Je mening graag!

Numeri 13

Vers 8: Hoséa.

Meestal wordt hij 'Jozua' genoemd.

Vers 16: Om dat land te verspieden.

Niet alleen om het land zelf, maar ook moesten ze kijken wat voor mensen er woonden.

Vers 17: Tegen het zuiden.

Het zuiden van het land Kanaan.

Vers 19: Of in legers.

Dorpen die niet ommuurd zijn.

Sterkten.

Plaatsen, waaromheen een muur is.

Vers 21: Zin.

Kades.

Vers 22: Enakskinderen.

Enak was een zeer bekende reus; in Hebron woonden dus reuzen.

Vers 23: Eskol.

Voorheen had deze plaats een andere naam: de Israëlieten noemden hem 'Eskol', dat betekent 'druif' of 'tros druiven' (zie ook vers 24).

Vers 27: Vertelden hem.

Ze vertelden het Mozes, die de aanvoerder was, ook Aäron en verder het hele volk zijn hierbij geweest.

Vers 27: Van melk en honing vloeiende.

Dit wijst op de grote vruchtbaarheid van Kanaän.

Vers 30: Toen stilde Kaleb...

Kaleb betekent 'kloekmoedig'. Hij was uit de stam van Juda, de stam die voorop ging, als het leger optrok. Van Jozua wordt hier niet gesproken; hij heeft gezwegen, omdat hij van partijdigheid verdacht zou kunnen worden, daar hij Mozes' dienaar was. Door Kaleb sprak het geloof dat zich vasthoudt aan Gods beloften.

Vers 31: De mannen.

De andere tien verspieders, die met Jozua en Kaleb het land verspied hadden.

Vers 32: Dat zijn inwoners verteerd

Door voortdurende arbeid verzwakken de mensen of door de harde vruchten worden de lichamen verteerd of omdat het een vruchtbaar land is, wordt er veel om gevochten, waardoor veel mensen sterven.

Vers 33: Van de reuzen.

Afkomstig van de reuzen (de 'mannen van naam', uit de tijden voor de zondvloed).

Numeri 14

Vers 5: Toen vielen...

Om het volk te vragen van dit slechte voornemen af te zien of om tot God te bidden om bekering van het volk en voor zichzelf verlossing van het gevaar, waarin ze verkeerden (zie ook Deut. 1:29-31).

Vers 9: Zij zijn ons brood.

Zo gemakkelijk zullen ze overwonnen worden als brood door een mens gegeten wordt.

Vers 9: Hun schaduw.

Hun bescherming.

Vers 17: De kracht des Heeren.

Zijn vergevende kracht, de kracht van Zijn genade. Als de Heere Israël zou verdelgen zou de kracht van Zijn genade door de volken in twijfel worden getrokken, maar als Hij Israël zou vergeven, dan zou de kracht van Zijn genade juist verheerlijkt worden. 

Vers 24: Mijn knecht Kaleb.

Jozua wordt hier niet genoemd, omdat dit oordeel wordt uitgesproken over het volk dat in het leger was, waar Kaleb ook was; Jozua was echter bij Mozes en Aäron, bij de tent der samenkomst.

Vers 25: Wonen in het dal.

De Israëlieten worden hier gewaarschuwd voor het gevaar dat ze tegen zouden komen als zij toch verder trokken; dan zouden er vijanden zijn, die ze nu niet overwinnen konden, omdat de Heere hen niet hielp.

Vers 30: De getelden.

Alle mannen van twintig jaar en ouder; de stam van Levi hoorde hier niet bij (Num. 1: 1 en 2).

Vers 33: Weiden.

Een leven leiden als de herders, die steeds van plaats moeten veranderen om voedsel voor hun vee te zoeken. Israël zou heen en weer zwerven, veertig jaar, tot ze in Kanaän zouden gekomen zijn.

Vers 34: mijn afbreking.

Zij zullen ondervinden wat het betekent, dat de Heere Zich aan hen ontttrokken heeft.

Vers 40: Wij hebben gezondigd.

Dit is geen oprechte belijdenis en ook geen echt berouw geweest. De Israëlieten hielden wel op met murmureren, maar wilden nu, tegen het bevel des Heeren in, het land Kanaän gaan veroveren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Terug naar resultaten Printen