Cornelius en Petrus
Lezen: Handelingen 10: 1-8, 17-24a, 34-36, 42-48Zingen: Psalm 86:5Psalm 25: 2 en 4Psalm 96Psalm 97:7Psalm 134: 3Psalm 31: 15Psalm 56: 5Psalm 72:6Psalm 138: 2Psalm 87: 3 en 4Kerntekst: "Zo heeft dan God ook den heidenen de bekering gegeven ten leven." (Handelingen 11: 18b)
In het land Israël, aan de Middellandse zee, ligt de stad Caesarea. Het is een grote en rijke stad. Herodus heeft er een grote haven laten bouwen en ook een prachtige tempel. Een tempel voor God? Nee, een tempel voor de keizer, zodat de mensen de keizer kunnen vereren.
In deze grote stad wonen veel mensen. Er wonen niet alleen Joden, ook heidenen. In Israël wonen toch alleen maar Joden? Nee, in de tijd van Herodus zijn de Romeinen de baas. De Joden moeten de Romeinen gehoorzamen. Dat is al heel lang zo. Jullie weten dat Augustus regeerde toen de Heere Jezus werd geboren. Hij was een Romeinse keizer. En ook Pontius Pilatus voor wie de Heere Jezus werd voorgeleid voor Zijn kruisiging, was een romein.
De Joden willen geen contact met de romeinen, omdat ze heidenen zijn. De Heere heeft in Zijn wetten gezegd dat ze niet met heidenen mogen trouwen.
In Ceasarea woont Cornelius. Hij is een hoofdman over honderd; de baas over een groep soldaten. Cornelius is een Romeinse hoofdman. Een heiden dus.
Toch voelt hij zich verbonden met de Joden. Meer nog, hij voelt zich verbonden met de God van de Joden. Vaak denkt hij: 'Wat zou ik graag de God van de Joden willen dienen.' Daarom spreekt hij met de Joden in Ceasarea. Hij houdt de sabbat en gaat naar de synagoge, net als de Joden.
Cornelius dient dezelfde God, maar hij weet nog zo weinig van Hem. Hij wil graag meer van de Heere weten. Daar bidt Cornelius vaak om. Ook geeft hij veel geld aan arme Joden. Als hoofdman verdient hij immers genoeg.
Op een dag staat Cornelius op om te bidden. Hij zoekt een plaats waar hij alleen met God kan zijn.Opeens hoort hij zijn naam noemen: 'Cornelius'.
Cornelius kijkt op. O, wat schrikt hij. Naast hem staat een engel in een blinkend wit kleed. Wat zou de engel komen doen?
'Wat is het heer', vraagt hij. 'Wat wilt u van mij?'
'Cornelius', zegt de engel, 'je bidden en het geven van geld aan de arme mensen is niet tevergeefs geweest. De Heere heeft het allemaal gezien.' Zijn bidden was oprecht. Op het gebed van Cornelius zendt de Heere een engel. De Heere heeft zijn gebed verhoord. Wat een wonder! De Heere laat zien dat Hij van Cornelius af weet. Hij weet deze heidense hoofdman in Ceasarea te vinden.
De engel heeft een boodschap, een opdracht voor Cornelius. Luister maar eens wat de engel zegt:
'Cornelius, stuur een paar mannen naar Joppe. Bij Simon de leerbereider logeert Simon Petrus. Het huis staat bij de zee. Laat deze mannen Petrus halen.'
Dan gaat de engel weg. Wat een vreemde boodschap. Waarom moet Cornelius Petrus laten halen? Daar heeft hij toch niet om gevraagd? En dan helemaal naar Joppe? Dat is vijftig kilometer van Caesarea vandaan. De mannen moeten zeker tien uur lopen!
Zal Cornelius luisteren naar de engel? Ja, hij kan niet anders. Ook al weet Cornelius nog niet precies waarom hij Petrus moet laten halen, hij gelooft dat het een boodschap van de Heere is.
Cornelius stuurt twee knechten en een soldaat naar Joppe. Welke soldaat moet dat zijn? Het is een soldaat die ook de Heere liefheeft en vreest.
Terwijl deze knechten ondeiweg zijn, is Petrus bij Simon de leerbereider. Petrus weet niet dat er mensen ondeiweg zijn om hem te halen. Zal Petrus de knechten van Cornelius straks geloven? Zal hij wel met hen meegaan? Petrus mag toch niet met de Romeinen, met heidenen omgaan?
Het is ongeveer twaalf uur in de middag. Petrus heeft honger. Erge honger. Hij vraagt aan een paar knechten of ze eten voor hem klaar willen maken.
