Zo kwam het christendom in ons land
Wodan
De goede hoofdgod. Hij reed 's winters op zijn achtvoetig paard over de daken van de woningen en stortte zijn zegeningen uit door de schoorsteen. Als de mensen tenminste hun plicht hadden gedaan door een paard te offeren aan Wodan. De kop van het gedode dier hing men dan boven de deur van het huis. Soms at men de paardekop op en hing men de hoefijzers op. Dat was voor Wodan hetzelfde. Paardekop of hoefijzers brachten geluk! Nu nog zijn er dingen die aan Wodan herinneren. (St. Nicolaas).
Donar
Hij slaat met zijn hamer op de wolken en dan spat het vuur alle kanten uit en de donder is uren ver te horen. Het feest van de zonnewende (25 december) is tot eer van Donar. 's Nachts wordt feest gevierd. Buiten wordt een groot vuur aangemaakt en daarop wordt een mensenoffer gebracht aan Donar. De priester wees aan wie door de hamer van Donar zou worden getroffen. Onder de heilige Donareik moest de priester het geknielde slachtoffer met een hamer op het hoofd slaan. Daarna werd het slachtoffer verbrand. Donar is ook de god van de vruchtbaarheid.
Beelden
Beelden waren er in deze tijd maar enkele. (Denk aan Westkapelle in de tijd van Willibrord). Het zijn overblijfsels uit het Romeinse rijk, dat hier was voor de grote volksverhuizing.
Priesters
Heidense priesters voorspelden de toekomst. Ze "lazen" die af uit de ingewanden van de geslachte offerdieren.
Boze geesten
De mensen waren vervuld met angst voor de boze geesten, vooral bij nacht en storm. De zon kon de boze geesten verjagen. Ook was men bang dat de geesten (zielen) van de gestorven stamgenoten hen kwaad zouden doen. Daarom vierden ze trouw de dodenfeesten.
Walhalla
Wie als held stierf zou in het Walhalla zijn aardse leven zonder angst mogen voortzetten. Ze zouden jagen, veel heerlijk wildbraad eten en bier drinken uit de hoofdschedels van overwonnen vijanden. Bij Odin, de godin van het Walhalla, zou ieder het goed hebben. Oude mannen die alle gevechten hadden overleefd, beroofden vaak zichzelf met het zwaard van het leven om niet de "strodood" (de dood in bed) te hoeven sterven. Ze deden dit in naam van Odin, om toch als held te sterven en in het Walhalla te komen.
Maatschappelijke toestand
In deze tijd berustte de maatschappij nog volkomen op stam en volksverband. De overgang tot het Christendom (o.l.v. Clovis) was dan ook min of meer massaal, men volgde vanzelfsprekend of gedwongen de keuze van de vorst. Veel Frankische stammen gingen over tot het Christendom. Over het algemeen was dit Christendom vrij oppervlakkig. Veel heidense gedachten en gebruiken drongen in de kerk door. De mannen vulden hun tijd met oorlog voeren, vissen, dobbelen en bier drinken. Soms werden zelfs vrouw of kinderen verdobbeld! (Deze werden dan slaven). De vrouwen moesten hard werken: het land bewerken, voor het vee zorgen, voor de kinderen en de huishouding zorgen. Overwonnen vijanden werden als slaven meegevoerd. Zij werden meestal als beesten behandeld. Hun leven had geen waarde. Medelijden kende men niet. Wel was men over het algemeen erg gastvrij, eerlijk, (men stal niet) en trouw aan een gegeven belofte.
Friezen
Zij woonden in het noorden en westen: in de kuststreken van Jutland tot het Zwin.
Saksen
Zij woonden in het oosten: Achterhoek, Overijssel, Drente, Zuid-Groningen.
Franken
Zij woonden in het zuiden: tot diep in Gallië (Frankrijk) toe.
I: Zending vanuit het frankenland
Clovis
De echte naam van hem is Chlodovech. Van Chlodovech is later de naam Lodewijk afgeleid. Clovis leefde van 466-511.
Reims
Clovis koos Reims als residentie en later Parijs.
Chlotilde
Clovis trouwde met Chlotilde, een Bourgondische prinses die katholiek was. Clovis deed dit om de breuk met o.a. Bourgondië (Midden- en Zuid-Gallië) te herstellen.
Alemannen
De strijd vond plaats bij Tobiac, in de buurt van Keulen. Clovis werd gedoopt door bisschop Remigius. De twee zonen van Clovis en Chlotilde werden ook gedoopt. De oudste zoon stierf spoedig na zijn doop.
Zendelingen
De Frankische zendelingen kregen van hun koning beschermbrieven mee. Mede daardoor dachten de Friezen en de Saksen dat ze met spionnen te maken hadden.
II Zending vanuit angel-saksen
Willibrord
Willibrord leefde van + 658-739. Willibrords vader Wilgil leefde als kluizenaar in de door hem zelf gebouwde Andreaskapel aan de monding van de Humber. Hij gaf zijn zoon Willibrord voor opleiding aan Wilfrith, abt van het Bededictijnenklooster Ripon. In 678 ging hij in een Iers klooster bij abt-bisschop Egbertus. Na twaalf jaar zond Egbertus hem uit voor geloofsverkondiging in Noord-Nederland (690). Willibrord wilde daar niet stiekem zijn werk doen en vroeg dus toestemming aan de gevreesde Radboud, koning der Friezen. Radboud had net Zuid-Friesland verloren aan Pippijn, hofmeier van de Franken, en had nu meer dan ooit een afkeer van het Christendom. Hij weigerde Willibrord dan ook in zijn land zending te bedrijven. Bij Pippijn vond Willibrord echter een open deur, want deze zag direct politiek voordeel in een gekerstend Zuid-Friesland. Willibrord vertrok daarna naar Rome om van de paus bekrachtiging van deze zendingsopdracht te verkrijgen. Nu kon het echte zendingswerk beginnen. Op een door Pippijn aangewezen terrein in Utrecht bouwde Willibrord de St. Salvator (Verlossers)kerk en het St. Maartenklooster met een daaraan verbonden school voor de opleiding van geestelijken. Nadat Pippijn gestorven was (714) wilde Radboud Zuid Friesland terug veroveren, verwoestte de kerken en dwong Willibrord te vluchten (naar Echternach). Karel Martel volgde Pippijn op. Hij keerde de krijgskans en bracht heel Friesland onder de Zuiderzee onder Frankisch bewind. Nu kon Willibrord terugkeren (719) en zijn werk hervatten. Hij is bijna 50 jaar hier werkzaam geweest: langs de westkust en beneden de Zuiderzee. God heeft Willibrord willen gebruiken om een groot deel van Nederland tot het Christendom te bekeren. Terecht wordt hij dan ook genoemd: de apostel van de Nederlanden. Willibrord is begraven in het door hem gestichte klooster te Echternach.
Gevolgen van het christendom op de maatschappij
Het Christendom bracht zegenrijke gevolgen mee: mensenoffers verdwenen, ruwe zeden werden zachter, de toestand van de lijfeigenen verbeterde, landontginning werd bevorderd, dijken werden aangelegd, vrees voor kerkelijke straf weerhield velen van het plegen van onrecht of misdaad. In veel streken werd de geestelijke de raadsman van het volk.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 1977
Mivo -16 | 18 Pagina's
