JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Handleiding 2a: Jan de Bakker

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Handleiding 2a: Jan de Bakker

26 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toelichting op het thema
Dit seizoen staat in Kompas het thema ‘personen in de Bijbel’ centraal. In dit dubbelnummer gaat het over de eerste martelaar uit de Bijbel: Stefanus, die om zijn geloof in de Heere Jezus gestenigd werd. In deze kerkgeschiedenisschets gaat het over Jan de Bakker, de eerste martelaar in ons eigen land, die in 1525 om zijn geloof tot de brandstapel werd veroordeeld.

Doel van de vertelling
De kinderen horen in deze geschiedenis hoe de Heere kracht geeft aan Jan de Bakker, om zijn Meester, de Heere Jezus Christus, niet te verloochenen. Hij sterft de marteldood, maar de Heere is zo dichtbij hem, dat hij zonder angst de dood tegemoet gaat.

Opmerking vooraf
Misschien zitten er erg jonge kinderen op jullie vereniging. Lees de vertelling goed door en kijk of alles geschikt is om te vertellen. Eventueel kunnen er stukjes worden overgeslagen.

Introductie van het thema voor de kinderen
• Geef de kinderen een blaadje met een pen, met de opdracht: Schrijf vijf woorden op waar je aan moet denken bij een cel in de gevangenis.
• Schrijf een reden op, waarom je in de gevangenis kunt zitten.
• Bespreek het met elkaar.
• Stel vervolgens de vragen:
Kun je ook onschuldig in de gevangenis zitten?
Kun je ook om je geloof in de gevangenis zitten?
Kan dat in Nederland?
Waar gebeurt dat?
Hoe kun je dat volhouden?
Zou jij dat kunnen volhouden?
Laat een foto zien van de Gevangenpoort in Den Haag en van een cel daar.
Wie is daar wel eens geweest?

Vandaag gaat het over iemand die daar gevangen heeft gezeten in 1525 vanwege zijn geloof. In Duitsland was de Reformatie gekomen. Je hebt vast wel eens gehoord over Maarten Luther. Hij was het niet eens met de leer van de kerk in die tijd, de Rooms Katholieke kerk. De kerk noemde je dan een ketter. Je kon gevangengenomen worden, je kon zelfs gedood worden als je een ketter was. Dat gebeurde ook in Nederland. Daarover gaat het in dit verhaal.

Zingen
Psalm 31:11, 12, 13, 16, 19
Psalm 138:3 en 4
Psalm 79:6, 7
Psalm 46:1, 4, 6
Psalm 62:1, 4, 5
Psalm 68:10, 11, 17
Lied uit ‘Tot Zijn eer’:
Wij loven U, o God
Als g’in nood gezeten

Lezen
Mattheüs 10:16-33

Kerntekst
Vreest dan niet, gij gaat vele musjes te boven. Een iegelijk dan, die Mij belijden zal voor de mensen, die zal Ik ook belijden voor Mijn Vader, Die in de hemelen is (Mattheüs 10:31, 32).

Vertelling

Wat een blijde gezichten! Er is een zoon geboren! Hoe hij moet heten is geen vraag. Jan natuurlijk, net als zijn vader. Het is het jaar 1499. In het kostersgezin in Woerden ligt het pasgeboren jongetje bij zijn moeder. Stil kijkt ze naar hem. Jan Janszoon, ja, zo zullen ze hem noemen.

De jaren gaan voorbij. Jan gaat naar school. Wat is vader trots als meester Gerrit Woerden hem vertelt hoe goed Jan kan leren. “Je zou de jongen naar de kapittelschool in Utrecht moeten sturen,” is zijn mening als Jan twaalf is geworden. “Ik kan hem hier niets nieuws meer leren. Op die jongensschool wordt ook veel zangles gegeven en Jan kan prachtig zingen.”
Zo gebeurt het. Jan leert graag en hij geniet van het zingen in de Domkerk. Als hij 15 is en zijn stem verandert, gaat hij naar de Hieronymusschool. Hij leert hier in de volgende drie jaren veel, vooral van zijn leermeester Hinne Rode. Maar de priesters van de kapittelschool vertrouwen die Hinne Rode niet. Er wordt op die school veel gesproken over de ketter uit Duitsland, Maarten Luther. Het is best mogelijk dat Hinne Rode zelf ook een ketter is!

