JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

De Filistijn in het dorp een verhaal voor -12

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Filistijn in het dorp een verhaal voor -12

24 minuten leestijd Arcering uitzetten

We gaan vertellen ever Jopie Brand. Nee, jullie kennen Jopie Brand niet. Vast nietl Maar ik wel'.

Natuurlijk wil je weten, hoe Jopie er uitziet en op wie hij lijkt. Als jullie ooit een jongen zien van ongeveer zeven jaar die een alpinomuts draagt .........nou, dan is die jongen niet Jopie Brand'. Want Jopie is altijd blootshoofds. Al regent het ook heel erg hard, al hagelt het of sneeuwt het, toch draagt hij nooit iets op het hoofd, zodat zijn kwieke blonde kuif dikwijls erg nat wordt. Jopie heeft een hekel aan een muts of een pet. Weet je waarom hij daar een afkeer van heeft? Hij denkt.....o je zal 't nooit raden hij.....denkt, dat hij een kaal hoofd zal krijgen als hij een muts draagt! En dat krijgt niemand hem uit het hoofd gepraat Niemand!

Jopie Brand vraagt 's avonds, als hij naar bed moet, omdat het klokje van gehoorzaamheid geslagen heeft, zijn moeder vaak om een snoepje. Maar hij vraagt altijd tevergeefs. Hij krijgt geen snoepje bij 't naar bed gaan. Zélfs niet als hij -in de wintermaanden, een lepel levertraan heeft moeten slikken. Moeder geeft hem dan een stukje droge beschuit na. Maar géén snoepje.

Krijgt Jopie dan nooit snoep van zijn moeder? Ja, dat weimaar nóóit 's avonds, als hij naar bed gaat. Zijn moeder zegt, dat het niet goed is voor zijn tanden, als hij, zuigend op een snoepje, in slaap valt. Daar heeft zij gelijk in.

Maar de moeder van Jopie geeft hem bij 't naar bed gaan vaak wel wat anders: geen snoepje, maar eer. verhaal, een vertelling'. Want Jopie's moeder kan mooi vertellen. Meestal vertelt zij een geschiedenis uit de Bijbel. Over Abraham, of over Mozes, of over de Heere Jezus en Zijn discipelen, Jopie vindt het fijn, om naar moeders vertellingen te luisteren'.

Eens op een avond, Jopie had zijn pyama al aan, had moeder hem de geschiedenis van Simson verteld. Zij had hem verteld, hoe de Filistijnen geprobeerd hadden, om Simson, die door God bestemd was om voor het volk Israël op te komen, gevangen te nemen. 0, de Filistijnen hadden op allerlei manieren geprobeerd, Simson in hun handen te krijgen...... "De Filistijnen waren boze, brute mannen", had moeder gezegd.

En daarop had Jopie, die bang was voor mannen die een baard hadden, gezegd: "Dan hadden de Filistijnen zeker baarden, hè, mam?" "0 ja, de Filistijnen waren sluw en onbetrouwbaar, ze waren heidenen" had moeder geantwoord. Toen Jopie nadien in bed lag, veilig onder de dekens, had hij er nog lange tijd aan moeten denken. Een man met een baard vond hij gevaarlijk. Een baard gaf iemand een streng voorkomen. En de Filistijnen, die boze mannen, hadder. vast óók een baard gedragen.

Jopie hoopte, dat hij nóóit een Filistijn zou tegenkomen op de weg. Hij wist zeker, dat hij bang voor zo iemand zou zijn, o, zo bang......

En vreemd was het, dat sedert die avond moeder verteld had over Simson en de Filistijnen, dat hij altijd de enigszins wonderlijke gedachte had, dat een man met een baard een Filistijn was......

Jopie Brand mocht de kerstvakantie doorbrengen bij zijn grootvader en grootmoeder, die in een boerderij in het kleine dorp Goudriaan woonden. Jopie vond dat heel feestelijk - en dat is best te begrijpen!

