Pinksteren
Het boek Handelingen
Het boek Handelingen beslaat een periode van ongeveer 30 jaar: vanaf het ontstaan van de kerk op Pinksteren tot het einde van de gevangenschap van Paulus te Rome. Lukas, Paulus' vriend, de arts, heeft het geschreven. Als een vervolg op zijn vroegere werk: het derde Evangelie. Hij schreef het boek aan de Romein Theofilus om een nauwkeurig verslag te geven aangaande de voortgang van het christendom. Er deden namelijk heel wat vreemde verhalen de ronde. Steeds weer herhaalt Lukas hoe de Romeinse autoriteiten de christenen vrijspreken en hen beschermen tegen een woedende menigte.
Pinksterfeest
Het woord pinksteren is afgeleid van het Griekse pentakoste: vijftig. Het wordt in het Oude Testament het 'feest der weken' genoemd, omdat het zeven weken na het paasfeest gevierd werd (Deut. 16: 9 en 10).
Paasfeest en pinksterfeest zijn beide oogstfeesten. Op het paasfeest werden de eerste garven van de gersteoogst aan de Heere geofferd. Tijdens het pinksterfeest werden broden, gebakken uit de pas geoogste tarwe, als een dankoffer aan de Heere gewijd. Daarom wordt het pinksterfeest ook wel kortweg 'oogstfeest' genoemd (Exodus 23: 16). In latere tijd dachten de Joden op het pinksterfeest aan de wetgeving op de Sinaï.
Betekenis van het nieuwtestamentische pinksterfeest
Het pinksterfeest heeft iets dat voorbijging en iets blijvends.
Wat voorbijging waren de uiterlijke tekenen (wind, vuur, spreken in talen). Die dienden alleen om te laten zien dat de Geest werkelijk kwam. Die tekenen moeten we ook niet terug verlangen. Het blijvende is dat van toen af aan de Heilige Geest kwam wonen in Zijn gemeente en die gemeente maakte tot een nieuw geheel, het lichaam van Christus. Natuurlijk werkte de Geest ook in het Oude Testament (zie bijvoorbeeld Ps. 51: 13). Maar de kerk had in het Oude Testament nog geen zelfstandig bestaan. Ze was nog één met het volk Israël en ze was gebonden in wetten, ceremoniën en symbolen.
Op het pinksterfeest breekt een nieuw tijdperk aan. De Kerk is niet meer gelijk te stellen met het volk van Israël en krijgt een nieuw eigen leven. Ze maakt zich los van de symbolen en schaduwen en leeft door de Geest. En vanaf nu aan woont die Geest in de gemeente, leidt haar en doet in haar midden wonderen van wedergeboorte en bekering.
De tekenen
a. Een geluid als van een geweldige gedreven wind. Het was geen werkelijke wind, geen luchtstroom. Alleen het geluid was er: gieren of bulderen. Dat geluid kwam niet uit het oosten of westen, maar van boven: uit de hemel. Zo werkt de Heilige Geest ook als een wind: onnaspeurlijk (Joh. 3: 8), maar Hij is er en hij werkt.
b. Als van vuur: er was dus ook geen werkelijk vuur. Het zat op een iegelijk van hen. Die lekkende vuurtongen daalden neer op de hoofden van alle aanwezigen in die 'opperzaal', dus niet alleen op de apostelen. Wat doet vuur? Verlichten, verwarmen en reinigen (uitbranden). Zo ook de Heilige Geest: Hij geeft verlichte ogen des verstands, verwarmt koude harten (Rom. 5: 5) en brandt het kwaad, de zonde uit. 'Indien gij door de Geest de werkingen des lichaams doodt, zo zult gij leven' (Rom. 8: 13).
c. Het wonder der talen: zij spreken in 'andere talen', in die talen, waarin hun hoorders geboren zijn (Hand. 2: 8). Ze horen hier de taal uit hun kinderjaren. De apostelen spreken die verschillende talen. De eerste deze, de tweede een andere. Ieder sluit zich aan bij die apostel, die spreekt in de taal, waarin hij geboren is. De apostelen hebben die taal niet geleerd; de Heilige Geest geeft hen dit uit te spreken. Ze spreken van de grote werken Gods (Hand. 2: 11). Hier maken we het tegenovergestelde mee van wat bij de torenbouw van Babel gebeurde. De zonde maakt scheiding, verstrooit, maar de Geest verbindt en voegt samen.