“Jan, het is beter dat je terugkomt uit Utrecht,” zegt zijn vader. “Je zou zelf ook nog een ketter worden, als je daar langer blijft. Kom terug naar Woerden, dan kun je mij helpen als hulpkoster.” Jan vindt het jammer, maar hij gehoorzaamt toch. Hij geeft in Woerden ook les aan de kinderen. En dan blijkt, dat Jan veel van Hinne Rode heeft geleerd. Hij vertelt de kinderen dat je geen vergeving van zonden krijgt door een aflaat van de kerk te kopen, een brief waarop staat dat je vergeving ontvangt. Nee, vergeving kun je niet kopen, die wil de Heere Jezus je geven, omdat Hij dat verdiend heeft. Jezus heeft de prijs betaald aan het kruis van Golgotha.
Vader vindt het verstandig als Jan naar Leuven zal gaan om daar te gaan studeren voor priester. Daar geeft de geleerde Erasmus les. Maar daar leert Jan juist nog meer over de fouten van de Roomse kerk en over wat de Bijbel zegt over vergeving en genade. Na een jaar in Leuven gestudeerd te hebben, komt Jan weer terug naar ons land. Hij wordt tot priester gewijd in Utrecht. Nu kan hij pastoor worden. Zijn eerste gemeente is het kleine dorpje Jacobswoude.

Wat een verbaasde gezichten. “Onze pastoor preekt zo heel anders dan de vorige pastoor,” zeggen de mensen als ze op zondagmorgen de kerk uitlopen. “Hij preekt over genade, over vergeving die door de Heere Jezus is verdiend.” “Maar de kerk zegt toch dat je een aflaat kunt kopen, waarop staat dat je zonden vergeven zijn?” De mensen praten erover met elkaar. Het is zo anders dan ze altijd gehoord hebben. Toch luisteren ze graag naar hun nieuwe pastoor.
Dan wordt Jan gevangen genomen. “Heb je het al gehoord? Ze hebben de pastoor gevangen genomen! Hij zit vast in het kasteel in Woerden!” “Waarom dan?” “De priesters uit Utrecht hebben dat gedaan. Ze vinden Jan Janszoon een ketter!” Wat zijn de mensen in Jacobswoude boos! Hun pastoor gevangen! Hij moet vrij gelaten worden. De priesters in Utrecht schrikken en ze durven Jan niet langer gevangen te houden. Ze laten hem vrij, maar terugkeren naar Jacobswoude mag hij niet.

Jan gaat op reis. Hij gaat naar de Duitse stad Wittenberg, de stad van Maarten Luther. Hij leest en leert, hij luistert en ziet wat er daar gebeurt. De kerk maakt fouten. En daar is Jan het niet mee eens. Hij wil naar de Bijbel, het Woord van God, luisteren. Dat is de waarheid. Hij ziet wat het kost om de Heere Jezus te volgen, om Zijn naam te belijden. Toch is dat wat hij wil doen. De Heere Jezus volgen, Zijn naam belijden.
Hij gaat terug naar Woerden, maar de priesters uit Utrecht willen hem straffen. “Ik zal naar het noorden gaan,” zegt Jan. “Ik zal me schuilhouden. Ik doe mijn priesterkleed uit. Ik kan niet langer priester zijn in een kerk met zulke leugens.”
Maar zijn mond houden kan hij niet. Hij blijft vertellen over de genade van de Heere Jezus. Overal preekt hij uit Gods Woord. Hij verdient de kost als bakker. En al snel wordt het bekend: Jan de bakker is Jan Janszoon, de ketterse priester! In het geheim gaat hij terug naar Woerden. Ook daar preekt hij en troost hij de mensen met het Woord van God.
Wat een boze gezichten! Dienaren van de rechtbank staan dreigend voor Jan. Jan de Bakker, zo noemen ze hem spottend. “Bevel van de landvoogdes zelf: Je wordt gevangengenomen!” En dan nemen ze hem mee naar Den Haag. In de Voorpoort van het Buitenhof sluiten ze hem op.
Daar zit hij nu, in een donkere, vuile cel. Vier maanden lang wordt hij verhoord door zijn rechters. Na elk verhoor wordt hij weer teruggebracht naar zijn cel.
Een keer per dag wordt de grendel verschoven en gaat de deur knarsend open. Een stuk brood en een kruik water worden naar binnen geschoven. Dan wordt het weer donker. Jan heeft er geen last van, de Heere is dicht bij hem.
De grendel verschuift, een streep licht valt in de cel. De bewaker steekt zijn hoofd naar binnen. “Er is bezoek voor je,” zegt hij.
Vrienden van Jan de Bakker komen binnen. Ze hurken naast hem in het stro. “Zou je niet herroepen, Jan?” vragen ze zacht maar dringend. “Zweer je ketterijen toch af! Zeg gewoon dat je weer luistert naar wat de kerk leert. Of weet je niet wat er anders met je gebeuren gaat?” Ze kijken hem aan. “Nee,” zegt Jan, “ik mag mijn Heere niet verloochenen.”
En hoe zijn vrienden ook aandringen, het helpt niet.