Twee dagen vóór het kerstfeest bracht zijn vader hem achter op de bromfiets naar Goudriaan. Het was vreselijk koud op de brommer, ofschoon Jopies moeder hem wel twee jassen aangetrokken had. En voer dit keer had Jopie ook een wollen muts op zijn hoofd moeten zetten. Hij had wel erg tegengesparteld en gezegd, dat hij 't helemaal niet koud zou krijgen op zijn hoofd, maar vader en moeder waren onverbiddelijk geweest: Jopie móest een muts opzetten. Jopie voelde zich al een heel grote kerel, omdat hij nu alléén mocht gaan logeren. Het was voor 't eerst, dat hij zonder vader en moeder enkele nachten bij grootvader en grootmoe in de oude boerderij zou zijn. Het beloofde een feestelijke kerstvakantie voor hem te wordne. Hij voelde zich groot en flink en trots als een pauw zat hij achter op de bromfiets bij vader. Maar......er was ook een beetje angst in het hart van Jopie Brand 1 Ja, een béétje angst. Weet je , waarom? Omdat hij zich nog heel goed herinnerde, dat meer dan een jaar geleden, toen hij met vader en moeder een dagje bij opa en opoe geweest was, hij uit het huis, dat naast de boerderij van grootvader stond, een man met een baard had zien komen...... En daar dacht hij weer aan, toen hij achter vader op de brommer zat. En hij dacht ook aan de Filistijnen, Jopie hoopte, dat hij de man met de baard in Goudriaan ditmaal niet te zien zou krijgen, want hij was bang voor die man. Hij wist zich nog goed te herinneren, dat de man een roodachtige baard had.

't Was vast een Filistijn, dacht Jopie nu. Ik hoop maar, hem niet te zien te krijgen......

Toen Jopies vader hem afgeleverd had bij grootvader en grootmoeder en haastig een kop koffie gedronken had, ging hij weer gauw terug, want hij had het druk. Jopie zwaaide zijn vader na, maar toen hij het geluid van de bromfiets hoorde verminderen en wegsterven in de verte, voelde hij zich een ogenblik heel eenzaam en verlaten.

"Kom maar gauw binnen, Jopie", zei grootmoe. "Fijn bij de kachel" 0, het was heel gezellig bij groot vader en grootmoeder'. Maar reeds op de eerste avond schrok Jopie Brand verschrikkelijk. Grootmoe had gezegd, dat hij over tien minuten naar bed zou moeten, dan was het hoog tijd voor hem. En nauwelijks had zij dit gezegd, of de deurbel helmde door de brede gang van de boerderij. Aal, de meid, ging opendoen. Een ogenblik later kwam zij terug met de boodschap, dat Beverland er was en dat hij de baas wilde spreken. De baas dat.....was Jopies grootvader.

"Laat hem maar binnenkomen", antwoordde grootvader - grootmoeder stond op, om alvast een stoel bij de tafel te schuiven voor de bezoeker.

Aal ging weer naar de gang. Jopie hoorde de buitendeur dichtvallen. Even later trad Aal binnen, met achter haar de bezoeker. En tóen schrok Jopie Brand verschrikkelijk'. Want de man, die binnentrad en met een zware basstem goedenavond wenste, had een baard!......

Jopie durfde nauwelijks adem te halen, gauw schoof hij in de richting van grootmoeder en hij dacht: -0, dit is een Filistijn, een heel boze Filistijn...... Dicht teger. grootmoeder aangedrongen en met de ogen neergeslagen, luisterde hij naar de man met de baard, die een gesprek met grootvader begon

Maar Jopies angst was te groot, om rustig te kunnen luisteren. Heel snel en schichtig keek Jopie even naar de man met de baard. Bij het spreken ging die baard op en neer.

"Kom, nou breng ik jou eerst naar bed, jochieI" zei grootmoeder. Zij pakte Jopie bij de hand en zei, dat hij grootvader en meneer Beverland een handje moest geven en welterusten wensen ,

Jopie reikte beschroomd zijn grootvader de hand en zei met een dun stemmetje: "Welterusten, opa".

