JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Handleiding 1a: Ik ben de Opstanding en het Leven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Handleiding 1a: Ik ben de Opstanding en het Leven

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toelichting op het thema
Deze Bijbelvertelling gaat over de opwekking van Lazarus door de Heere Jezus. De Heere Jezus zegt in dit Bijbelgedeelte: “Ik ben de Opstanding en het Leven.” Dit is een van de ‘Ik ben’-woorden. De Heere Jezus gebruikt de ‘Ik ben’-woorden om te vertellen Wie Hij is en wat Hij doet. In dit nummer staan twee vertellingen over ‘Ik ben’-woorden. De Heere Jezus heeft er nog meer gesproken:
− Ik ben het Brood des levens (Johannes 6:35)
− Ik ben het Licht der wereld (Johannes 8:12)
− Ik ben de Deur (Johannes 10:9)
− Ik ben de goede Herder (Johannes 10:11)
− Ik ben de Opstanding en het Leven (Johannes 11:25)
− Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven (Johannes 14:6)
− Ik ben de ware Wijnstok (Johannes 15:5)
− Ik ben van boven (Johannes 8:23)
− Ik ben de Alfa en de Oméga (Openbaring 1:11/22: 13)

Doel van de vertelling
De kinderen zien dat Jezus de macht heeft over leven en dood. Ze horen dat God machtig is niet alleen iemands lichaam, maar ook iemands hart levend te maken.

Introductie van het thema voor de kinderen
Schrijf op een papier de woorden: “Ik ben…”
Zeg dat de Heere Jezus in de Bijbel Zichzelf soms vergelijkt met iets. Hij zegt dan tegen de mensen: “Ik ben…”
Vraag aan de kinderen daar voorbeelden van weten.
Laat ze noemen wat ze weten en vul ze zo nodig nog aan.
Vraag of de kinderen weten waarom Hij dat deed. (Om aan de mensen te vertellen Wie Hij was en wat Zijn werk was.)
Vertel dat jullie vandaag gaan luisteren naar één van die ‘Ik ben’-woorden: “Ik ben de Opstanding en het Leven.”

Zingen
Psalm 16:4, 5 en 6
Psalm 21:2, 4, 6 en 7
Psalm 27:7
Psalm 30:1, 2, 3 en 8
Psalm 31:5, 12 en 15
Psalm 52:7
Psalm 91:7 en 8
Psalm 103:3
Psalm 118:7 en 14
Psalm 146:3
Lied uit ‘Tot Zijn eer’: Ontwaakt, gij die slaapt

Lezen
Johannes 11:14-29

Kerntekst
Jezus zeide tot haar: Ik ben de Opstanding en het Leven; die in Mij gelooft, zal leven, al ware hij ook gestorven; En een iegelijk die leeft en in Mij gelooft, zal niet sterven in der eeuwigheid. Gelooft gij dat? (Johannes 11:25-26).

Vertelling

Martha veegt een traan weg. Ze begrijpt het niet. Hoe kan haar Meester dit nu doen? Ze had iemand naar de Heere Jezus gestuurd met de boodschap dat Lazarus, haar broer, heel ernstig ziek was. Maar Jezus is niet gekomen. En nu… nu is het te laat! Lazarus is gestorven. Samen met Maria, haar zus, heeft ze hem gewassen en ingewreven met olie. En daarna hebben ze het lichaam in doeken gewikkeld. Buiten Bethanië is hij begraven. Dat is nu al vier dagen geleden. Veel mensen leven met hen mee. Er zijn veel mensen in huis om hen te troosten. Maar Martha blijft verdrietig. Tegen Maria had ze gezegd: “Als Jezus hier was geweest, dan was Lazarus vast niet gestorven.” Maria had geknikt: “De Joden in Jeruzalem wilden Jezus pas nog stenigen. Misschien is Hij daarom niet gekomen. Bethanië ligt tenslotte vlakbij Jeruzalem.”

Martha kijkt de kamer rond. Wat zijn er veel mensen gekomen om hen te troosten. Zachtjes fluisteren de mensen met elkaar. Hoort ze het goed? Martha buigt zich wat voorover om nog het nog beter te kunnen horen. “Jezus is onderweg naar Bethanië,” zegt een man. “Hoe weet je dat?” reageert een ander. “Ik was net op de markt en daar vertelde een koopman het,” antwoordt de man. Martha hoort het. Dus Hij komt toch! Nee, haar broer zal ze niet meer terugkrijgen, maar wat verlangt ze er naar om bij de Heere Jezus te zijn. Zonder iets tegen Maria te zeggen, verlaat ze het huis. Snel loopt ze door de straatjes van Bethanië, de poort door. Al gauw ligt het dorpje achter haar. Kijk, daar in de verte loopt een groepje mensen. Dat zal haar Meester zijn met Zijn discipelen. Haastig loopt ze verder. Wat wil ze graag bij Hem zijn, Hem alles vertellen.

“Heere,” zegt Martha als ze bij de Heere Jezus is aangekomen. “Heere, als U bij ons was geweest, dan was mijn broer niet gestorven. Maar ik weet dat God U alles zal geven wat U van Hem begeren zult.” Vriendelijk kijkt Jezus haar aan en zegt: “Uw broer zal weer opstaan.” Jezus bedoelt natuurlijk dat Lazarus op zal staan met de wederkomst, denkt Martha. En ze antwoordt: “Ik weet dat hij zal opstaan met de wederkomst.” Jezus blijft haar vriendelijk aankijken. Hij ziet het verdriet van Martha. Hij weet hoe ze gehoopt had dat Hij komen zou toen Lazarus nog leefde. Hoe ze gehoopt had dat Hij haar broer kwam genezen. Hij kent haar pijn, haar teleurstelling, haar vragen. En dan gaat Hij troosten.
Hij ziet ook jou als je verdriet hebt. