de gelukkige...
En toch... nee, niet de gelukkige. Er is iets dat invreet in zijn levensgeluk als een worm, steeds dieper. Naäman is melaats, aangetast door de bedriegelijke, walgelijke, afzichtelijke ziekte die het lichaam langzaam maar zeker verteert, totdat het slachtoffer in nameloze ellende bezwijkt, zonder dat er een geneesmiddel is dat de ziekte kan remmen of de pijn verzachten. Naäman, in hem de rottende dood. Om hem heen het rijk bloeiende leven van Damascus.
Ze heeft het gevoeld: de doem die ligt over het paleis, dat kleine meisje uit Israël, dat geroofd is op een van de strooptochten van de Syriërs. De jonge slavin draagt haar eigen leed mee, het verlangen naar haar vaderland, haar vaderhuis. Ze draagt de herinnering daaraan mee. Ze weet ook van de profeet in Samaria, die wonderen doet, wiens naam betekent: God geeft geluk. 'Ach, als mijn heer toch bij de profeet in Samaria was! Die zou hem van zijn melaatsheid genezen.' Naäman gaat naar de koning en zegt hem de woorden van de slavin. 'Ga dan,' antwoordt Benhadad op de stilzwijgende vraag van zijn generaal, 'en ik zal aan de koning van Israël een brief zenden.' Als een vorst gaat Naäman en een vorstelijk geschenk neemt hij mee: tien talenten zilver, zesduizend sikkelen goud en tien feestgewaden. De profeet die hem geneest, wordt schatrijk. Joram, de koning van Israël, ontvangt Benhadads brief en leest: 'Ik heb mijn knecht Naäman tot u gezonden, opdat gij hem geneest van zijn melaatsheid.' Grote ontsteltenis in Jorams hart, grote ontsteltenis aan Jorams hof. De koning scheurt zijn klederen en zegt in vertwijfeling: 'Ben ik dan God, Die kan doden en levend maken, dat Hij deze een boodschap naar mij stuurt om iemand van zijn melaatsheid te genezen? Hij zoekt vast twist met mij!' Elisa, die ook in Samaria woont, hoort het. Hij zendt tot de koning om te zeggen: 'Laat hem tot mij komen, zo zal hij weten dat er een profeet in Israël is!' In Naämans hart is er vreugde, nu gaat hij naar de profeet, waarover het slavinnetje gesproken had. Maar groot is zijn ergernis en ontgoocheling als de profeet zelf niet verschijnt om de hand op zijn zieke leden te leggen, naar de gewoonte van die tijd. 'Baad u zeven maal in de Jordaan en gij zult genezen zijn!', zo spreekt de bode van de profeet tot hem. De profeet eist van hem een daad in vertrouwen. 'Maar zijn niet de Abana en de Farpar, de heldere rivieren van Damascus beter dan alle rivieren in Israël? Zou ik me niet beter daarin kunnen wassen?', zegt hij met ontstemd gemoed. En toornig trekt hij heen. Echter, zo wil Israëls God het niet. Naämans dienaren zijn wijzer dan hun heer. 'Als de profeet een zware taak van u geëist had, zou u die gedaan hebben. Hoeveel te meer hij nu zoiets simpels als het baden in de rivier van u vraagt!' Naäman, de trotse, hooghartige generaal laat zich overreden. Hij gaat naar de troebele Jordaan, dompelt zich zeven keer onder en... zijn lichaam wordt gezond, zoals dat van een kind! Het wonder is geschied. Groot is de vreugde in het hart van Naäman en zijn dienaren. Nu weet hij dat er een profeet in Israël is. Nu weet hij dat er geen God op de ganse aarde is, dan in Israël. Met grote dankbaarheid in zijn hart gaat hij terug naar Elisa. Nu wil de profeet tot hem spreken. In de Naam van de Heere weigert hij echter, ook na herhaald aandringen, een geschenk van Naäman aan te nemen. Niet in eigen kracht heeft hij het wonder verricht. God heeft het gedaan! God alleen de eer! Elisa is geen tovenaar die zich verrijkt met de gaven die hij van God kreeg. God geeft Zijn weldaden om niet. En Elisa is een trouwe dienstknecht van zijn Meester. Naäman heeft nog een wens. Het zal hem moeilijk vallen om meteen de God van Israël, Wie hij toch zo dankbaar is, geheel op Israëlitische wijze te dienen. 'Geef mij zoveel aarde als een span muildieren kan dragen, want ik zal voortaan niet meer offeren aan andere goden, alleen de Heere wil ik dienen. En als mijn heer de koning in de tempel van Rimmon zal gaan om zich daar neer te buigen, en als hij dan leunt op mijn arm, zodat ik me ook moet neerbuigen in de tempel van Rimmon, vergeef dat alstublieft.' Elisa begrijpt Naäman. Het komt op het hart aan. 'Ga heen in vrede,' zegt hij. In Damascus zal door een dankbare genezen generaal van Benhadad een altaar opgericht worden op aarde uit het land van Israël. Hiermee is deze geschiedenis helaas niet ten einde. De begeerte is ontwaakt in Gehazi's hart. De begeerte, het machtigste wapen van satan. Hij fluistert Elisa's knecht in: 'Uw heer heeft deze Syriër Naäman ontzien en het geschenk niet aangenomen. Loop hem na, zodat hij u iets geeft.' Gehazi bezwijkt. Met een lage leugen verkrijgt hij twee talenten zilver en verbergt ze in zijn huis. Maar, het begeerde ontvangen hebbende, zal het hem ook de dood baren. Eenmaal op de weg der zonde, is Gehazi daarvan een slaaf geworden. Hij is zo verstrikt in satans net dat hij zelfs de man Gods beliegt. Arme, dwaze Gehazi. Met ontzetting hoort hij het oordeel van de man Gods: was ik niet in de geest bij u, als iemand zich in zijn wagen naar u omkeerde? Nu dan, omdat gij dat geld verkregen hebt, kunt gij daarvoor kleren en olijfbomen en wijngaarden en schapen en runderen en slaven en slavinnen kopen; maar... ook zal de melaatsheid van Naäman over u en uw nageslacht komen, voor eeuwig! Bitter ontgoochelde Gehazi! Zijn begeerte is hem ten val geworden. Hij had zich gedroomd de weelde van een rijke in Israël. Melaats, wit als sneeuw, een onreine, die een ellendige dood zal sterven. Dat is het loon dat satan zijn dienaren geeft. En ondertussen rijdt naar Damascus de man die kwam om bij Gods profeet, dus bij God Zelf, genezing te zoeken. In zijn hart is de vreugde groot. De wereld is een wijde tempel van licht voor hem. Hij gaat een nieuw leven beginnen. Weggevaagd zijn de donkere wolken die over zijn leven hingen. Hij heeft genezing gezocht bij de Heere en... behalve genezing ook de Heere Zelf gevonden!
Aanwijzingen bij het gebruik
Het onderwerp van deze schets is erg bekend. Daarom kan de inleiding heel goed door een van de leden gemaakt worden. Geef hem of haar daarvoor dit instructieblad en het ledenblad. Het gaat bij de bespreking om drie thema's: getuigenis, (wonder)genezing en straf op begeerte. U kunt alle thema's behandelen of kiezen voor het uitdiepen van één van de onderwerpen. Vooral de behandeling van (wonder)genezing vraagt een goede voorbereiding, maar de jongeren zullen wel geïnteresseerd zijn. U kunt dan beginnen met op een groot vel of bord op te laten schrijven waar ze aan denken bij (wonder)genezing. Dat zal de aandacht bevorderen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 maart 1995
Mivo +12 | 28 Pagina's