Weer zijn er verhoren. Jan wordt bedreigd. “Weet u wel dat de brandstapel straks voor u klaarstaat?” “Ik weet het,” antwoordt Jan. “Hoe komt het toch dat u de leraren van de Heilige Kerk niet gelooft?” Jan de Bakker antwoordt: “Er is maar één waarachtig heilige leraar in de Heilige Kerk, dat is de Heilige Geest, die ons alle waarheid leert.” Boos kijkt de rechter Jan aan. “Me dunkt, u bent nog erger dan Luther!”
Vier maanden zijn er voorbij gegaan. Jan weet, dat hij vandaag zal sterven. Hij denkt terug aan het bezoek van zijn vader. Misschien hadden de rechters gehoopt dat hij zijn zoon zou overhalen om te luisteren naar de priesters. Dat was niet gebeurd. Zijn vader had gezegd: “Ze hebben mij het kosterschap afgenomen, mijn jongen, maar dat is niets. Abraham was bereid zijn zoon aan de Heere te geven, zo is het ook met mij. Verloochen je Meester niet, Jan, blijf Hem trouw.”
Nu is het zover. Vandaag moet hij als Izak op het hout. Jan denkt eraan hoe zwaar de Heere Jezus geleden heeft, om hem te verlossen van zijn zonde. Als hij daaraan denkt, voelt hij een grote liefde in zijn hart. Hij verlangt er naar te sterven en bij de Heere te zijn.

De deur van zijn cel gaat knarsend open. De bewaker schuift een stuk brood en een kan bier naar binnen. “Hier, je laatste maal,” zegt hij. “Dankjewel,” antwoordt Jan vriendelijk. De bewaker kijkt een beetje verbaasd. Het lijkt alsof hij nog iets wil zeggen, maar dan sluit hij de deur. Jan hoort hoe de grendels ervoor schuiven.
Naar het eten kijkt Jan niet om. Hij knielt neer in het stro van zijn cel en vouwt zijn handen. De laatste dagen heeft hij gezaag en getimmer gehoord. Hij weet wat dat betekent. Alles wordt klaargemaakt voor de uitvoering van het vonnis.
“Verbrand worden tot er niets meer van je overblijft dan stof,” had de rechter gezegd. Als Jan aan de dood denkt, krijgt hij het toch benauwd. Het zweet breekt hem uit. “Heere, help mij om sterk te zijn!” bidt hij. “Heere Jezus, heb medelijden met mij! Vader, Uw wil geschiede!”
Langzaam wordt hij rustiger. De Heere Jezus is bij hem. Die zal hem helpen. Geknield blijft hij zitten. Jan bidt, zonder ophouden.