De reactie van de toeschouwers
Ter gelegenheid van het pinksterfeest zijn er veel mensen in Jeruzalem. Volgens Lukas zijn ze afkomstig uit de hele toenmalig bekende wereld: er wordt een groot aantal volken genoemd. Of deze Joden alleen ter gelegenheid van het pinksterfeest in Jeruzalem zijn, of dat ze zich metterdaad ook te Jeruzalem gevestigd hebben, is niet helemaal duidelijk. In ieder geval zijn het Joden die in de diaspora geboren zijn. In vers 10 worden ook jodengenoten genoemd. Ze heten ook wel proselieten; het zijn heidenen die tot het jodendom zijn overgegaan en zijn besneden. De reactie van deze mensen is ontzetting en verwondering. Het is voor hen een onverklaarbaar raadsel hoe deze ongeletterde Galileërs tot zulke dingen in staat zijn. 'Hoe horen wij hen een iegelijk in onze eigen taal in welke wij geboren zijn?'
De rede van Petrus
Petrus weerlegt de beschuldiging van dronkenschap. Het is nog maar de derde ure (negen uur 's morgens). Geen enkele Jood zal zo vroeg in de morgen al wijn drinken. Vervolgens wijst hij naar de profeet Joël die reeds van de uitstorting van de Heilige Geest geprofeteerd heeft.
Let op de volgende zaken:
1. De rijke mate waarin de Heilige Geest gegeven wordt. Vergelijk hiermee ook Titus 3: 5 en 6: ... door het bad der wedergeboorte en vernieuwing des Heiligen Geestes, Dewelken Hij over ons rijkelijk heeft uitgegoten door Jezus Christus onze Zaligmaker.
2. De ruimte die er ligt: op alle vlees, zonen en dochters, slaven en slavinnen.
3. Dit gebeurt in het laatste der dagen. Dat is de periode tussen hemelvaart en wederkomst, waarin alles zich toespitst op de vervulling van dit laatste heilsfeit (zie ook Hebr. 1: 1 en 2 Petrus 3). Tevens is dit de welaangename dag der zaligheid, waarin een ieder die de naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden. Daarna wordt door Petrus aangetoond dat de gekruisigde Christus de Messias is, de Verlosser onder het Oude Testament beloofd. Hij citeert hierbij Psalm 16. De woorden die David in deze Psalm gebruikt, zijn niet op David van toepassing, maar op de komende Messias. Petrus toont dan aan dat deze profetie vervuld is in Jezus van Nazareth. Ook Psalm 110 spreekt van de Messias en wel van Zijn verhoging, Zijn zitten aan de rechterhand Gods. Ook dit woord kan niet op David slaan, immers David is niet opgevaren in de hemel. Deze pinksterrede van Petrus bevat geen dogmatische uiteenzetting wat betreft de Messiasverwachting, maar vermeldt de feiten en laat zien dat daarin de Schrift vervuld is. Het geheel loopt uit op de magistrale proclamatie van de opgestane Christus aan het hele volk: 'Zo wete dan zekerlijk het ganse huis Israëls dat God Hem tot een Heere en Christus gemaakt heeft, namelijk Deze Jezus, Die gij gekruisigd hebt'
De eerste bekeerden
De reactie bij de hoorders is verslagenheid (Psalm 51: 19 - de offeranden Gods zijn een gebroken geest). Ze vragen: 'Wat zullen wij doen?' en ze krijgen een duidelijk antwoord: 'Bekeert u!' (Mal. 3: 7 - Keert weder tot Mij). In vers 38 is sprake van de gave van de Heilige Geest. Naast de gewone gaven worden hier ook bedoeld de buitengewone gaven, tot verbreiding en bevestiging van het Evangelie. De belofte waarvan sprake is in vers 39 is de belofte die we lezen in Joël 2: 28-32. We zien in dit vers ook duidelijk de relatie met de zending naar voren komen: allen die daar verre zijn. Dit slaat niet alleen op de geslachten die nog komen moeten, maar óók op de heidenen. Ook zij worden betrokken in het heil. Beginnende bij Jeruzalem zal de blijde boodschap de wereld ingaan. Alzo lief heeft God de wereld gehad... In vers 42-47 wordt het leven van de eerste christengemeente getekend:
- het volharden in het gebed zet zich door;
- de liefde tot God komt uit in liefde tot de naaste (gemeenschap der heiligen);
- God ontvangt de eer;
- Hij doet dagelijks toe tot de gemeente.
