JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

En men noemt Zijn Naam... Vredevorst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

En men noemt Zijn Naam... Vredevorst

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kerntekst: Jesaja 9:5a en c: "Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder, en men noemt Zijn naam... Vredevorst"

Het is heel stil. Vrolijk schijnt de zon op de bloemen. Daar lopen wat schapen met hun lammetjes. Ginds ligt een leeuw in de schaduw van een boom wat te dommelen. Kijk daar lopen twee mensen. Ze plukken van de vruchten die er in overvloed groeien. Op hun gezichten is blijdschap te zien. In hun harten is ook blijdschap. Op de aarde is het vrede, en in hun harten is er óók vrede. Die twee mensen zijn Adam en Eva, en die heerlijke plaats is het paradijs. Adam en Eva kennen de Heere, ze dienen Hem en hebben Hem lief. Daardoor komt het, dat er zo'n blijdschap en vrede in hun hart is. De Heere woont Zélf met Zijn liefde in hun hart. Alles is goed tussen de Heere en hun ziel.

Maar dan... Het is heel stil. Angstig stil. Het lijkt alsof de zon haar stralen niet meer zo vrolijk laat schijnen. Daar lopen wat schapen met hun lammetjes. Maar ginds loert een leeuw, begerig om die lammetjes te grijpen en te verscheuren. Kijk, daar lopen twee mensen. Ze hebben kapotte voeten van de doorns waar ze ingetrapt hebben. Op hun gezichten is angst en verdriet te lezen. In hun harten is ook angst en verdriet. Op de aarde is er onrust, en in hun harten is er ook onrust. Die twee mensen zijn Adam en Eva.

Adam en Eva? Hoe kan dat nu? Die leefden toch in blijdschap en vrede in het paradijs? Wat is er toch gebeurd? Het allerergste wat er gebeuren kon, dat is gebeurd. Er is oorlog uitgebroken. Adam en Eva hebben de Heere God de oorlog verklaard. Ze hebben zich van Hem afgekeerd, zijn tegen Hem in opstand gekomen. Ze hebben gezondigd, door te eten van de boom waarvan God gezegd had, dat ze daarvan niet mochten eten. En waarom? Omdat ze van de slang gehoord hadden, dat ze dan net zo als God zouden zijn. Net zo machtig, net zo heerlijk.

De Heere had hen wel gewaarschuwd, maar ze luisterden liever naar de mooie woorden van de slang. Zélf koning zijn, zelf machtig zijn, zélf god zijn, dat wilden ze. En nu? De oorlog is gekomen. De vrede, die heerlijke vrede die op aarde en in hun harten was, is verdwenen. De opstand tegen God is zo anders uitgekomen. Adam en Eva zijn helemaal niet net als God. Maar nu is het te laat. De vrede met God is door hun eigen schuld weg. Ze hebben God de oorlog verklaard en nu zijn ze dan ook vijanden van God geworden. En vijanden van de Koning moeten sterven. Heb jij al geleerd, dat je ook zo'n vijand bent? Dat je tegen de Heere in opstand leeft? En dat je daarom sterven moet? Sterven door eigen schuld, zonder vrede, zonder God. Oorlog, voor eeuwig oorlog... wat erg!

Maar wat een wonder. Adam en Eva kunnen het niet meer goed maken, zij kunnen de vrede niet meer maken, zij kunnen de schuld van het in opstand komen tegen God niet wegnemen. Toch zal de Naam van de Heere verheerlijkt worden. Zijn plan gaat door. Als de mens tegen Hem in opstand komt, zoekt de Heere de mens Zelf op. Wil die mens Zijn vijand zijn? Dan zal de Heere hem de vrede brengen. Ik zal Mijn Zoon zenden, Hij zal de schuld betalen voor mensen, verloren in zonde en schuld. En voor ieder die de Heere roepen zal, wordt het dan toch weer vrede.

De mensen moeten sterven, want elke koning zal zijn vijanden doden, maar nu zal Ik Mijn Zoon zenden, en Hij zal sterven, voor vijanden, opdat ieder die in Hem gelooft leven zal, in vrede, in eeuwige vrede met Mij. O, wat een heerlijk wonder, nu kan het toch weer vrede worden in het hart, nu kan het toch nog goed komen tussen de Heere en onze ziel. Toch nog, door Gods genade.