Verbaasde gezichten. Twee dienaren van de schout staan in de deuropening van de cel. Ze zien Jan op zijn knieën op het stro. Jan staat op. Het is zover, ze komen me halen, weet hij. De mannen zeggen niets en nemen hem mee. Buiten de cel trekt een monnik Jan zijn priesterkleed weer aan. Dat is lang geleden, nu lijkt hij weer een priester. Als hij de gevangenis uitkomt, knijpt hij zijn ogen dicht tegen het daglicht. Hij voelt zich duizelig worden. Maar de dienaren van de schout geven hem een duw. Wankelend loopt Jan naar het Binnenhof.
Langs de drie kanten van het Binnenhof zijn houten tribunes gemaakt. In het midden staan een preekstoel en een altaar. Daar brengen ze hem naar toe. Jans ogen zijn nu aan het daglicht gewend. Hij kijkt naar de deftige mensen op de tribunes: rechters, edelen, priesters, de landvoogdes, de stadhouder van Holland, de bisschop van Utrecht.
Een oude monnik beklimt de preekstoel. “Je hebt een leer gepredikt waar de Kerk het niet mee eens is,” zegt hij tegen Jan. “Maar ik denk dat je niet goed wist wat je deed. Het is nog niet te laat om berouw te hebben. Als je nu spijt hebt van je zonden, zullen ze vergeven worden.”
Is dat waar? denkt Jan. Wist ik niet wat ik deed toen ik overal in Holland preekte? Nee, ik wist het wel. Het was de waarheid van de Bijbel!
Jan doet zijn mond open om de mensen op het Binnenhof toe te spreken. Hij wil hen nog één keer waarschuwen. Hij wil getuigen van zijn geloof in de Heere Jezus Christus. Maar als hij begint te spreken, geeft de rechter een teken. Een dienaar van de schout trekt hem met een ruk achteruit. “Je moet zwijgen!” dreigt hij. “Eén woord en ik sla je mond dicht!”
Twee monniken trekken Jan zijn priestermantel uit en trekken hem een geel spotkleed aan. Op zijn hoofd wordt een gele muts gezet. Die is beschilderd met zwarte duivels. Jan wordt er niet boos om. “Zo lijk ik meer op een christen dan met het priesterkleed. Met deze kleren word ik nu bespot. Zo is Christus ook bespot met een purperen mantel en een doornenkroon.”
De monniken geven geen antwoord meer. Zij hebben hun werk gedaan. De bisschop, de priesters en de monniken verlaten het Binnenhof. De schout zal het vonnis uitvoeren. Zij mogen dat niet doen.
Strakke gezichten. De schrijver van de rechtbank leest met luide stem het vonnis voor: “Jan Janszoon van Woerden zal naar de Plaats worden gebracht. Daar zal hij tot as worden verbrand. Er mag niets van hem overblijven.”
Daar gaat de stoet. Het Binnenhof af, langs de Voorpoort van het Buitenhof naar de Plaats. Daar is de brandstapel al klaargemaakt.
Wat hoort hij daar, terwijl hij langs het Buitenhof loopt? “Te Deüm Laudamus!” Het zijn vrienden die ook om hun geloof in de Voorpoort achter de tralies zitten. Ze horen de stoet voorbij gaan. “Broeder, strijd vroom!” roepen ze. Dan klinkt hun gezang: “U, God, U loven wij! U, God, U belijden wij!”
Jan luistert. Dan roept hij naar zijn broeders en zijn stem beeft niet: “Lieve vrienden, nog even en ik zal als een martelaar sterven. Jullie moeten moedig zijn, als dappere soldaten van Christus. Ik ga voor jullie uit. In de hemel zullen we elkaar terug zien!”

Wat een woedende gezichten! De gerechtsdienaren schreeuwen door het gezang heen, maar de gevangenen blijven doorzingen. Hoor, nu klinkt Psalm 31 uit de gevangenis: “Bij U Heere, schuil ik!” Tussen de dienaren van de schout loopt Jan verder. Zachtjes bidt hij voor zijn broeders in de gevangenis.

Op de Plaats, voorbij de Voorpoort, is de brandstapel. In het midden staat een hoge paal. Rustig klimt Jan op de stapel takkenbossen. Hij is niet bang. De Heere is zo dichtbij. En zoals eens Jezus, bidt Jan hardop: “Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.”
De brandstapel wordt aangestoken. Nog klinkt Jans stem: “Op U, o Heere, heb ik gehoopt en in der eeuwigheid zal ik niet beschaamd worden. O Jezus Christus, denk aan mij.” De vlammen slaan omhoog. Jan de Bakker is gestorven. Zijn ziel gaat naar de hemel, waar Jezus op hem wacht.

Uit de gevangenis klinkt nog steeds het zingen van de vrienden. Het mengt zich met het hemels koor. Het is 15 september 1525. Jan de Bakker, 26 jaar oud, is Thuis.