Pinksterfeest - zendingsfeest
Volgens de gereformeerde dogmatiek kent het genadeverbond vier openbaringsvormen: de persoonlijke (van Adam tot Abraham), de patriarchale (van Abraham tot Mozes), de nationale (van Mozes tot Christus) en de universele vorm (van Christus tot de oordeelsdag). Vanaf de verbondssluiting op de Sinaï heeft de Heere vooral bemoeienissen met het volk Israël gehad. We lezen in het Oude Testament ook wel van heidenen die worden toegebracht (Rachab, Ruth) maar toch zijn dit enkelingen. Pas met de komst van Christus zou het heil ook in volle omgang en op grote schaal aan de heidenen worden gepredikt. De 'middelmuur des afscheidsels' (Ef. 2: 14) is door Zijn werk verbroken en daardoor zijn de heidenen niet langer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods (Ef. 2: 19). De prediking aan de heidenen is niet direct begonnen met de komst van Christus. Ook tijdens de omwandeling van de Heere Jezus is het nog maar een enkeling die uit de buitenwereld wordt toegebracht. We denken dan bijvoorbeeld aan de Kananese vrouw. Wanneer de Heere Jezus Zijn discipelen uitzendt, krijgen ze uitdrukkelijk de volgende opdracht mee: 'Gij zult niet heengaan op de weg der heidenen en gij zult niet ingaan in enige stad der Samaritanen. Maar gaat veelmeer heen tot de verloren schapen van het huis Israëls (Matth. 10: 5 en 6). Pas na de opstanding krijgen de apostelen het zendingsbevel: 'Gaat dan heen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes...' (Matth. 28: 19). Toch gaan de apostelen nog niet gelijk de buitenwereld in. Naar het uitdrukkelijke bevel van de Heere Jezus moeten ze eerst wachten. 'En ziet Ik zend de belofte Mijns Vaders op u, maar blijft gij in de stad Jeruzalem, totdat gij zult aangedaan zijn met kracht uit de hoogte. En wanneer Petrus op deze dag, kennelijk vervuld van de Heilige Geest, zijn bekende rede uitspreekt, dan zijn er drieduizend mensen uit alle delen van de toenmaals bekende wereld die in het hart getroffen worden.
Naast Joden worden in Handelingen 2 ook uitdrukkelijk de jodengenoten genoemd. In de eerste tijd na pinksteren wordt de boodschap van het Evangelie nog niet direct aan de heidenen gebracht, maar voornamelijk aan Joden en jodengenoten. In Antiochië gebeurt het voor het eerst dat de heidenen rechtstreeks worden benaderd en wel met kennelijke zegen (Hand. 11: 19-26). Met recht mogen we dus pinksteren het feest van de zending noemen omdat vanaf die tijd de boodschap van het Evangelie over de hele wereld is gebracht.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1991
Mivo +12 | 24 Pagina's
