JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Katharina van Bora

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Katharina van Bora

25 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vertelschets


Lezen:
Psalm 55 : 1-3, 17-19 en 23

Zingen:
Psalm 77 : 1, 7, 8
Psalm 147 : 3, 6
Psalm 107 : 1, 2, 8
Psalm 146 : 3, 4, 5
Psalm 145 : l, 2, 7
Psalm 23 : 1, 2, 3

Kerntekst:
"Werp uw zorg op de HEERE, en Hij zal u onderhouden" (Psalm 55 : 23).


Met wijd open ogen ligt Katharina van Bora in het donker te staren. Het is koud in de slaapzaal van het klooster in Nimbschen. Om zich heen hoort ze de rustige ademhaling van de andere meisjes, die hier al wat langer zijn. Rillend trekt ze de dunne deken wat hoger. Naast haar kraakt een strozak. Elsa die in het bed naast haar ligt, komt overeind. "Hé, hoe oud ben jij eigenlijk?" fluistert ze. 'Tien" antwoordt Katharina zachtjes. "O, dan schelen we niet zoveel in leeftijd" zegt Elsa. "Hoe vond je het trouwens, deze eerste dag in dit klooster? "Hm" mompelt Katharina. "Ben je vanmorgen gekomen?" vraagt Elsa. "Ja, m'n vader heeft me hier gebracht. Hij vond het beter dat ik in het klooster ging. Mijn stiefmoeder vond het ook. Ach, zo gezellig was het ook niet meer thuis in Lippendorf sinds mijn moeder een paar jaar geleden gestorven is." Katharina zucht. Tranen branden in haar ogen. "Ik ben hier nu twee jaar" fluistert Elsa. "Vooral in het begin vond ik het naar, maar nu ben ik wel gewend." Katharina zwijgt en vecht tegen haar tranen.

Het is nog heel vroeg in de morgen als de bel voor het morgengebed luidt. Direct zit Katharina overeind. Om haar heen worden de andere meisjes wakker. In het schemerdonker ziet ze hoe ze hun strozak opschudden en de dunne deken rechttrekken. Zwijgend volgt ze hun voorbeeld. "Kom", zegt Elsa, "loop maar met ons mee. We moeten opschieten voor het morgengebed." Snel lopen de meisjes de slaapzaal uit naar de kloosterkerk Als ze zacht naar binnen glippen, klinken de hoge stemmen van de nonnen hen al tegemoet. Wat ze zingen, kan Katharina niet verstaan. Ze weet lang niet van alle Latijnse woorden de betekenis. Niemand lijkt op hen te letten als ze tussen twee hoge pilaren gaan staan. Katharina's ogen dwalen door de kerk. Ze ziet schilderijen en beelden. Een beeld vindt ze direct het mooist. Het stelt Maria met het Kind Jezus op haar arm voor. Katharina kijkt lang. Het lijkt of ze verdriet in de ogen van Maria ziet. Katharina schrikt op als het "Amen" klinkt. Ze heeft helemaal niet gebeden... Ongeduldig trekt Elsa aan haar mouw. "Kom mee. Laten we vlug naar de eetzaal gaan. Daar is het lekker warm en ik heb inmiddels wel trek in een bord hete soep." Snel volgt Katharina haar nieuwe vriendin. Nog even kijkt ze om naar het beeld van Maria. Het is nauwelijks meer te zien in het halfdonker van de kerk.

Langzaam glijdt de ganzenveer over het papier: pastor, pastoris - de herder. Katharina kijkt op. Voor zich ziet ze de gebogen rug van Elsa. Naast haar zit Ave von Schonfeld te zuchten op een letter die maar niet wil lukken. Snel doopt ze haar pen weer in de inkt. Zuster Adelheid die voor in het lokaal van het schoolhuis zit, kijkt naar haar. "Agnus" komt met mooie letters op het perkament te staan. Het is niet voor het eerst dat ze schrijft. Vroeger heeft ze op de kloosterschool in Brehna lezen en schrijven geleerd. Bij de nonnen van die kloosterschool was het anders dan hier. Hen kon je soms horen lachen. maar hier heeft ze dat nog nooit gehoord. In dit klooster is alles veel strenger. Katharina schudt haar hoofd. Vroeger, daar moet ze maar niet aan denken. Ze wordt er alleen maar verdrietig van. Straks zullen ze gaan borduren. Zuster Adelheid heeft gezegd dat ze later, als ze het goed kan, met gouddraad mag gaan borduren aan een kleed voor het altaar.