Achtergrondinformatie bij het Bijbelgedeelte voor leidinggevenden

Levensloop van Jan de Bakker
Jan de Bakker of Johannes Pistorius, zoals men deze Noord-Nederlandse geloofsgetuige later zou noemen, was een kosterszoon uit Woerden (1499-1525). Van zijn vijftiende tot zijn twintigste jaar was hij leerling van de Utrechtse Hiëronymusschool van de 'Broeders des Gemeenen Levens’.
In 1520 keert Jan de Bakker terug naar Woerden, waar hij schoolmeester wordt en zijn vader gaat assisteren bij zijn werk als koster. Van de persoonlijke contacten die hij zodoende krijgt, maakt de jongeman gebruik om het ware Evangelie te gaan verkondigen. Maar de koster wil dat zijn zoon priester wordt en stuurt hem naar de universiteit van Leuven, destijds de enige in de Nederlanden. In 1521 ontvangt Heer Jan, zoals men hem nu gaat noemen, de priesterwijding in Utrecht. De eerste parochie (gemeente) van Jan de Bakker is Jacobswoude, een niet meer bestaand dorpje bij Woubrugge. De jonge priester met zijn radicale opvattingen over het Avondmaal leest er weinig missen, maar preken doet hij des te meer. In 1523 is Heer Jan terug in Woerden, waar hij aalmoezenier wordt van een gilde. Misschien van het gilde van de bakkers waarvan zijn vader lid was. De preken van Jan over de ‘nieuwe leer’ - zeer actueel door Luthers openbaar optreden - trokken veel toehoorders. Toen de kerkelijke overheid in Utrecht gemerkt had dat Jan de Bakker ‘ketterijen’ verkondigde, liet zij de prediker gevangennemen en opsluiten in het kasteel van Woerden aan de Oude Rijn. Uit vrees voor vijandige reacties van diens talrijke aanhangers, liet de slotvoogd Heer Jan weer snel vrij. Deze reisde daarop naar Wittenberg, waar hij enige tijd verbleef zonder echter Luther te hebben kunnen ontmoeten.
Na zijn terugkeer uit Duitsland preekt Jan de Bakker hier en daar in het centrum van Holland. Waar en wanneer hij maar kan, brengt hij de boodschap van het ware Evangelie. De bejaarde pastoor van Woerden liet hem begaan, maar diens opvolger besloot een einde te maken aan de openlijke verkondiging van de ‘nieuwe leer’. Na klachten bij de kerkelijke en wereldlijke overheden werd De Bakker, teneinde een volksoploop te voorkomen, in de nacht van 9 op 10 mei 1525 gearresteerd. Tijdens het transport naar de Voorpoort - nu Gevangenpoort - in Den Haag, kreeg Heer Jan gelegenheid om te vluchten, maar hij maakt daar geen gebruik van. Aanvankelijk verblijft hij met andere gevangenen om het geloof, onder wie Gnapheus (Volder) zijn latere biograaf, in een gewone cel, maar als zijn proces begint, sluit men hem in de boeien en zet hem op water en brood in een vunzig kerkerhol. De rechtbank waarvoor hij moet verschijnen, bestaat uit 6 leden, waaronder 4 geestelijken. De verhoren zouden acht weken duren. Men verwijt hem vooral zijn huwelijk (vanwege het celibaat voor geestelijken) en zijn weigering om missen te lezen. Dit laatste was een logische consequentie van zijn verwerping van de transsubstantiatie, de verandering van brood en wijn in lichaam en bloed van Christus tijdens de viering van het Avondmaal. Luther had de ‘werkelijke tegenwoordigheid’ geleerd, de aanwezigheid van Christus’ lichaam en bloed in het Avondmaal (consubstantiatie).
Een van Jan de Bakkers rechters, de inquisiteur N. Coppin, zag de gevangene dan ook als een ‘erger ketter dan Luther’. Hij voegde hem verontwaardigd toe: “Ik zou me niet ontzien om u naar de brandstapel te zenden.” Ondanks lichamelijke verzwakking als gevolg van het harde gevangenisleven, bleef De Bakkers geestkracht ongebroken. Waardig en zakelijk weerlegt hij de felle aanklachten van zijn rechters, waarbij hij zich bedient van argumenten uit de Bijbel. Hij wist dat zijn leven op het spel stond, maar deze geloofsgetuige vreesde de dood niet, en bleef trouw aan zijn diepste, religieuze overtuigingen.
Zijn vonnis stond vast: hij werd veroordeeld tot de brandstapel. De executie zou plaats hebben op vrijdag 15 september 1525. Op het Haagse Binnenhof was een verhoging aangebracht, waarbij de stadhouder van Holland en tal van kerkelijke en burgerlijke autoriteiten plaatsnemen. Dan wordt de in priestergewaad geklede veroordeelde voorgeleid. Hij moet een boetepreek van een franciscaner monnik aanhoren. Daarna gaat de hulpbisschop van Utrecht over tot de degradatie van de ‘afvallige’ priester. Men doet hem zijn kerkelijk gewaad uit en omkleedt hem met een gele zotsmantel. Op zijn hoofd krijgt hij een gele zotskap. Dan leest een kerkelijke rechter het vonnis voor, waarbij de ontrouwe priester wordt overgeleverd aan de wereldlijke overheid, om zijn welverdiende straf te ondergaan.
Omdat de kerk geen bloed vergiet, trekken de leden van de geestgelijkheid zich terug. Dan leest de griffier van het Hof van Holland het arrest voor van de burgerlijke rechtbank: Jan, zoon van Jan uit Woerden, zal verbrand worden, opdat zijn nagedachtenis voor altijd verloren zal gaan.
In 1525 was de brandstapel opgericht op de Plaats (zie verder in achtergrondinformatie). Wanneer op weg naar de strafplaats, de bewakers Pistorius langs de Gevangenpoort voeren, roept deze Gnapheus en de andere geloofsgevangenen toe: “Broeders, ik ga u voor!” Zijn geestverwanten roepen: “Broeder, strijd vroom!” Vervolgens zingen zij geestelijke liederen. Jan de Bakker beklimt de houtmijt. De beul bindt hem aan de staak. Hij doet hem een touw om de hals, trekt het strak aan en wurgt de veroordeelde. Daarop wordt de brandstapel ontstoken en weldra is er nog slechts een smeulende, zwarte massa te zien... Hoe het Pistorius’ weduwe is vergaan? Zij heeft levenslang boete moeten doen in een klooster. Gedeeltelijk overgenomen uit: Jan de Bakker, voor 460 jaar in Den Haag verbrand, door H.H. Bolhuis, gepubliceerd op 1 juli 1985 in Protestants Nederland. (Geraadpleegde auteurs o.a. J. W. Gunst: Johannes Pisiorius Woerdensis, 1925).