Maar de man met de baard durfde hij geen hand te geven. Hij kéék niet eens naar meneer Beverland .

"Meneer ook een hand geven, Jopie", drong grootmoeder aan. Maar Jopie durfde niet. Hij liep snel voor zijn grootmoeder de kamer uit.

Toen hij op de slaapkamer geko men was, vroeg hij:

"Opoe, dat was een Filistijn, hè?"

Grootmoeder begon te lachen.. "Malle jongen, hoe kom je daar nou toch bij! Het is Beverland, een beste man!"

"Maar hij heeft......hij heeft...." Jopie durfde ineens niet verder spreken; hij was bang, dat grootmoeder hem uitlachen zou. Toen hij in bed lag en grootmoeder weer naar beneden gegaan was, voelde Jopie zich onrustig. Hij dacht aan de man met de baard, die beneden in de kamer met grootvader zat te praten. Jopie verlangde eensklaps terug naar huis, naar de veiligheid bij vader en moeder, bij wie géén Filistijnen op bezoek kwamen.

Op de kerstmorgen werd Jopie door zijn grootmoeder gewekt met de woorden: "Kom je er uit, kleine slaapkop! Opa heeft het zondagse pak al aan, om naar de kerk te gaan - en jij mag mee!"

Grootmoe trok hem onder de vracht warme dekens vandaan. Zij zei tot Aal, dat ze Jopie moest wassen onder de pomp, die in het achterhuis was, waar de koeien zij en zij in een lange rij tussen de stalstokken stonden.

Aal deed haar best, zij waste hem tot zijn gezicht gloeide. Toen zij zijn gezicht had afgedroogd, zei ze, dat ze hem een aardig ventje vond - ze gaf hem een zoen op zijn glimmende wang. "Niet doen", zei Jopie korzelig, "ik ben nou immers net schoon Nadien aten zij. Jopie kwam tot de ontdekking, dat grootmoeder een beetje overdreven had, want grootvader was nog maar ge- deeltelijk op z'n zondags gekleed. Hij kleedde zich verder aan voor de spiegel, maar grootmoeder moest hem helpen met het om doen van boord en stropdas.

Jopie vond het feestelijk, dat hij met opa mee mocht naar de kerk. Het betekende, dat hij een massa nieuwe dingen te zien zou krijgen.

Er was die nacht sneeuw gevallen en grootvader en Jopie hadden er een genoegen in, om door de witte wereld te gaan. Maar eensklaps bleef grootvader staan. Hij wees op voetsporen, die in de sneeuw stonden. "Kijk Jopie", zei hij, "die voetsporen gaan de verkeerde kant uit, zie je dat? Op een dag als vandaag, op het kerstfeest, zouden alle mensen één richting moeten gaan de richting naar de kerk. Iedereen zou blij en dankbaar van hart moeten zijn over het feit, dat we op het kerstfeest gedenken, hoe goed God de Heere was om Zijn Zoon te geven voor de betaling van de zondeschuld, die de mensen hebben. En kijk hier eens, die voetstappen gaan juist de andere kant op, van de kerk af". "'t Is misschien een Filistijn geweest", zei Jopie argeloos. "Filistijnen zijn goddeloos, hé opa?" Er kwam een milde glimlach op

Er kwam een milde glimlach op het gezicht van grootvader. "Christus is ook voor Filistijnen in de wereld gekomen", antwoordde hij. "En kom nu maar mee, de klok begint al te luiden".

De kleine kerk van Goudriaan was in de ogen van Jopie een kathedraal. De koperen armen van de grote lamp glommen in drukwekkend. Jopie wist, dat hij nu in het huis van God was en dus niet mocht praten.