Voorzichtig laat Katharina de blaadjes van het plantje door haar vingers glijden. Het maagkruid ziet er goed uit. In de afgelopen vijf jaar heeft ze gemerkt hoe heerlijk het is om in de kloostertuin te werken. Ze springt op en loopt naar de put op het kloosterplein. Ze zal haar handen wassen, dan is ze vast klaar voor het avondgebed. Met een plons laat ze de emmer in de put zakken. "Katharina" hoort ze opeens de stem van zuster Adelheid, "de moeder van het klooster, de Abdis, wil je spreken. Ga nog voor het gebed naar haar toe."
Stil zit Katharina even later in de spreekkamer. Ze kijkt naar de brief die de Abdis in haar handen heeft. "Katharina, ik heb bericht gekregen dat je vader is gestorven." Geschrokken kijkt Katharina de abdis aan. Haar stem lijkt van heel ver te komen als ze verder praat. "In het jaar 1509 ben je hier gekomen. Je was toen tien jaar. Nu ben je veertien. Je vader wilde het liefst dat je je hele leven in het klooster zou blijven. Dat je zo je leven aan God zou wijden. Daarom moet je morgen vanuit het schoolhuis in het zusterhuis komen. Daar kun je je gaan voorbereiden op je belofte om altijd non te blijven."
Struikelend loopt Katharina de trap op naar de slaapzaal. Ze hoort nauwelijks wat de andere meisjes zeggen. Morgen. Morgen zal de deur van het schoolhuis achter haar dichtslaan. Morgen zal ze gaan wonen in het zusterhuis. Voor altijd...
Stil ligt Katharina op haar strozak te wachten op het klokgelui voor het morgengebed. Ze is wakker geworden van de honger. Hoe lang duurt het vasten nu al? Ze mogen bijna niets eten. Daar hoort ze de bel. Het is nog aardedonker. Zonder een woord te spreken, schuifelen Elsa en Katharina naar de kloosterkerk. Niets mogen ze tegen elkaar zeggen in deze tijd van vasten. Wat voelt ze zich moe en slap. Maar het is nodig. Alleen zo zal ze haar leven werkelijk aan God kunnen geven. Hoe vaak hebben ze het haar in dit jaar al niet gevraagd: "Wilt gij uw leven aan de hemelse Bruidegom wijden en Hem in gehoorzaamheid en armoede dienen?" Steeds had ze gezegd: "Ja, ik wil." Ook als ze zich ziek voelde van het vasten en het bidden in de nacht.
Eindelijk breekt de grote dag aan. Ze heeft met al haar vasten, bidden en gehoorzaamheid laten zien, dat ze geschikt is om non te worden. Ze mag de kloostergelofte afleggen.
Terwijl het koor zingt, ligt ze geknield op de koude stenen vloer. Ze voelt dat op haar kaalgeschoren hoofd een sluier gedrukt wordt. Ze wordt bij de hand genomen en bij de abdis gebracht. Weer knielt ze neer. Tegen de kille muren van de kloosterkerk klinkt het gezang van de nonnen: "De engelen juichen u toe. Heilig, heilig, heilig is de Heere der heerscharen." De abdis grijpt haar hand. Katharina staat op en valt voor de volgende non op de grond neer. Dat doet ze net zolang tot ze bij haar nieuwe plaats in de koorbanken is gekomen. Doodmoe gaat ze op haar plek zitten. Haar bruiloft met de hemelse Bruidegom is voorbij. Nu is ze non voor altijd.
Het is stil in de kloostercel. Katharina zit bij het kleine raam met haar gebedenboek op de knieën. Voorzichtig draait ze het losse vel papier dat in het boek ligt om en leest verder. Zou het waar zijn wat die afvallige monnik Luther hier schrijft? Is al ons bidden, al ons vasten niet genoeg om zalig te worden? Is het voor niets dat ze non is geworden? Volgens Luther kun je niet zalig worden door het doen van goede werken. Alleen door het geloof wordt iemand behouden. Altijd heeft ze gedacht, dat het doen van goede werken je in de hemel brengt. En nu leest ze dat Luther schrijft: de rechtvaardige zal uit het geloof leven... Katharina zucht diep. Ze is in verwarring. Als die monnik toch eens gelijk zou hebben...
De klok voor het gebed luidt. Snel stopt Katharina de losse bladzij in haar gebedenboek Ze steekt de handen in haar wijde mouwen en loopt de gang op. Er is geen verschil te zien met de andere nonnen die ook naar de kloosterkerk gaan. Maar Katharina's hart bonst van onrast. Als Luther toch eens gelijk heeft!
In de kloostergang fluistert Katharina tegen Ave: "Straks ruilen we onze gebedenboeken om. Ik heb het papier, dat je erin gestopt had, gelezen. Wat denk jij ervan?" "Ik geloof het vast", fluistert Ave terug. We worden niet behouden door al onze gebeden en ons vasten. We worden alleen behouden door het geloof in Jezus." "Maar dat betekent, dat we voor niets in het klooster zijn!" "Dat klopt", zegt Ave zachtjes. En voordat ze de kerk in glipt: "Daarom wil ik hier ook weg. Ga mee, er zijn er nog meer..." In grote verwarring blijft Katharina even voor het beeld van Maria staan. Weg? Waarheen? "Maria, wat moet ik doen?" Ze drukt haar hete voorhoofd tegen de voeten van het beeld, maar het steen is koud en dood.