De tijd van de Reformatie
Jan Janszoon werd geboren in 1499 en leefde tot 1525. Hij studeerde in de tijd dat de Reformatie in Duitsland begon. In 1517 spijkerde Luther zijn 95 stellingen aan de deur van de slotkapel in Wittenberg. Luthers invloed werd ook in ons land merkbaar.
De aflaathandel speelde een grote rol in de ontwikkeling van de Reformatie, evenals de misstanden in de Kerk betreffende de weelde en het wereldse leven van de leiders van de kerk. We zien dit ook terug in het leven van Jan Janszoon. Hij leert steeds meer zien dat de waarheid van Gods Woord door de kerk verduisterd wordt vanwege hebzucht en machtsdenken. Vergeving is niet te koop bij de kerk in de vorm van een aflaat, maar alleen te ontvangen door het geloof in de verdienste van de Heere Jezus.
Het celibaat (ongehuwd blijven van geestelijken) als regel van de kerk wordt door Luther verworpen en ook Jan Janszoon trouwt. In deze schets is dat niet opgenomen in de vertelling vanwege de grote hoeveelheid vertelstof die het leven van Jan Janszoon al biedt. Het is echter wel een belangrijk onderdeel geweest tijdens de verhoren die hij in de Voorpoort in Den Haag moest ondergaan.
In de Nederlanden heeft de Reformatie veel navolging gekregen, hoewel de invloed van Calvijn groter is geweest dan die van Luther.
Jan Janszoon wordt als de eerste martelaar in ons land gezien die om zijn geloof ter dood werd gebracht. In de zuidelijke Nederlanden werden al in 1523 Hendrik Voes en Johannes van Essen in Brussel terechtgesteld vanwege het aanhangen van de ‘nije lere’.

De naam Jan de Bakker
Jan Janszoon van Woerden is bekend geworden onder de naam Jan de Bakker. Als hij na zijn verblijf van zo’n 3 maanden in Wittenberg terugkeert naar Woerden, eisen de priesters dat hij naar Utrecht komt. Hij dient zich te verantwoorden voor zijn denkbeelden en ze willen hem straffen voor zijn ketterse leer. Ze willen hem naar Rome sturen, maar Jan reist in plaats daarvan door Holland zodat zijn vijanden hem niet kunnen vinden. Hij heeft dan zijn priesterkleed uitgedaan en verdient de kost als bakker. Zo komt hij aan zijn bijnaam: Jan de Bakker, of ook wel Jan Pistorius in het Latijn. Er zijn ook andere verklaringen voor de naam Bakker, maar dit is de meest gebruikelijke.