Door een onoplettendheid liet hij een pepermunt, die hij van grootvader gekregen had, uit zijn handen vallen. Grootvader fluisterde, dat hij hem wel oprapen mocht. Jopie dook onder de bank en ontdekte dat er grote stofpluizen op de vloer lagen. Nadien scheen het hem toe, dat het koper van de lamp niet meer zo uitbundig glom. En de muren waren niet zo wit, als hij eerst gedacht had. Jopie keek een beetje huiverig rond, of hij ook Filistijnen ontdekte, want hij wist nu, dat er in dit dorp mannen waren, die een baard droegen.....Tot zijn geruststelling zag hij geen kerkganger met een baard.

Maar toen de predikant binnentrad door een deur naast de preekstoel, schrok Jopie hevig Want de kerkeraad volgde ook - en daar was een man met een baard bij'. En zag hij het goed? Ja, het was dezelfde man, die 's a- vonds een bezoek aan grootvader gebracht had. "Opa, een Filistijn....." zei

"Opa, een Filistijn....." zei Jopie onthutst.

"Da's ouderling Beverland", fluisterde opa hem toe. De blijde stemming, waarmee Jo

De blijde stemming, waarmee Jopie de kerk binnengetreden was, verdween nu helemaal. Hij luisterde erg slecht naar vrat de dominee zei. Telkens keek hij angstvallig naar de ouderlingenbank. Daar zat de man met de baard......de man, voor wie Jopie zo vreselijk bang was.

Jopie was blij, toen hij weer buiten stond en aan grootvaders hand de terugweg naar de boerderij aanvaardde.

Tijdens de kerkdienst was er nog meer sneeuw gevallen. Er lag nu een dik pak, als een reine deken uitgespreid over huizen en land, bomen en heggen.

Grootvader liep zwijgend voort. Jopie dacht: -Opa denkt zeker nog aan de woorden van de dominee......En toen schaamde Jopie zich, omdat hij niet goed geluisterd haö en bijna niets meer wist van hetgeen de dominee gezegd had. 0 ja, Christus was geboren en de herders waren naar de stal gegaan, om daar het Kindeke te vinden en eer te bewijzen. Daar ging het over in de preek. Maar voor het overige wist Jopie er weinig meer van. Ja, hij schaamde zich. - Nu ben ik in Gods huis geweest, maar ik heb niet geluisterd naar de preek, dacht hij schuldbewust. Ineens was hij bang, dat grootvader hem vragen zou, om te vertellen, waarover de dominee gepreekt had.

Hij liep zwijgend naast grootvader voort.Jopies kleine hand lag in de forse hand van grootvader.

"Goeiemorgen!" klonk plotseling een zware stem naast hem. Omdat er zoveel sneeuw lag, zodat de voetstappen gedempt werden, hadden grootvader en Jopie niet gehoord, dat iemand hen achterop gekomen was.

Jopie keek verbaasd terzijde - en ineens ging er een schok van schrik door hem heen..... De man met de baard liep naast hen'. Jopie kneep grootvader angstig in de hand, drukte zich zo dicht mogelijk tegen opa aan, alsof deze hem beschermen zou. - Het is......'t is de Filistijn dacht Jopie. Heel even sloeg hij zijn ogen op en keek hij naar de dichte, grijze baard van de man. "Goeiemorgen, Beverland", begroette grootvader de ouderling.

"'t Is een genade van God, dat we 't kerstevangelie weer hebben mogen horen, man!........En, jochie, je weet toch zeker nog wel, waarover de dominee gepreekt heeft?" vroeg Beverland plotseling aan Jopie.

Jopie kromp ineen, ofschoon de zware stem van de man met de baard heel vriendelijk klonk. Jopie gaf geen antwoord en hij hoopte, dat de Filistijn - want dat was Beverland naar Jopies overtuiging - zich verder niet met hem inlaten zou.

"Ja, ja, dat weet je toch wel, Jopie?" vroeg grootvader. "Je hebt toch wel gehoord, dat de herders van Bethlehem met haast naar de stal gingen en daar de geboren Verlosser vonden?" Jopie knikte alleen maar, want hij durfde niets te zeggen.