De jaren gaan voorbij. Wat is het al lang gelden dat de Heere beloofde Zijn Zoon te zenden. Zou het toch nog wel gebeuren? Zou de Heere Zijn belofte niet vergeten zijn? Maar kijk daar eens. Daar staat een man te vertellen. Het is een knecht van de Heere. Het is de profeet Jesaja. Kijk, het is heel stil, zo aandachtig luisteren de mensen. Waarover spreekt die profeet nu? Over een kind dat geboren is? Ja, luister maar: "Een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven en de heerschappij is op Zijn schouder, en men noemt Zijn Naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der Eeuwigheid, Vredevorst." Jesaja, wie is dat Kind, over wie u met zoveel blijdschap spreekt? "Dat Kind, dat is de Messias, de Verlosser die geboren zal worden. Hij zal als Koning regeren, de heerschappij, de macht is op Zijn schouder. Hij zal niet zomaar een koning zijn, maar de Vredevorst! Hij zal de vrede met God verdienen, Hij zal die vrede Zélf ook uitdelen, Hij zal Zélf vrede maken tussen de Heere en vijanden: verloren zondaren." Dat Kind zal geboren worden en de schuld betalen en de straf dragen, en omdat Hij die straf dragen zal, zal Hij voor schuldige mensenkinderen de vrede aanbrengen. Want: de straf die ons de vrede aanbrengt, die is op Hem!"

Hoor Jesaja daar eens vertellen. Hoor de blijdschap in zijn stem, hoor het verlangen naar die Vredevorst in zijn woorden. Jesaja weet het: vrede met God, dat is het grootste wat een zondaar van de Heere kan ontvangen. Verlang je ook naar die Vredevorst? Die het weer goed kan maken tussen de Heere en jou? Zie jij naar Hem uit? Vraag of Hij ook in jouw hart wil komen om ook daar de vijandschap weg te nemen en de vrede te schenken. Zal Hij dan wel komen? Luister maar naar Jesaja: "Een Kind is ons geboren, en men noemt Zijn Naam: Vredevorst!"

Het is heel stil. De zon is al ondergegaan en het is nacht geworden. Boven het stadje Bethlehem glanzen de maan en de sterren. Het lijkt een nacht, zoals alle andere nachten. Maar dat zal niet zo zijn. In deze nacht zal het licht gaan schijnen, in deze nacht zal de hemel open gaan, en zal God Zijn geliefde Zoon gaan geven, om voor al Zijn kinderen de schuld te betalen, om het weer goed te maken, vrede tussen de Heere en een zondig mens.

Kijk, daar zitten twee mensen. Het zijn Jozef en Maria. Omdat er geen plaats meer was in de herberg en ze na die lange reis uit Nazareth toch ergens moesten rusten, zijn ze in een stal terechtgekomen. En kijk daar eens, wat heeft Maria daar in haar armen? Een kind! Hèt Kind. Dat is Hij nu, de Vredevorst, waarvan Jesaja sprak. Nu heeft de Heere Zijn Zoon gegeven, de Zoon die de vrede maken zal. Stil zitten Jozef en Maria daar. In hun harten is zo'n grote blijdschap: de Zaligmaker is geboren. Zij konden nooit meer tot God komen. Nu heeft de Heere zelf een weg gebaand. Nu komt de Heere tot hen. Hij schenkt hen het liefste wat Hij heeft, zijn eigen Zoon. Ze kunnen het niet begrijpen, dat de Heere zo laag wilde buigen, dat Hij naar hen wilde omzien, het wonder is bijna te groot. Een diepe vrede is er in hun hart gekomen. Aan de buitenkant zie je niets bijzonders aan dit Kind. Maar Jozef en Maria weten wel beter: dit Kind is de Vredevorst, en Hij deelt Zijn vrede nu al uit!

Ken jij die vrede? Ken jij die Vredevorst? Hij is gekomen, in deze zondige wereld vol onvrede. Leef jij nog in oorlog met de Heere? Ben je Zijn vijand nog? De Heere wil je uit genade Zijn vrede geven. Hij wil ook Koning zijn over jouw leven, Vrede-Koning, Vredevorst.