Hinne Rode en de Broeders des Gemenen Levens
De Broeders van het Gemene Leven waren een religieuze groepering die aan het einde van de 14e eeuw in Deventer ontstond rond Geert Grote, die de grondlegger van de religieuze stroming Moderne Devotie is. Vanwege de bestaande onvrede met allerlei ongewenste kerkelijke praktijken vonden de preken van Geert Grote instemming bij een grote groep mensen. Kort na zijn bekering in 1374 bracht hij een groep vrouwen onder in zijn ouderlijk huis te Deventer. Ze vormden daar een gemeenschap die de door hem voorgestane levenswijze van praktische vroomheid en spiritualiteit en arbeid in praktijk bracht. De zusters, en wat later ook de broeders, zochten een geestelijk réveil tegen de verloedering van het leven van de kerkelijke leiders en de verruwing van de volkse zeden. Al snel ontstonden naar dit inspirerende voorbeeld gemeenschappen in broeder- en zusterhuizen in de hele IJsselstreek. De leden leefden in gemeenschappelijke huizen in de steden. Ze legden geen kloostergelofte af. De term 'gemeen' in de naam van de beweging heeft als betekenis 'gezamenlijk', aangezien men gemeenschap van goederen voorstond. De broeders waren verantwoordelijk voor de zielszorg in de zusterhuizen.
Hinne Rode was een Nederlands humanist. Over zijn levensloop, met name zijn jeugdjaren, is weinig met zekerheid bekend. Gezien zijn voornaam denkt men dat hij uit Friesland afkomstig was. Hij volgde zijn opleiding aan de stadsschool in Deventer, een bolwerk van de Broeders van het Gemene Leven. Rond 1515 was hij rector van de Sint-Hiëronymusschool in Utrecht. Een van zijn leerlingen was daar Jan de Bakker. Rond 1520 was hij rector van het fraterhuis van de Broeders van het Gemene Leven in Utrecht. Daar werd hij vanwege zijn Lutherse sympathieën ontslagen. Daarna leidde hij enige jaren een zwervend bestaand.

Jacobswoude
Jacobswoude is de naam van een verdwenen dorp dat op het grondgebied van de huidige gemeente Kaag en Braassem lag.
In de geschiedschrijving komt Jacobswoude voor het eerst voor in het jaar 823. Men denkt dat toen ambachtsheer Jacob van Woude het gebied in leen kreeg van Lodewijk de Vrome. Hij bouwde een burcht en noemde die Ter Woude. Rond deze burcht vestigden zich een aantal boeren waarmee de buurtschap Jacobswoude werd gevormd. In 1522 werd Jan de Bakker er pastoor.
Rondom het oorspronkelijk dorp werd het veen afgegraven, waardoor het in het midden van de 18e eeuw als een eiland in het water lag van de latere Vierambachtspolder. Hierdoor raakte Jacobswoude in verval. De bewoners verhuisden naar Woubrugge. Er staat nu een monument op de plek waar Jacobswoude lag.

Het Binnenhof, het Buitenhof, de Voorpoort en de Plaats in ‘s-Gravenhage
Het Binnenhof is een gebouwencomplex in het centrum van Den Haag, dat al eeuwenlang het centrum is van de Hollandse en Nederlandse politiek. Haar ontstaan gaat terug tot de bouw van een kasteel door de graven van Holland, die er sinds de dertiende eeuw hun residentie hielden.
De stad Den Haag dankt haar ontstaan aan het Binnenhof, dat in de loop van de eeuwen zorgde voor een aanwas van bestuurders en werklieden, die zich in de nabijheid vestigden. Het Binnenhof is mogelijk het oudste parlementscomplex in Europa dat nog als zodanig dienstdoet.
Het Buitenhof is een aangrenzend plein, vroeger ook wel 'Nederhof' genoemd.
Al in de 13e eeuw, als het Binnenhof wordt gebouwd, staan er huizen en stallen op het Buitenhof, en tijdens graaf Aalbrecht (1336-1404) is er zelfs een kleine dierentuin. Het zijn vooral valken en andere roofvogels, die daar voor de jacht gehouden worden. Later worden ook jachthonden gehouden.
Het Buitenhof wordt voor de veiligheid omgracht en in de 15e eeuw ommuurd. De enige toegangen van het Buitenhof zijn de Gevangenpoort en de Halstraat.
De Gevangenpoort is een middeleeuwse gevangenis in Den Haag. Sinds 1882 is in het gebouw een museum gevestigd. De gevangenpoort ligt dicht bij het Binnenhof en de Hofvijver.
Achter de poort ligt wat in Den Haag nu de "Plaats" wordt genoemd. Aan het hoofd van dit plein bevond zich 'het Groene Zoodje'. Dit was de executieplaats. Het heette zo omdat het schavot werd bedekt met graszoden. Als het gras op het schavot werd gemaaid, wisten de mensen dat er binnenkort een executie plaats zou vinden. Na een onthoofding strooide men zand op het gras om het bloed te absorberen.