Eensklaps liet hij de hand van grootvader los: hij ging aan de andere zijde van grootvader lopen, dan was hij niet zo dicht bij de man met de baard.

"Ik ga langs de achterweg, dat is nader", zei grootvader.

Jopie hoopte, dat de Filistijn hen nu verlaten zou. Maar Beverland zei:

"Ja zeker, die weg is naderl Ik loop maar met je mee".

0, Jopie wilde wel, dat hij thuis was, bij zijn vader en moeder'. Was hij maar niet bij opa en opoe gaan logeren.......

't Was waar, grootvader was nu wel bij hem - en opa was groot en sterkmaar Jopie vond het toch angstig, om zo dicht bij een Filistijn te lopen.

- De man met de baard is een sléchte man, dacht hij verward. - Dat kan niet anders, want hij draagt een baard en hij ziet er afschrikwekkend uit..... Maar Jopie had ook gezien, dat Beverland een móóie dikke wollen das droeg.

Toen gebeurde er iets bijzonders .

Zij gingen nu langs de achterweg. Het was maar een smal pad. Hier en daar was de sneeuw opgehoopt en 't was vermoeiend om er doorheen te waden. Gelukkig hield grootvader heel stevig Jopies hand vast.

Langs de achterweg stond een oude en vrijwel 'verveloze woonwagen .

"Daar wonen een man en vrouw en zes kinderen in", zei Beverland zuchtend. "Die zullen 't niet te breed hebben......"

"Kijk!" zei grootvader plotseling - en hij wees naar een jongen van misschien tien of elf jaar, die een heel eind verder, midden in het oversneeuwde weiland bezig was eem een vervallen houten hek te slopen.

"Die doet daar iets wat niet mag", zei Beverland.

"Inderdaad - hij breekt een hek af, dat aan een ander toebehoort" .

Grootvader knikte en schudde daarna het hoofd.

"Jammer, dat woonwagenvolk neemt het niet zo nauw", zei hij. En toen zei de man met de baard tot grootvader: "Ik zal wel es even op die jongen af gaan. Hij moet weten, dat een mens niet stelen mag!"

Beverland begaf zich over de dam van het weiland en ging in de richting van de jongen. De voetstappen van de ouderling tekenden zich diep in de blanke sneeuw. Beverland was.de jongen al dicht genaderd, eer deze bemerkte, dat er iemand op hem af kwam. De woonwagenjongen wilde haastig de benen nemen en maken dat hij weg kwam, maar grootvader en Jopie hoorden Beverland roepen:

"Nee, blijf staan, jongent Hoor je me? Blijf staan, zeg ik"! Jopie zag, dat de woonwagenjongen inderdaad bleef staan. Een plank die hij nog had willen meenemen op zijn vlucht, liet hij uit zijn handen vallen. Jopie kon nu niet meer verstaan wat de man met de baard tot de jongen zei. "Laten wij maar vlug doorlopen, hè, opa?" zei Jopie. Hij dacht: Nu is de Filistijn gelukkig niet meer zo dicht bij ons.....

"Ja, we gaan naar huis, de koffie zal al wel op ons wachten", beaamde grootvader. Heel even keek Jopie nog schichtig om naar de Filistijn en de woonwagenjongen.

Ze zaten koffie te drinken bij de gezellig brandende haard, toen Jopie plotseling iemand voorbij het zijraam zag lopen.

"'t Is...... 't is de Filistijn" zei hij beangst.

Grootvader moest glimlachen en grootmoe zei, dat Jopie een heel zonderlinge verbeelding had, want er waren nu geen Filistijnen meer.

"Maar die......die grote baard dan?" vroeg Jopie.

"Ach, jochie" , antwoordde grootmoeder, "Beverland is een vrome man, een echte christen!"

Maar Jopie dacht: - Ik geloof tóch, dat hij een Filistijn is, een heiden......

Toen ging de deur open. Aal liet ouderling Beverland binnen. "Neem een stoel", zei grootmoeder tot de man met de baard. "En drink een kop koffie met ons mee!"