Als laatste dooft Katharina de kaars die voor het Mariabeeld brandt. Het wordt helemaal donker in de kerk De nacht voor Pasen is begonnen. Op de tast loopt Katharina naar de deur en glipt naar buiten. Het koude licht van de maan schijnt op de binnenplaats. Zal het lukken? Ave heeft een brief geschreven naar Maarten Luther. Luther heeft beloofd om hen te helpen ontsnappen uit het klooster. Vannacht is het zover. Katharina huivert. Straks zal ze vrij zijn. Maar hoe moet het verder? Ze heeft niet eens gewone kleren. Ze heeft nooit geleerd om in de huishouding te werken. Haar familie wil haar niet meer terughebben. Waar moet ze heen? Katharina schrikt op als Ave met nog een groepje nonnen bij haar komt staan. "Kom", zegt Ave, "voerman Koppe is er." Zonder geluid te maken, schuifelen de twaalf nonnen naar het poortje in de muur. De deur staat open. Iemand pakt Katharina bij de hand en helpt haar op een wagen. Ze vindt een plekje naast wat haringvaten. "Luister", hoort ze een stem. "Ik doe iets heel gevaarlijks. Als ik in dit gebied opgepakt word met twaalf nonnen laat hertog George mij direct ophangen. Hij heeft een enorme hekel aan Luther. Houd je daarom heel stil. Ik zal een zeildoek over de wagen heen doen."
Schokkend zet de wagen zich in beweging. Er lijkt geen eind te komen aan het gebonk en geschud. Bij een wachtpost houden ze hun adem in, maar Koppe hoeft het zeil niet van de wagen af te halen om de vracht te laten zien. Eindelijk staat de wagen stil. Met een ruk wordt het zeildoek weggetrokken. Knipperend tegen het daglicht kijken de nonnen om zich heen. Ze zien de vrolijk lachende voerman staan. "Het is gelukt. We zijn de grens voorbij. Jullie zijn vrij!" Stijf staat Katharina op. Ze ziet de zon, de dauw op de velden, de bloemen in het gras. Dan kan ze haar mond niet meer houden. "Het is paasmorgen en we zijn vrij! Laten we zingen! Uit twaalf monden klinkt: Dit is de dag, die de HEERE gemaakt heeft, laat ons op dezelve ons verheugen en verblijd zijn..." "Amen" zegt voerman Koppe eerbiedig.

