'Uit u zal Mij voortkomen...'
De titel van deze schets is genomen uit Micha 5: 1: 'En gij Bethlehem Efratha! zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Uit u zal Mij voortkomen, Die een heerser zal zijn in Israël, en Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid.'
Met 'duizenden van Juda' worden de geslachten van Juda bedoeld. Een geslacht is de onderafdeling van een stam. Zo is ook Bethlehem één van Juda's geslachten. Maar dan is het één van de allerkleinste. Uit dat kleine, geringe Bethlehem, zal de grote Heerser komen. De profeet legt hier met opzet de nadruk op een tegenstelling. Daardoor komt het wonderwerk van God des te meer uit. In deze tekst ligt het accent niet allereerst op de plaats, ook al wordt deze niet zonder reden genoemd (vergelijk Mattheüs 2: 1-11), maar meer op het geslacht, dat in en om Bethlehem woonde. Christus zal geboren worden uit het oude geslacht dat David voortbracht. Dit gegeven wijst ons op het geslacht waaruit de Heere Jezus eenmaal geboren zal worden. Vandaar, dat het 'uit u zal Mij voortkomen' niet alleen betrokken moet worden op de plaats, maar juist ook op degenen uit wie de Heere Jezus geboren wilde worden.
De moederbelofte
Het overbekende woord uit Genesis 3: 15 is allereerst van toepassing op de slang als dier. Zonder voorbij te gaan aan de dieper liggende strekking, gaat het hier over de verhouding van slangen en mensen. Tussen hen bestaat een dodelijke vijandschap. De triomf blijft aan de zijde van de mens. Dit wordt alleen al door de manier waarop de woorden geplaatst zijn duidelijk: het zaad van de vrouw zal de slang de kop vermorzelen en pas daarna volgt 'en gij zult het de verzenen vermorzelen'. Deze volgorde is vooral ook opvallend, omdat in de eerste helft van de tekst de slang en haar zaad voorop gaan.
Bovenstaande pleit ook voor de opvatting dat de strekking van deze tekst dieper ligt. In de voorgaande verzen wordt duidelijk dat achter de slang een boze, geestelijke macht zich verbergt, namelijk de duivel. In de woorden 'het zaad van de slang' en 'het zaad van de vrouw' wordt een verzamelbegrip gebezigd. Vandaar dat we kunnen zeggen dat we hier de vijandschap tussen slangenzaad en vrouwenzaad geprofeteerd vinden, die door de eeuwen heen tussen de 'kinderen des duivels' en de 'kinderen des Koninkrijks' gestreden wordt. In deze worsteling waarbij het vrouwenzaad de overwinning behaalt, staat de Middelaar op de voorgrond. De eigenlijke strijd wordt door niemand anders gestreden en gewonnen dan door Jezus Christus. Zo wordt dus in het vonnis over de slang voor het gevallen mensenpaar het genadelicht ontstoken. Dat licht schijnt al in de vijandschap tussen de slang en de vrouw en hun beider zaad. Dit licht schijnt echter het helderst in de belofte van de grote Overwinnaar Christus. In dit woord, dat eigenlijk de moeder van alle beloften is, omdat alle andere beloften hieruit voortkomen, wordt dus het Evangelie gepredikt door God Zelf!
Leviraatshuwelijk
Dit is een aanduiding voor een Oosters gebruik, dat de broer van een kinderloos gestorven man met de weduwe trouwt. Het Latijnse woord "levir" betekent zwager. De eerstgeboren zoon uit dit huwelijk gold dan als zoon van de overledene. Dit is de reden geweest waarom Onan niet wilde dat uit zijn huwelijk met Thamar een kind geboren zou worden. Dit kind zou dan de rechten van een eerstgeborene krijgen. Onan wilde die liever voor zijn eigen zoon houden.
In Deuteronomium 25: 5 - 10 wordt door de Heere dit leviraatshuwelijk bevolen, opdat de naam van de overledene niet uitgedelgd zal worden uit Israël. In dit gedeelte wordt ook gesproken over het probleem wanneer de broer niet wil trouwen met de vrouw van de overledene. In dat geval mag de vrouw ten overstaan van de oudsten van die stad hem de schoen uittrekken en in zijn gezicht spuwen.