"Nee, nee, ik ga gauw op huis aan", antwoordde Beverland. " aar wat ik je even wilde zeggen is dit: de mensen in die woonwagen blijken het onzettend arm te hebben. De jongen, die bezig was, om dat hek in 't weiland te slopen, zei, dat hij brandhout wilde hebben, omdat ze niets meer om te stoken hebben in het kacheltje".

"Zo, zo, dat is erg", zei grootvader hoofdschuddend.

Jopie was naast grootmoeder gaan staan, hij probeerde zich zoveel mogelijk achter haar te verbergen uit angst voor de Filistijn.

De man met de baard vervolgde: "Ik heb hem duidelijk gemaakt, dat hij geen planken van een hek van een ander mag wegnemen. Maar ik schrok er van, zo armzalig als die jongen gekleed was'. Alleen maar een kapot overhemdje met een versleten korte jas er overheen. Verder niets. En dat met deze kou! Hij stond te rillen, eerlijk waar".

Jopies grootvader dacht even na. Daarna zei hij tot ouderling Beverland: "'t Is te erg, dat die lui in de woonwagen in de kou moeten zitten. Wij mogen dankbaar zijn, omdat we herdenken, dat Jezus op de wereld gekomen is, maar dan past het ons ook, de armen te helpen. Vooral nu, met het kerstfeest 1 Weet je wat, Beverland, ik zal straks wat briketten bij de woonwagen feaan brengen."

De man met de baard knikte verheugd.

"Prachtig!" zei hij. "Dan zijn die mensen voorlopig geholpen. Jij woont het dichtst bij. Later verrekenen wij het wel. En nu ga ik gauw verder naar huis".

Jopie ontdekte eensklaps, dat Beverland zijn dikke mooie wol len das niet meer om had. En toen verloor hij ineens een ogenblik zijn angst voor de man, die hij in zijn kinderverbeelding een Filistijn vond. Met een dun stemmetje zei Jopie:

"Meneer......u bent uw das verloren......"

Beverland wendde zich tot Jopie. Hij kwam zelfs een stap naderbij en toen werd Jopie ineens weer heel erg bang, want die baard kwam nu óók zo angstig dicht bij hem......

"M'n das? 0 nee, dat is wel in orde, kereltje!" zei Beverland vriendelijk. En Jopie dacht werkelijk, dat de man met de baard plotseling een beetje moest lachen Maar goéd kon hij dat niet zien, want de mond ging schuil in de baard.

Toen Beverland vertrokken was, zei Jopie:

"Ik weet het zéker, opoe! De Filistijn droeg een das, een móóie das. En nu had hij die das niet meer. Hij is haar vast verloren 1 Jammer, hè!"

"Nee, jochie, je zal je wel vergist hebben", meende grootmoeder. Grootvader stond op ging naar de schuur, die achter de boerderij stond. Niet lang daarna verscheen hij voor het zijraam.

"Ga je even mee, kleine prok?" vroeg grootvader vriendelijk aan Jopie.

"Ja, ik kom alï" riep Jopie - en hij wilde zo maar de kamer uithollen. Maar grootmoeder zei: "Nee nee, 't is veel te koud, eerst je jasje aan, hoor! Aal, geef hem zijn jasje eens van de kapstok!"

Aal hielp hem zijn mooi dik jasje en ze waarschuwde, dat hij zich niet vuil mocht maken.

Toen hij buiten kwam, stond grootvader al op hem te wachten. Hij had een kruiwagen, waarin een zak met briketten lag.

Jopie vroeg, wat opa moest gaan doen.

"Nou, even naar die woonwagen", antwoordde grootvader. "Je durft toch zeker wel met mij mee?"

Ja zeker, Jopie vond het fijn, 'om mee te gaan.