Voordat hij gaat eten, loopt hij naar het dak van het huis. Zoals jullie waarschijnlijk weten, hebben de Joodse huizen een plat dak Op het dak gaat Petais bidden. Als Petrus aan het bidden is, krijgt hij een visioen. Net zoals wij dingen in een droom zien gebeuren, ziet Petnis dat ook Maar hij is nu wakker. Hij ziet dat de hemel opengaat. Uit de hemel komt een soort laken naar beneden. De vier hoeken van het laken zijn vastgebonden. Het laken komt zover naar beneden dat Petrus erin kan kijken. Dan ziel hij allemaal dieren. Wilde dieren, kruipende dieren, vogels. Bijna alle soorten dieren zitten in het laken. Petrus kent ze wel. Er zijn reine dieren bij, zoals koeien, schapen, geiten en duiven. Maar er zijn ook onreine dieren bij: kamelen, konijnen, hazen, varkens en nog veel meer.
Dan hoort Petrus een stem. 'Sta op Petrus, slacht en eet.'
Maar nee, dat doet Petrus niet. De Heere heeft de Joden in Zijn wetten verboden onrein vlees te eten. Daarom zegt Petais ook: 'Geenszins Heere, want ik heb nooit iets gegeten wat onrein is.'
Petrus doet het niet, ondanks dat God het hem beveelt. Voor de tweede keer klinkt de stem:
'Hetgeen God gereinigd heeft, mag u niet voor onheilig houden.' Voor de derde keer geeft de Heere de opdracht. Daarna wordt het laken weer omhoog getrokken naar de hemel.
Met dit visioen wil de Heere Petrus iets duidelijk maken. Maar wat? Wat is de boodschap van de Heere? Petrus weet het niet.
Terwijl Petrus er nog over nadenkt, wordt er beneden aan de poort geklopt.
Een knecht van Simon de leerbereider doet open. Er staan drie mannen bij de poort.
'Klopt het dat Simon Petrus hier logeert?' vragen ze.
Petrus, die nog steeds op het dak is, hoort opeens een stem. Nee, het is niet de stem van de knecht. Het is de stem van God de Heilige Geest, Die zegt: 'Sta op, beneden staan drie mannen die u zoeken. Sta op, ga met hen mee. U hoeft niet te twijfelen of u wel of niet met ze mee moet gaan omdat het heidenen zijn, want Ik heb deze mannen naar u toegestuurd.'
Petrus staat op en loopt naar beneden. Voordat de mannen iets kunnen vragen, zegt Petrus: 'Zie, ik ben het dien gij zoekt'. De mannen vertellen dat ze gestuurd zijn door Cornelius de Romeinse hoofdman in Ceasarea. Cornelius heeft een opdracht van de engel gekregen om Petrus te gaan halen. Nu weet Petrus zeker dat het visioen van de Heere komt!
In het laken waren reine en onreine dieren bij elkaar. Nu worden Joden en heidenen bij elkaar gebracht. Petrus begrijpt het: hij, de apostel, zal niet langer het Evangelie alleen voor de Joden houden. I let moet ook de heidenen bekend gemaakt worden.
Dat bedoelt de Heere met: 'hetgeen God gereinigd heeft, zult gij niet voor onrein houden. Ook onder de heidenen zullen mensen tot geloof en bekering komen. Ook hen zal God reinigen van hun zonden.
Petnis zal met de mannen meegaan. Maar het is te laat geworden om nu nog te gaan reizen. Daarom gaan Petrus en de knechten van Cornelius de volgende dag naar Ceasarea.
Als ze vertrekken gaan er ook nog een paar mannen uit Joppe mee.
In Ceasarea wacht Cornelius met spanning op de komst van Petrus. Hij heeft alles klaargemaakt wat nodig is als de mannen van de lange, vermoeiende reis terug komen. Hij heeft zijn familie en zijn beste vrienden uitgenodigd.
Eindelijk hoort hij zijn knechten en Petrus aankomen. Hij loopt snel naar de deur en valt voor Petrus op z'n knieën. Cornelius wil Petrus eer bewijzen, maar Petrus schrikt. 'Sta op', zegt hij. 'Ik ben ook maar een mens'. Nee, zo'n eer is hij niet waardig. Hij is een mens, net als Cornelius.
Cornelius loopt met Petrus het huis binnen, waar de mensen zitten te wachten. Dan gaat Petrus hen vertellen waarom hij gekomen is!
'Jullie weten heel goed dat Joden niet met heidenen omgaan. De Heere Zelf heeft het volk Israël afgezonderd, omdat Israël een heilig volk moest zijn, waaruit eenmaal de Heere Jezus geboren zou worden. De Heere Jezus is gekomen en de wet is vervuld.