Losser
Losser is de naam voor de man aan wie als eerste het recht toekomt onroerend eigendom te lossen dat heeft toebehoord aan een overledene uit zijn geslacht. (Ruth, Jeremia 32: 7) Op deze manier bleef een stuk grond in het bezit van de familie. Wanneer we de geschiedenis van Ruth lezen, zien we dat het lossen een centrale plaats inneemt. Toch komt hier ook het leviraatshuwelijk aan de orde. Op Ruth rustte namelijk een zekere verplichting om het geslacht van Elimelech, zo mogelijk, voor algehele verdwijning te bewaren door een leviraatshuwelijk aan te gaan. Naomi was immers te oud om te trouwen (Ruth 1: 12). Volgens de wet rustte deze verplichting uitsluitend op één van de broers van de overleden man (zie leviraatshuwelijk). Het heersend gebruik was echter in Naomi's tijd vermoedelijk ruimer dan de wet. Het breidde die verplichting waarschijnlijk, zij het niet met bindend gezag, uit tot de naaste verwanten als er geen broers waren (Ruth 4: 5).
Ruth combineert in haar handelswijze en vraag het losserschap met het leviraatshuwelijk. Dat is begrijpelijk, omdat Boaz tijdens het aren rapen meer dan gewone belangstelling voor haar aan de dag heeft gelegd. Op deze wijze zou het geslacht van Elimelech voor uitsterven behoed worden en zijn familiegoed behouden blijven.
Juda en Thamar
Waarschijnlijk heeft het sterven van zijn beide zonen bij Juda een bijgelovige angst opgeroepen, alsof Thamar de oorzaak was van hun dood. Thamar zal niet direct begrepen hebben, dat zij misleid werd door Juda, omdat Sela inderdaad nog wat te jong was om te trouwen. Zodra ze dat wel door heeft, grijpt ze de kans aan om Juda tot gemeenschap met haar te verleiden en zo het kind te krijgen, dat haar door de onthouding van Sela geweigerd werd. Deze handelwijze van Thamar komt op ons heel vreemd over, maar in oude Assyrische en Hethietische wetten komt de bepaling voor, dat de verplichting van het leviraatshuwelijk (zie boven) bij afwezigheid van een broer overgaat op de vader van de overledene. Thamar deed dus niet iets wat bijzonder ongewoon was, maar probeerde eenvoudig te verkrijgen wat naar het toenmaals geldend gebruik haar recht was. Ds. C. Harinck geeft in zijn boek 'Moeders van Christus' aan dat het niet onwaarschijnlijk is dat Thamar van de belofte van de Messias heeft gehoord toen ze in de tenten van Juda woonde. Dat zou haar verlangen naar een kind uit het geslacht van Juda verklaren. Toen haar hoop hierop drie keer de bodem ingeslagen was, nam ze haar toevlucht tot deze daad. Het zal duidelijk zijn, dat het middel dat ze gebruikte verkeerd was.
Welke verklaring voor Thamars daad we ook gebruiken, het is en blijft verwonderlijk dat de Heere zelfs de zondige wegen van mensen dienstbaar stelde aan de vervulling van de belofte. Thamar vermomde zich door haar weduwkleed af te leggen en haar gezicht met een sluier te bedekken. Juda hield haar voor een 'gewijde', die zichzelf in dienst van de godheid, in dit geval waarschijnlijk de god Asthoreth, prostitueert (zie ook 'Moeders van Christus'). Dit soort prostitutie was, zowel bij mannen als vrouwen in Kanaän, sterk verbreid. Thamar vroeg niet voor niets de zo sterk aan Juda's persoon verbonden onderpanden. Hiermee kon zij namelijk later bewijzen dat zij door Juda's toedoen in verwachting was. De zegelring was een zeer aan de persoon verbonden bezitting en diende tot verzegeling van waren en contracten. Het was een bewijs van bijzonder vertrouwen wanneer men aan een ander zijn zegelring afstond (zie Jozef). Het snoer was een koord waarmee men de zegelring om de hals droeg. De staf van een herder was een kunstig gesneden stok. Ook deze hoorde nauw bij een bepaalde persoon. Voor Juda hadden deze voorwerpen dan ook een bijzondere waarde en golden min of meer als herkenningstekenen van zijn persoon.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 1994
Mivo +12 | 24 Pagina's
