In de wereld zult gij verdrukking hebben

Koning Herodes

De in Handelingen 12 genoemde Herodes is Herodes Agrippa I, de kleinzoon van Herodes de Grote (tijdens wiens regering de Heere Jezus geboren werd en die de kindermoord in Bethlehem beval). Hij is de zoon van Aristobulus en Berenice en de neef van Herodes Antipas (onder wie Christus leed). Hij is de vader van Herodes Agrippa II, de Agrippa uit Handelingen 25. Herodes Agrippa heeft een zeer avontuurlijk leven geleid, maar wist de gunst te verwerven van de keizers Caligula en Claudius. Caligula gaf hem de regering over enkele landschappen uit Palestina, Claudius voegde daar Judea en Samaria bij, zodat hij van 41 tot 44 regeerde over het gehele rijk van zijn grootvader Herodes de Grote. Eenmaal koning, veranderde Herodes Agrippa zijn levenswijze. Hij zocht de gunst van het volk, werd zelfs een vriend en aanhanger van de farizeeërs. Zo zal ook moeten worden verklaard dat hij, zonder aanleiding de apostelen begon te vervolgen. Dat deze Herodes uiterst eerzuchtig was, blijkt ook uit het slot van Handelingen 12, waar beschreven wordt, dat hij het zich laat welgevallen, een god genoemd te worden zonder de ware God de eer te geven. Een engel sloeg hem, en onder hevige pijnen moest hij sterven.

De gevangenis en de bewakers 

Waar Petrus bewaard werd, is niet zeker, misschien is het de burcht Antonia geweest. Een zware ijzeren poort was in de buitenmuur bevestigd, deze grensde aan de straat in de stad. Petrus werd bewaakt door vier viertallen soldaten. Waarschijnlijk hebben in de vier nachtwaken waarin de nacht verdeeld werd, steeds vier soldaten de wacht gehouden, twee in de cel met Petrus, ieder aan een van zijn armen vastgeketend, één buiten de deur van de cel en een buiten de gevangenisdeur, waarschijnlijk nog wel binnen de gevangenismuren (vergelijk vers 10: de eerste en de tweede wacht). De soldaten zijn zeer waarschijnlijk gestraft. De vraag rijst, hoe dit te rijmen valt met de gerechtigheid van God, daar de Heere toch Zelf Petrus verlost had. Dit geval staat echter niet op zichzelf, denk bijvoorbeeld aan de kindermoord in Bethlehem. De Heere beschikt over al Zijn schepselen, die immers Zijn eigendom zijn. Niet naar willekeur, maar als het nodig is voor de uitbreiding van Zijn Koninkrijk, dan neemt Hij zelfs hun leven. Niemand heeft immers ook het recht te vragen: "Wat doet Gij?"

De gemeente in het huis van Maria 

Het huis van Maria moet een groot huis geweest zijn, zij is dus een bemiddelde vrouw geweest. Blijkbaar was het centrum van het gemeentelijk leven in Jeruzalem, omdat Petrus besluit daar naar toe te gaan. Hij verwacht daar christenen aan te treffen. De gemeente in Jeruzalem heeft gezamenlijk gebeden tot de Heere, heeft dus een soort bidstond gehouden. Als een krachtig gebed van een rechtvaardige al veel vermag, wat zal dan het gebed van een hele gemeente niet vermogen! Zo worden ook nu nog de voorbeden in de gemeenten gedaan, en worden eendrachtig de smekingen voor Gods troon geworpen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Terug naar resultaten Printen