Het viel niet mee, de kruiwagen door de sneeuw te duwen. Soms stonden ze stil, dan verwijderde grootvader met een stok de sneeuw, die tegen het kruiwagenwiel saamgepakt zat. Jopie had moeite, om dicht achter zijn grootvader te blijven lopen. Hij probeerde het spoor te houden , dat het kruiwagenwiel in de sneeuw maakte.

Ineens dacht Jopie: - Wat een vreemd kerstfeest'. Vreemd ja, om met een kruiwagen vol briketten door de sneeuw te gaan op de kerstdag........

"Opa", vroeg hij opeens, "kunnen Filistijnen óók kerstfeest vieren?"

Grootvader bleef staan, het zachte piepen van het kruiwagenwiel verstomde.

"Ja zeker, Jopie, Filistijnen ook!" antwoordde grootvader. "Want Christus is op de wereld gekomen, om zondaren te redden. Maar waarom vraag je dat? Denk je nu nóg dat ouderling Beverland een Filistijn is?"

"Hij......hij heeft immers een baard......" zei Jopie zacht en onzeker.

"Ach, jongen, 't zit niet aan de buitenkant, maar aan de binnenkant" , verklaarde grootvader - en hij nam de bomen van de kruiwagen weer op en hij ging verder. Jopie liep er achteraan, diep in gedachten verzonken.

En soms keek hij over de achter T weg, of hij soms een wollen das op de sneeuw zag liggen. Hij dacht: De Filistijn is zijn mooie das stellig verloren......en misschien vinden wij die das nu wel......En toen kwamen ze bij de woonwagen. Jopie voelde zich nu toch wel een beetje angstig, hij vertrouwde de mensen in die woonwagen niet helemaal. Maar grootvader klopte resoluut aan het haveloze deurtje en riep:

"Mensen, help me hier eens even af".

Het deurtje ging open, er kwam een man naar buiten. Die man zag bleek en zijn kleren waren verfomfaaid en armoedig. "Wat heeft dit te betekenen?" vroeg de man uit de woonwagen.

"Een beetje brandstof", gaf grootvader ten antwoord, "'t Is fel winter en kou lijden is niet goed". Jopie zag, dat de ogen van de woonwagenman ineens vriendelijk glansden. Met twee, drie stappen was hij het woonwagentrapje af.

"Is dit voor ons?" vroeg hij blij. "Man, man, we zitten zo verschrikkelijk in de kou'."

"Dan komt het dus goed van pas", antwoordde grootvader.

"Waar kan ik de briketten kwijt?" De woonwagenman trok verheugd de zware zak van de kruiwagen af en sjouwde die ten dele onder de woonwagen, tussen de wielen. "Dank je, dank je", zei hij wel

"Dank je, dank je", zei hij wel tien keer.

En toen ging de haveloze deur wéér open en trad een jongen naar buiten. Jopie zag direkt, dat dat de jongen was, die hij in het land bij het hek gezien had. En Jopie zag ook......dat die jongen een mooie dikke wollen das droeg.....De das van de Filistijn!

Toen ineens begreep hij alles. Toen begreep hij, waarom Beverland gezegd had, dat het wel in orde was. Toen begreep hij ook, waarom de ouderling met de baard zo getroffen was geworden door het feit, dat die jongen zo dun gekleed was, hoewel het bar koud was. Jopie begreep, dat de Filistijn zijn mooie das aan de slecht geklede woonwagenjongen gegeven had!

Enkele minuten later liep hij met grootvader naar de boerderij terug. De kruiwagen, die nu veel lichter was, viel nu gemakkelijker voort te duwen door de sneeuw; grootvader had er geen moeite mee. Er dwarrelden kalm en vredig sneeuwvlokken uit de loodgrijze lucht-. De hele wereld was wit geworden. "Opa", begon Jopie zacht, "hebt u het ook gezien?"