Maar waarom moest ik nu eigenlijk komen? Wat is de reden dat u mij hebt laten halen?' vraag Petrus. Petrus heeft wel wat gehoord van de knechten van Cornelius, maar hij wil het graag van Cornelius zelf horen.
Dan vertelt Cornelius van het aanhoudende bidden, van de engel en de boodschap die hij kreeg om Petrus te gaan halen in Joppe. Cornelius is zo blij, dat Petrus gekomen is!
Alle mensen in het huis van Cornelius wachten in spanning wat Petais gaat vertellen. Wat heeft de Heere door Zijn knecht tot hen te zeggen?
'De Heere heeft me in een visioen duidelijk gemaakt dat ik tot u moest komen' begint Petrus. 'Daarom ben ik zonder tegenspreken gekomen. Ik weet zeker dat God niet alleen de Joden liefheeft, maar dat ieder die Hem vreest, uit welk volk dan ook, door de Heere Jezus vergeving van zonden zal ontvangen. Hiervan hebben de profeten gesproken. God heeft Zijn Zoon, de Heere Jezus naar deze wereld gezonden, om Zijn volk zalig te maken van hun zonden. Hij is gestorven, begraven en ook weer opgestaan.
Voor het eerst mag Petrus het Evangelie van Jezus Christus aan de heidenen verkondigen. Cornelius luistert met grote aandacht. Hij krijgt antwoorden op de vele vragen die hij had. Zo krijgt Cornelius onderwijs van de Heere. De Heere heiligt de woorden van Petrus aan het hart van Cornelius.
Terwijl Petais de Naam van de Zoon van God preekt, daalt de Heilige Geest op allen die in het huis van Cornelius zijn. De mensen spreken met vreemde talen over de grote werken van God. Wat op de Pinksterdag in Jeruzalem gebeurde, gebeurt nu ook in het huis van Cornelius.
De mannen uit Joppe, die met Petrus zijn meegekomen, zien met verwondering dat de gave van de Heilige Geest wordt uitgestort op de heidenen. Deze 'onreine heidenen' maken God groot. Dit moet het werk van God wel zijn, dat kan niet anders.
Cornelius, zijn gezin, zijn familie en zijn vrienden worden allen gedoopt. De Heere heeft de woorden van Petrus willen gebruiken tot bekering van deze heidenen. Er is in het zalig worden geen verschil tussen Jood en heiden. Wat God gereinigd heeft, is niet langer onrein.
Voor Petrus en de anderen zijn het onvergetelijke dagen. Ze mogen zien hoe de Heere onder de heidenen werkt. 'Zo heeft dan God ook de heidenen de bekering gegeven ten leven.'
Cornelius vraagt of Petrus nog een paar dagen bij hen wil blijven. Dat zal hij vast en zeker gedaan hebben!
Nu nog heeft de kerk de opdracht het Evangelie onder de heidenen te verkondigen. Nog steeds worden mensen uitgezonden naar het zendingsveld. (Ook uit onze gemeente? ! Denk aan ...) Denk jij wel eens aan hen? Bid je voor hen? Dat is nodig! Vraaf de Heere of Hij hen helpen wil in het werk en of Hij het werk wil zegenen. Opdat steeds meer mensen in Hem mogen geloven en Hem kennen als de Zaligmaker. 'Zo heeft dan God ook de heidenen de bekering gegeven ten leven.'
Niet alleen Cornelius, niet alleen de heidenen ver weg, maar ook wij moeten bekeerd worden; voor het eerst in je leven en iedere dag weer. Ken jij de Heere? Dat is nodig wil je voor altijd gelukkig zijn. Doe zoals Cornelius: bid veel tot God en vraag of ook jij Hem mag leren kennen om Hem met Jood en heiden Hem eeuwig groot te maken.
Ter inleiding
Dit is het laatste nummer van Mivo wat in deze jaargang verschijnt. De vertelschets van Cornelius en Petrus is eenvoudig en heeft direct verband met de zendingsopdracht; voor Petrus in het bijzonder, maar ook voor de kerk van alle tijden.
De schets van Johannes op Patmos is best moeilijk voor de kinderen. De goddelijke Heerlijkheid die Johannes heeft mogen zien, laat zich nauwelijks onder woorden brengen en beschrijven. Wc hopen u een handreiking te doen. De schets geeft tevens het verlangen weer van de levende bruidsgemeente; 'Ja, (een antwoord!) kom, Heere Jezus!' Geve de Heere dat dat verlangen doorZijn genade en Geest ook ons verlangen mag zijn.
Namens de commissie Mivo-12
Marianne Sollie
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 1999
Mivo -12 | 34 Pagina's