Daniel
Zie je ze gaan. Weggevoerd worden ze, allemaal. Geen onderscheid wordt er gemaakt. Iedereen moet mee. Ouderen, jongeren, gewone mensen, prinsen, voor niemand wordt een uitzondering gemaakt. Wie zijn deze mensen die weggevoerd worden? Joden! De Israëlieten hebben lange tijd de wetten van de Heere overtreden en nu gaat de Heere Zijn verbondsvolk straffen.
Lang van tevoren heeft de Heere deze straffen aangekondigd. Jesaja, de bekende profeet, heeft ongeveer een 110 jaar van tevoren al in de Naam des HEEREN gewaarschuwd. Het heeft niet geholpen. Israël is doorgegaan. Onder het weggevoerde volk zijn echter ook mensen, jonge mensen die de Heere wel dienen. Prinsen zijn het. Daniël, Arzarja, Hananja en Misaël. Jongens van ongeveer veertien jaar. Wat hebben die nu nog voor toekomst? In Babel worden ze ondergebracht bij de anderen. Leren moeten ze, zo snel mogelijk onderwezen worden in de wijsheid van Babel. Zo snel mogelijk alles vergeten van Israël. Zo snel mogelijk alles vergeten van de God van Israël. Dat is de opzet van de goede behandeling die de prinsen aan het hof van Babel krijgen. Nee, het ontbreekt ze aan niets. Maar toch, deze vier willen van de rijkdom van Babel niet leven. Het is een leven tegen de wetten van God in. Het eten alleen al geeft voor Daniël en zijn vrienden moeilijkheden. Het vlees en de wijn zijn eerst aan de 'goden' van Babel geofferd. Als Melzar de kamerdienaar van de koning bij hen komt, hebben ze een vraag: "Kunnen wij niet alleen brood en water krijgen". Ze willen het aan de afgoden geofferde vlees niet eten. De wijn die door deze 'goden' gezegend is, niet drinken. Juist in het begin van hun ballingschap maken ze duidelijk hoe ze toch de HEERE willen dienen.
Melzar weet niet zo snel wat hij met deze vraag aan moet. Kan hij dat zomaar toestaan. En als deze jongens er straks niet zo goed uitzien, dan krijgt hij de schuld. Hij moet immers voor deze jongens zorgen. Goed zorgen. Daniël merkt dat Melzar aarzelt. 'Geef ons tien dagen een proeftijd', zo vraagt hij, 'kijk na die tien dagen nog eens'. In tien dagen kan er niet veel misgaan. Melzar durft dat wel aan. Als hij na tien dagen deze Joodse jongens ziet, zien ze er beter uit dan al de anderen. Dan heeft hij geen bezwaar tegen de eenvoudige maaltijden die Daniël en zijn vrienden verlangen. Melzar weet niet dat de HEERE met deze Joodse jongens is. Niet het vele, overvloedige eten maar het door de HEERE gezegende eten onderhoudt deze jongens. Lui zijn ze niet. Dwars ook niet. Als ze verder geen wensen hebben, dan deze dan blijft het Melzar hetzelfde. Ze moeten het zelf maar weten dat ze dat lekkere eten laten staan. Daniël en zijn vrienden hebben er veel voor over. Dat telt bij hen echter niet. Liever eenvoudig eten dan de wetten van de HEERE overtreden en zondigen tegen God.
Aan het hof moet er ook veel geleerd worden. Alle wetenschap van Babel moeten ze kennen. Het duurt dan ook lang voordat ze bij de koning van Babel mogen komen om hun geleerde wijsheid te lonen. Alle 'studenten' worden uitgenodigd bij Nebukadnezar. Lang worden ze ondervraagd. Het 'examen' dat Nebukadnezar afneemt, is niet mis. Dan blijkt weer dat de HEERE zorgt. God regeert en zal Zijn almacht tonen. Dat heeft Hij gedaan door Daniël goed te onderhouden met brood en water. Dat blijkt ook nu. Wijzer dan alle anderen. Veel wijzer zelfs. Zo dat Nebukadnezar hem een belangrijke plaats geeft in het rijk.
't Is jaren later. Nebukadnezar is al gestorven. Zijn kleinzoon Belsazar is door de Meden en Perzen gedood. Een nieuwe koning regeert. Darius, een Meder heeft de macht. Daniël valt bij koning Darius al direct op, of was al bij deze heerser bekend. Hoe dan ook, Daniël krijgt opnieuw een heel belangrijke baan. Eerst wordt hij een van de drie belangrijkste vorsten. Later als blijkt dat hij zijn werk zeer goed doet, denkt de koning eraan om hem over het hele koninkrijk te stellen. Dan breekt de vijandschap los. Zijn medebestuurders zoeken hem te beschuldigen, maar ze kunnen niets vinden. Zelf komen ze daar al snel achter. Ze zeggen tegen elkaar 'we zullen tegen deze Daniël geen gelegenheid vinden... tenzij...'. Ja ze zien toch nog een mogelijkheid. Dan moeten ze zoeken in de wet van Zijn God. Het plan is snel gemaakt. Darius de koning is met het plan zeer vereerd. Hij zal immers als een God geëerd worden? En dat nog wel een maand lang. Daniël hoort van de wet die getekend is. Hij mag niet meer bidden. De andere vorsten hoeven geen maand te wachten. Daniël kan nog geen dag zonder zijn gebed. Snel gaan ze naar Darius. Ze vertellen hem wat er gebeurd is. Een Jood heeft de wet van de koning overtreden. Dan pas begrijpt Darius de boze opzet van deze mannen. Maar de wet moet worden uitgevoerd. Daniël wordt gegrepen en in de leeuwenkuil geworpen. Darius wenst hem nog toe: 'Uw God, Die gij gedurig eert, Die verlosse u!'
De koning heeft een slapeloze nacht. Nog maar nauwelijks breekt de dag aan, of Darius gaat naar buiten. Naar de leeuwenkuil. Zal het onmogelijke gebeurd zijn? Darius roept al van een afstand: 'O, Daniël, gij knecht van de levende God, heeft ook uw God, Die gij gedurig eert, u van de leeuwen kunnen verlossen?' Wat wordt het een wonder als er antwoord komt. Aan de honger van de leeuwen heeft het niet gelegen. Als straks de vijanden van Daniël in de kuil geworpen worden, zien we het verschil. Ze komen nog niet eens op de grond en de leeuwen heersen al over hen. Het leven van Daniël is niet zonder beproeving geweest. Maar hij had geopende vensters naar Jeruzalem.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 augustus 1991
Mivo +12 | 28 Pagina's