"Wat bedoel je, jongen?" "Dat die woonwagenjongen de wollen dasvan......van..... van de Filistijn droeg". "Ik heb er niet op gelet, Jopie". Haar ik geloof het vast wel, want Beverland is een beste man. Hij heeft veel voor arme mensen over. En dat móet ook, want wij moeten naastenliefde hebben en onze medemensen helpen. Denk eens aan, vandaag is het kerstfeest en nu herdenken wij, dat God zelfs Zijn eniggeboren Zoon gaf aan de mensenl Dat is onbegrijpelijk, want wij hebben niet verdiend, dat God zo goed voor ons is. En toch schonk Hij Jezus aan ons, Hij liet Hem als een kindeke in een stal geboren worden. En als wij daar aan denken, wel, Jopie, zullen we dan ook onze medemensen niet helpen uit dankbaarheid voor Gods onbegrijpelijke liefde voor ons?"

Jopie zei niets, maar dacht, voortgaande vlak achter zijn grootvader, wel lang na. Hij dacht: Ja, opa heeft gelijk... En ineens kwam de gedachte in hem op, terug te gaan en zijn muts te geven aan die arme jongen. Maar ineens voelde hij dat hij een kleur kreeg. Hij wilde zijn muts weggeven, zijn muts, waar hij zo'n verschrikkelijke hekel aan had...... Hij zou blij zijn, als hij van die muts af was! Maar was dat dan nog wel géven? Nee, Jopie wist heel zeker, dat is geen géven meer. Géven doe je pas, als het je een offer kost.......Maar de Filistijn had wel gegeven. De man met de baard had immers zijn mooie dikke wollen das geschonken aan de woonwagenjongen.

Plotseling bedacht hij, dat hij iets anders geven kon. Vader en moeder hadden hem in zijn portemonneetje een gulden meegegeven. Want als je logeren gaat, moet je wat geld bij je hebben, had moeder gezegd. Die gulden zou hij aan die mensen in de woonwagen kunnen geven.

Hij vroeg aan grootvader, of het mocht.

"Ja zeker, jongen, dat mag wel hoorl" antwoordde grootvader.

"Zal ik dan teruggaan, opa?" "Dat is niet nodig", zei grootvader, "'t Is vandaag kerstfeest, 't is zondag..... die mensen kunnen er vandaag tóch niets voor kopen. Doe het morgen maar, Jopie".

"De Filistijn heeft zijn das gegeven, nietwaar, opa?" "Ja, zo is Beverland wel, jongen. Hij heeft veel voor zijn medemensen over. Hij is een vrome man, een christen van de daad.

Jopie dacht over deze woor- den na. Een poosje later zei hij plotseling:

"En toch draagt hij een baard......"

"Maar jongen toch", zei grootvader toen, "denk jij werkelijk, dat mensen, die een baard dragen, Filistijnen zijn?

't Is niet het voornaamste, hoe de mens er aan de buitenkant uitziet, maar hoe het binnenin hem, in zijn hart dus, gesteld is'. En alleen met je hart kun je werkelijk kerstfeest vieren en blij zijn, dat Jezus voor zondige mensen op de wereld is willen komen".

Opnieuw dacht Jopie lang na. Toen zei hij:

"Maar als de man met de baard nu eens een échte Filistijn was, opa?"

"Wat dan nog, Jopie"? zei grootvader met bewogen stem. "Het kindeke Jezus is in Bethlehem in de wereld gekomen voor zon dige mensen - dus ook voor dieven en Filistijnen, door en door slecht. En dat is nou het wonder van het kerstfeest, Jopie: dat de Heere Jezus voor ons, zondige mensen, op de wereld is willen komen, om ons te redden!"

En toen wist Jopie ineens, dat hij niet meer bang behoefde te zijn voor mannen, die een baard droegen.

En hij begreep nu ook, dat het kerstfeest een héérlijk kerstfeest is voor allen, die weten, dat ze slecht, want zondig, zijn.

J.W. Ooms

Overgenomen uit: "En nu de kerstvertelling" door J.W. Ooms, Uigave: Jan Haan, Groningen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1982

Mivo -16 | 47 Pagina's

De Filistijn in het dorp een verhaal voor -12

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1982

Mivo -16 | 47 Pagina's