Met wijd open ogen ligt Katharina in het donker te staren. Het is koud in de slaapkamer. Naast zich hoort ze de rustige ademhaling van haar man Maarten Luther. Zonder dat ze er erg in heeft, dwalen haar gedachten af Wat is er de afgelopen jaren veel gebeurd. Ze is gevlucht uit het klooster en aangekomen in Wittenberg. In twee gezinnen heeft ze gewerkt om het huishouden te leren. Twee jaar heeft dat geduurd. Toen is de grote verandering in haar leven gekomen. Ze trouwde met Maarten Luther. Dal had een opschudding gegeven: een monnik van 42 jaar trouwde met een non van 26 jaar! Katharina glimlacht. Het is goed zo. Haar leven heeft weer een doel gekregen. Rustig is het er bepaald niet op geworden. Het Zwarte Klooster waar ze met haar gezin in woont, is groot. Vroeger was het namelijk een klooster. Niet een kamer staat leeg. Iedere keer weer kloppen studenten en andere gasten aan om onderdak en Luther zet de deuren van het klooster wijd open. Katharina zucht. Al die mensen moeten elke dag eten. Dat kost geld, veel geld en dat heeft ze niet. Vroeg Luther nu maar geld voor de boeken die hij steeds schrijft. Dan zou ze zich niet zo druk hoeven te maken over rekeningen die nog betaald moeten worden. Ze heeft het er al een paar keer met hem over gehad, maar hij wil het absoluut niet. "Nee, herr Kathe", zei hij eens plagend tegen haar, "als ik dat doe, maken de boekdrukkers mijn boeken duurder en dan kunnen arme mensen ze niet meer kopen. En wat die rekeningen betreft, die zijn net als een rivier ze blijven maar stromen. Het houdt nooit op. Maak je er niet druk om, de Heere zal voor ons zorgen." Katharina denkt na over die woorden: de Heere zal voor ons zorgen. Nee, daar twijfelt ze niet aan als ze terugkijkt. Maar soms is het zo moeilijk om het ook voor de volgende dag te geloven. Er moet immers wel eten op tafel komen voor zoveel mensen en de voorraad is weer bijna op. Had ze maar wat meergrond. Dan zou ze nog meer groentetuinen aan kunnen leggen. Het landgoed van haar familie is te koop. Wat zou ze het graag kopen. Maar hoe moet ze aan zoveel geld komen? Ja, ze heeft wel wat geld. Dat heeft ze diep weggestopt onder in de kledingkist. Voor noodgevallen. Luther weet het niet eens. Als hij het wist, zou hij het zo weggeven aan iemand die in de problemen zit. Katharina keert zich om. Ze moet nu toch echt stoppen met piekeren. Morgen is het weer een daikke dag. "Werp uw zorg op de Heere en Hij zal u onderhouden", mompelt ze zachtjes. Vijf minuten later is ze vast in slaap.
Bezorgd zit Katharina bij het bed van Luther. Hij kreunt. Voorzichtig legt ze een koude, natte doek op zijn bezwete voorhoofd. Luther opent zijn ogen en kijkt haar aan. "Je kruiden beginnen te werken, denk ik. De pijn in mijn buik wordt iets minder." Onrustig dwalen zijn ogen door de kamer. Dan klaagt hij: "Ik voel me ziek. Het lijkt wel of de Heere mij, net als Job, in handen van de satan heeft gegeven. Ik wou dat ik mocht sterven. En mijn werk is ook allemaal voor niets geweest. Denk toch eens aan al die gebieden waar Paulus het Evangelie heeft gepreekt. Er is daar geen christelijke gemeente meer te vinden. Zo zal het hier ook gaan. O Katie..."
Met grote angstogen kijkt Luther Katharina aan."
Je hebt toch ontdekt, dat de rechtvaardige door het geloof zal leven? Jezus Christus is toch niet veranderd?" zegt Katharina rustig. Even is het stil. Gespannen kijkt Katharina haar man aan. Er lijkt iets te veranderen in zijn ogen. Dan zegt hij opeens: "Dank je Katharina, dank je. Ja, dat is het; door het geloof. Zeg, help me eens wat overeind. Ik ga weer proberen op m'n studeerkamer te komen."
Even lijkt het beter te gaan met Luther, maar na korte tijd is hij weer dagenlang somber. Katharina wordt er wanhopig van. Zo kan het niet langer. Dan krijgt ze een plan. In haar kledingkist zoekt ze haar rouwkleren op en trekt ze aan. Ook sluit ze de luiken voor de ramen. Dan gaat ze naar Luthers kamer. Verwonderd kijkt hij zijn vrouw aan als ze zo somber gekleed binnenkomt. "Wat is er met jou aan de hand? Wie is er gestorven?" "Een heel belangrijk persoon", zegt Katharina. "Wie dan?", vraagt Luther ongerust. "God", antwoordt Katharina. "Je bedoelt onze hemelse Vader?" zegt Luther verbaasd. Katharina knikt. "Hoe kom je daar bij?" "Door jou. Je bent nu al weken zo somber, dat ik denk dat de Heere niet meer leeft. Anders zou je wel vrolijker zijn en meer moed hebben." Sprakeloos kijkt Luther zijn vrouw aan. Dan springt hij op. "O Katie, dat was een goede preek. Wat heb ik toch weinig vertrouwd op de kracht van de Heere. Nu zie ik het. Je hebt gelijk. De Heere leeft en Hij zal voor ons zorgen."