Gebrandschilderde ramen
Er zijn twee kerken in Nederland met gebrandschilderde ramen van Jan de Bakker. De ene kerk is de Grote of St. Jacobskerk in Den Haag. In het Jan de Bakkerraam zien we hoe de eerste christenen omwille van hun geloof werden vermoord en dat in 1525 de protestantse Jan de Bakker ter dood werd gebracht. Het raam is in 1930 onthuld.
Het tweede raam bevindt zich in Woerden in de Nederlands Hervormde Petruskerk. In het midden is Jan de Bakker afgebeeld die een hagenpreek houdt.

Weetjes (staan in het kort ook in het werkboekje)
• De Gevangenpoort
In Den Haag vind je nog altijd de Gevangenpoort. Het is nu een museum. Je leert en ziet het er vroeger aan toe ging als je gevangene was. Als je vroeger iets misdaan had, werd je in de gevangenis opgesloten.
Maar denk niet dat dit je straf was! Nee, je zat in de gevangenis om je echte straf af te wachten. De straf die je kreeg werd meestal vrij snel uitgevoerd. Je hoefde dus geen jaren in de gevangenis te zitten.
Het wachten op de straf was niet altijd even aangenaam. Gevangenen hadden geen rechten. Als je arm was moest je in een klein gajool zitten (4 bij 4 meter, soms zelf maar 2,5 m breed). In de winter was het daar erg donker en koud. Er lag stro op de grond en er was één secreet (‘wc’). Denk maar niet dat je daar in je eentje zat! Er zaten meestal drie gevangenen in één gajool. Op sommige momenten werden er zoveel mensen tegelijk opgepakt, dat er wel vijftien mensen in één gajool opgesloten zaten! Je kan je misschien wel voorstellen dat dat niet alleen erg krap was, maar dat het er enorm stonk. Gevangenen leefden op water en brood. Als je rijk was, kon je ook een grotere cel voor jou alleen krijgen. Je moest daar natuurlijk wel voor betalen.

• Het Groene Zoodje
Een schavot werd als een soort klein podium telkens weer opgebouwd op het plein vlak bij de Gevangenpoort, op de hoek van de Plaats en de Lange Vijverberg. Het was de landsheer Karel de Stoute (1433-1477) die besloot om het houten schavot te vervangen door een blijvend schavot van steen. Metselaars maakten tussen 1473 en 1474 een keurig stenen schavot, dat bedekt werd met graszoden. Hagenaars noemden dit schavot vanwege dat gras spottend ‘het Groene Zoodje’ en deze naam zou het eeuwenlang behouden.
Het Groene Zoodje bleef bestaan tot 1719. Toen gaven omwonenden aan dat zij niet dagelijks aan de executies herinnerd wilden worden. Zij pleitten dan ook – met succes- dat het schavot zou worden afgebroken. Het Groene Zoodje verdween. Voortaan zouden de executies weer op een tijdelijk houten schavot worden voltrokken.

• De Reformatie
31 oktober 1517… de dag waarop Maarten Luther zijn 95 stellingen aan de deur van de kerk van Wittenberg spijkerde. Daarmee begint de Reformatie. In Frankrijk is Johannes Calvijn de bekende reformator. In Nederland wordt Calvijn belangrijker dan Luther. In deze kerkgeschiedenisschets gaat het niet over deze twee belangrijkste reformatoren, maar over hun volgelingen en invloed in ons land. Jan de Bakker verbleef enige tijd in Wittenberg. Daar heeft hij Luther niet persoonlijk ontmoet, maar hij onderging er wel diens invloed.

• Christenvervolging nu
Open Doors geeft veel informatie over de christenvervolging die nu plaatsvindt.
Noord-Korea is nog altijd het land met de ergste onderdrukking van christenen. Noord-Koreanen zijn verplicht leider Kim Jong-un te aanbidden. Alle andere godsdiensten zijn verboden. Voor de show zijn er vier kerken in hoofdstad Pyongyang, onder streng staatstoezicht. In werkelijkheid worden christenen opgepakt en veroordeeld. Ook de familie van christenen loopt kans te worden opgepakt en naar heropvoedingskampen gestuurd te worden, christen of niet. Harde cijfers zijn moeilijk te geven, maar het aantal vermoorde en veroordeelde christenen lijkt toe te nemen. Verontrustend is dat de moorden ook openlijker plaatsvinden. Daarnaast straft Noord-Korea gevluchte onderdanen steeds zwaarder. Helaas stuurt China de vluchtelingen, onder wie christenen, nog steeds terug naar Noord-Korea.

Belijdenisgeschriften
NGB artikel 37: Van het laatste oordeel

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 2019

Kompas Handleiding | 24 Pagina's

Handleiding 2a: Jan de Bakker

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 2019

Kompas Handleiding | 24 Pagina's