Het is heel stil. De zon heeft haar stralen al lang teruggetrokken. Het is donker, alleen de sterren en de maan verlichten de aarde. Ginds liggen vele schapen dicht bij elkaar te slapen. Hier en daar klinkt toch nog zacht geblaat. Is er onraad? Een leeuw die een van de schapen wil grijpen en verscheuren? Kijk, daar zit een aantal herders, ze hebben een vuur aangestoken om de wilde dieren op een afstand te houden en om nog wat warm te blijven. Plotseling schijnt er een fel licht. De herders schrikken hevig. Maar hoor, daar klinkt een stem: "Vreest niet, want zie, ik verkondig u grote blijdschap die al den volke wezen zal, namelijk, dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus de Heere in de stad van David. En dit zal u het teken zijn: gij zult het Kindeke vinden in doeken gewikkeld en liggende in een kribbe!"

Verbaasd hebben de herders geluisterd naar de boodschapper uit de hemel, een engel die hen deze wonderlijke woorden kwam vertellen. De Zaligmaker geboren? De beloofde Messias? Hier in de stad van David? Maar dan is er een nieuwe verbazing, de hemel opent zich, de duisternis van de nacht is weg, want daar, daar komen duizenden engelen, die de nacht verlichten. Hoor, ze zingen: "Ere zij God, in de hoogste hemelen. Vrede op aarde, in de mensen een welbehagen."

Even later zijn de engelen verdwenen, maar hun woorden klinken nog na in de harten van de herders: Ere zij God, vrede op aarde, in mensen een welbehagen. Vrede! Een groot verlangen komt in hun hart. Vrede, daar werd van gezongen. Vrede, als de Romeinen uit het land zullen weggaan? O nee, die vrede niet, er is een verlangen naar een andere vrede. Sprak de engel niet over de Zaligmaker? Wel dan moet de vrede uit het engelenlied met Hem te maken hebben. Naar die vrede verlangen ze, naar de vrede met God, vrede in hun hart. En dat kan alleen een Zaligmaker hen geven. Daarom staan ze haastig op. Die Zaligmaker willen ze zoeken, die die vrede kan geven. Het duurt niet lang of ze vinden de stal. En daarin Jozef en Maria én... het kind! De Zaligmaker. Eerbiedig buigen deze stoere herders hun knieën. Eerbiedig vouwen ze hun ruwe handen. Ontroerd kijken ze in de voerbak. Dit is de Zaligmaker. Dit is de Vredevorst. Het kan niet anders, want een diepe vrede en blijdschap vervult hun hart bij het zien van dit Kind. O, wat een wonder, zij, arme zondaren hebben de Vredevorst gevonden en mogen nu Zijn vrede ontvangen. Ze verdienen dat ze worden weggestuurd, maar dat gebeurt niet. Ze zijn welkom. God is hen genadig, wat is dat een onbegrijpelijk wonder. Een poosje later lopen de herders weer door de stille nacht. Maar hoor eens: ze gaan zingen. Ze kunnen het niet laten. Ze zingen van het grote wonder, dat ze hebben mogen zien. Ze zingen het lied van de engelen: Ere zij God. Vrede op aarde, in mensen een welbehagen. Ze jubelen het uit: Vrede! Vrede met God, door de Zaligmaker Jezus Christus! Vrede zelfs voor ons, verloren zondaren. En daarom: Ere zij God! Dit zingen klinkt nog mooier dan het zingen van de engelen. De engelen zongen van de vrede voor anderen. Deze herders zingen van het grootste wonder: vrede voor hun eigen hart! Zij hebben die vrede zélf gevonden. Zij weten nu door genade wat die vrede is! En daarom zingen ze het ook met heel hun hart: Ere zij God! Hij gaf die vrede Zélf. Hij gaf de Vredevorst! Hem zij dan ook de eer!

Heb jij door genade die Vredevorst gevonden? Of heb je Hem nog nooit gezocht? Kun je nog langer zonder die vrede leven? Zul je dan ook zonder die vrede sterven? Wat is dat erg. De Heere Jezus wil onze vrede zijn. Zijn Naam is Vredevorst. Zoek Hem dan, en smeek Hem of Hij door genade Zijn vrede ook in jouw hart wil geven. Dan mag je met de herders mee gaan zingen: Ere zij God! En vrede, ook voor mij!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 november 1987

Mivo -12 | 23 Pagina's

En men noemt Zijn Naam... Vredevorst

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 november 1987

Mivo -12 | 23 Pagina's