De Heere leeft en Hij zal voor ons zorgen. Katharina denkt eraan terug als ze op het erf van de boerderij in Zulsdorf staat. Ze heeft het land van haar familie kunnen kopen. Er moet nog veel werk verzet worden aan de boerderij en op het land. Ze is vaak dagen van huis, maar ze hebben nu in elk geval groentetuinen genoeg. Toch voelt ze zich niet blij. Een groot verdriet is in hun leven gekomen. Magdalena, hun dochter van 12 jaar, leeft niet meer. Een poosje is ze ziek geweest. Ze hebben dag en nacht bij haar gewaakt. Er is gevochten voor haar leven, maar het heeft niet geholpen. Nog ziet ze Luther op zijn knieën bij het bed van hun dochtertje zitten. Zij en de andere vijf kinderen stonden er omheen. Snikkend had haar man gevraagd: "Magdalena, ben je bereid om naar je hemelse Vader te gaan?" "Ja vader, wat God wil", had ze geantwoord. Kort daarop was ze gestorven. Nog nooit had Katharina haar man zo verdrietig gezien. Toch hadden zij allebei weer kracht gekregen om door te gaan. Haar man Luther met het schrijven van boeken en preken. Zij met het zorgen voor haar gezin en de vele gasten.

Het is op een vroege morgen in het jaar 1546. Met haar hand boven de ogen tuurt Katharina de weg af. Komt hij nu nog niet terug? Haar man is al een maand weg. Hij is naar Mansfeld gegaan om een eind aan een ruzie te maken tussen twee belangrijke mannen. Pas had ze nog een brief van hem gekregen, waarin stond dat hij niet zo heel lang meer weg zou blijven. Katharina voelt zich onrustig. Ze was het er helemaal met mee eens geweest, dat Luther weer op reis ging. De laatste lijd was hij nogal eens ziek. Bovendien is de reis naar Mansfeld erg vermoeiend, zeker in de winter. Nee, ze zal pas gerust zijn als hij weer thuis is. Wacht, daar komt een koets aan die ze kent. Dat moet hij zijn. Bijna struikelend rent ze erop af. De deur gaat open. Met bleke gezichten stappen haar zoons eruit. "Waar is jullie vader?" vraagt ze geschrokken. "Wij hebben slecht nieuws", antwoordt haar zoon Hans. "Laten we eerst naar binnen gaan." Verdrietig vertelt Hans wat er gebeurd is. "Op 18 februari klaagde vader opeens over felle pijn in zijn borst. Hij ging liggen. Wij riepen er dokters bij, maar die konden niets meer doen. Kort daarop is hij overleden." Het blijft lang stil in de kamer.
Die avond zoekt Katharina de brief op die Luther haar 10 februari geschreven heeft. Haar vinger glijdt langs de regels tot ze het gevonden heeft. "Katharina, er staat geschreven: "Werp uw zorg op de Heere, en Hij zal u onderhouden. God zegene je." Met de brief in haar hand knielt Katharina neer.

Met een zacht geknars valt de deur van het Zwarte Klooster in het slot. Nog één keer kijkt Katharina om zich heen. Voor de derde keer in zes jaar tijd gaat ze op de vlucht. Nu niet voor oorlog, maar voor de pest. Met wat moeite klimt ze op de wagen en gaat naast haar kinderen zitten. De wagen begint te rijden. Katharina kijkt niet meer om.
Wat moeilijk om nu op de Heere te vertrouwen. Wat zal de toekomst brengen? Zullen ze ook getroffen worden door de pest? Wie zal de weduwe van Luther en haar kinderen onderdak willen geven? Katharina zucht en trekt haar omslagdoek wat strakker om zich heen. Ze moet denken aan wat Luther in één van zijn laatste brieven schreef: "Werp uw zorg op de Heere, en Hij zal u onderhouden". Ja, de Heere heeft haar onderhouden. Jaar in jaar uit. Dwars door alle moeilijkheden heen. De Heere zal haar nu ook onderhouden, haar helpen. Als ze dat nu maar gelooft, hoeft ze niet moedeloos te worden.
Uren duurt de reis nu al. Net als ze een dorp binnen willen rijden, steekt een hond blaffend de straat over. De paarden steigeren. Als een razende trekt de voerman aan de teugels, maar de paarden zijn wild van schrik. Katharina gilt van angst en springt van de wagen om de paarden bij de halsters te grijpen. Haar voet komt op een steen. Met een smak valt ze op straat en glijdt in een sloot. Ze worstelt om boven te blijven. Zodra de paarden gekalmeerd zijn, rijdt de voerman terug. Een paar boeren, die op het land aan het werk waren, hebben Katharina inmiddels uit de sloot gehaald. Voorzichtig wikkelen ze haar in een paar dekens en leggen haar in de wagen. Na twee uur komen ze in Torgau aan. "Haal snel een dokter", roepen haar kinderen. "Moeder is gewond. Ze is bijna verdronken!" Al gauw heeft de dokter het gezien. Hij haalt zijn schouders op. "Ik kan niets meer voor u doen." Drie maanden lang ligt Katharina ziek op bed. Drie maanden, waarin ze veel denkt over haar leven. Over haar leven als non, maar ook over haar leven als vrouw van de grote reformator Luther. Drie maanden waarin ze denkt en spreekt over de Heere, Die haar verlost heeft uit het klooster. Hij leerde haar te leven door het geloof en niet te vertrouwen op haar goede werken. Op Hem heeft ze mogen leunen en steunen. De Heere was er elke dag. Hij was een burcht, een toevlucht voor haar.
Op 20 december 1552 horen de kinderen haar zeggen: "Ik wil Christus aankleven, zoals een klit aan een jas kleeft." Kort daarop sterft ze en is ze voor eeuwig bij de Heere.

Achtergrondinformatie

Het leven van Katharina van Bora

Jeugdjaren
Op 29 januari 1499 werd Katharina van Bora geboren in Lippendorf, ten zuiden van Leipzig. Haar vader, Hans van Bora, was een verarmde edelman. Haar moeder, Katharina van Haubitz, stierf niet lang na de geboorte van Katharina. Katharina van Bora had tenminste drie broers en een zus. In 1505 hertrouwde haar vader.
Als vijfjarig meisje werd ze ingeschreven in het klooster te Brehna als leerling. In 1508/1509 brengt Hans van Bora zijn dochter in het klooster Mariënthron in Nimbschen. Het is de bedoeling dat zij in dit klooster van de cistercienzerorde voorbereid wordt op een leven in de geestelijke stand. Een belangrijk doel voor de cistercienzers was het bidden voor de wereld. Vermoedelijk was de abdis van dit klooster een tante van haar. De leerlingen van de kloosterschool vulden hun tijd met gebed, borduren en lichte tuinarbeid. In 1514 begon ze als novice aan haar proeftijd. Een jaar later legde ze haar gelofte af.
Haar leven verliep in het klooster volgens strenge regels en in grote regelmaat. Dat betekent niet dat haar horizon heel beperkt was. Waarschijnlijk was hij breder dan van een meisje dat thuis bij haar ouders woonde.

Vlucht en huwelijk
Het is niet met zekerheid te zeggen hoe Luthers geschriften in het klooster terecht zijn gekomen. In elk geval ontvluchten in de paasnacht van 6 op 7 april 1523 twaalf nonnen, waaronder Katharina, het klooster. Leonhard Koppe, raadslid te Torgau, "ontvoert" hen met twee helpers met zijn wagen. Hij wist dat hij hiermee de doodstraf riskeerde.
In het klooster heeft Katharina niet geleerd om een huishouden te besturen. Daarom werkt ze in de eerste tijd van haar verblijf in Wittenberg in de drukke huishouding en bedrijfsvoering van Lukas Cranach.
Terwijl de andere nonnen vrij snel hun bestemming vinden, bijvoorbeeld door een huwelijk of het teruggaan naar familie, was dat bij Katharina niet het geval. Terug naar haar ouders kan ze niet, omdat ze inmiddels wees is geworden. In 1523 ontmoet ze ene Hieronymus Baumgartner. Hij belooft haar naar Neurenberg te halen om daar met hem te trouwen. Omdat hij niet terug komt, informeert Luther in 1524 naar de reden waarom. Het huwelijk blijkt niet door te kunnen gaan, omdat Hieronymus' ouders er niets van willen weten.
Met tamelijk veel zekerheid valt te zeggen, dat Katharina de eerste stap heeft gezet in het huwelijk met Luther. Zij wil namelijk niets weten van een voorstel om met doktor Glatz te trouwen en geeft tijdens dat gesprek aan dat ze liever met Luther een huwelijk aan zou gaan.
Op 13 juni 1525 trouwen Luther en Katharina in het Zwarte Klooster in aanwezigheid van hun Wittenbergse vrienden. Veertien dagen later wordt een kerkdienst met aansluitend een feestmaal gehouden met familie en vrienden. Luthers ouders zijn daar ook bij.
Het huwelijk heeft zowel van de kant van vrienden als van vijanden veel (negatieve) reacties opgeroepen.

Gezin en huishouden
In de periode van 1526 tot 1534 worden zes kinderen geboren, drie jongens (Johannes, Martin en Paul) en drie meisjes (Elisabeth, Magdalena en Margarethe). Elisabeth stierf voor haar eerste veijaardag en Magdalena op de leeftijd van twaalf jaar.
Het leven van Katharina is bijzonder druk geweest. In het zakelijk-organisatorische gedeelte van de "bedrijfsvoering" in huize Luther had zij al gauw de touwtjes in handen. Luther noemde haar niet voor niets soms "Dominus Kathe", wat zoveel als huisheer Kathe betekent.
Haar leven was gevuld met het verzorgen van kinderen, gasten, vluchtelingen en studenten. Ze moest toezicht op dienstboden en dagloners houden. Bovendien runde ze de bierbrouwerij die financieel winstgevend was. De oud e bierbrouwrechten waren traditioneel aan het klooster verbonden. Daarnaast had ze de beschikking over één, later twee tuinen waar voedsel verbouwd werd. In 1540 kocht ze zelfs het landgoed in Zulsdorf van haar familie.
Vanuit het klooster bracht ze enige kennis en ervaring in de behandeling van ziektes en gebreken mee. Dit kwam haar van pas in het leven met de steeds zieker en bij tijden depressief wordende Luther en bij het verzorgen van haar kinderen en de vele gasten.
Na de dood van Luther (18 februari 1546) wil Katharina het Zwarte Klooster niet verlaten. Ze blijft het als gastenverblijf beheren. Bovendien verwerft ze nog meer land. In de daaropvolgende oorlogsjaren wordt haar bezit echter meer dan eens min of meer vernietigd. Verschillende keren vlucht ze voor oorlogsdreiging (in 1546 en 1547).
In 1552 vlucht ze met haar thuiswonende kinderen voor de pest naar Torgau. Ze raakt gewond bij een ongeluk met de kar die hen vervoert en loopt vermoedelijk een longontsteking op. Op 20 december van dat jaar sterft zij op de leeftijd van 53 jaar. De volgende dag wordt ze in de stadskerk in Torgau begraven.

De persoon Katharina van Bora

Intelligent
Katharina was geen geleerde vrouw, maar zij was wel intelligent. Zij was ook beschaafd en kon zich in gezelschappen van allerlei standen goed bewegen. Tevens was ze zelfbewust en zeer actief Het was een levensbehoefte voor haar om eigen grond te hebben. Waarschijnlijk had dat te maken met haar adellijke afkomst. Luther heeft haar steeds haar gang laten gaan.
Toch ging ze niet helemaal op in zakelijke aangelegenheden. Zij zorgde samen met Luther voor de sfeer in huis.
In dagen van gevaar, wanneer de pest in de stad woedde, toonde Kathe haar geloofsmoed. In 1527 leek het Zwarte Klooster wel een ziekenhuis. Luther zei toen van zijn vrouw: "Zij heeft een sterk geloof "

Aanwijzingen voor het gebruik

De schets over Katharina van Bora is nauwelijks in z'n totaliteit op een avond gemakkelijk te behandelen. Doordat het verhaal in losse fragmenten geschreven is, kunt u er delen uit overslaan of in een paar woorden samenvatten. Vanzelfsprekend is leeftijd en samenstelling van de groep bij die keuze van belang. 

Antwoorden

Weet je het nog?
1. 1499                   5. Non                   9. In het Zwarte Klooster 
2. 10 jaar               6. Luther              10. Zes 
3. Nimbschen     7. Koppe               11. Magdalena 
4. Niet eten         8. Wittenberg     12. 1552

Om over te praten
1a. Bidden, vasten, leven als non.
1b. Onze beste werken zijn met zonde bevlekt.
1c. Alleen door het geloof in de Heere Jezus. Denk aan de stokbewaarder (Handelingen 16).
2a. Wanneer wij door het geloof al onze zorgen aan de Heere vertellen, mogen we weten dat Hij, hoe dan ook, voor ons zal zorgen, omdat Hij dat beloofd heeft (zie ook antwoord d).
2b. Wanneer er niet genoeg eten of geld was, wanneer de pest was uitgebroken, bracht Katharina haar zorg bij de Heere. Ook voor haar man en kinderen heeft ze veel gebeden. Eigenlijk waren alle terreinen van haar leven onderwerp van gebed. Alleen op die manier heeft ze haar intensieve leven vol kunnen houden.
2c. - De Heere zorgde voor het slagen van de vlucht uit het klooster.
- Telkens was er voldoende geld om de rekeningen te betalen.
- Er kon nieuw land aangekocht worden, zodat er voedsel verbouwd kon worden.
- De Heere gaf moed om verder te gaan, ook na moeilijke en verdrietige dingen, zoals het sterven van Magdalena.
2d. Het gaat niet altijd goed in de zin, dat we de dingen krijgen zoals we ze hebben willen. Wanneer we echter door het geloof alle zorgen, ons hele leven in Gods hand leggen, mogen we heilig onbezorgd leven, omdat er geen haar van ons hoofd vallen kan zonder wil van de hemelse Vader, (zie ook Heidelbergse Catechismus zondag 10).
3a. Ze kan en wil Christus niet loslaten. Ze heeft de Heere in alle dingen (zoals schuldvergeving, de zaligheid, in het dagelijks leven) nodig, zodat ze zich onophoudelijk met alles tot Hem wendt.
3b. Deze grondhouding is eigenlijk bij alle Bijbelheiligen terug te vinden. Een paar opvallende voorbeelden zijn: Henoch, Mozes, Jakob, Bartimeus, de Kananese vrouw, Stefanus.
3c. Vanuit onszelf willen we en kunnen we dat niet. Ten diepste kunnen we Christus alleen aankleven door een waar geloof. Dat betekent overigens niet dat we geen boodschap aan deze tekst hebben als we het ware geloof niet bezitten. De woorden hebben namelijk niet alleen het karakter van een belofte maar ook van een bevel. Onder dit bevel kan niemand uit, omdat het uitgesproken wordt door de Schepper en Verbondsgod. Het teken van het verbond dragen we aan ons voorhoofd. De Heere heeft recht op ons hart en leven. Wat een wonder, dat de Heere Zelf wil geven, wat Hij beveelt (Augustinus). 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 september 1999

Mivo -12 | 30 Pagina's

Katharina van Bora

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 september 1999

Mivo -12 | 30 Pagina's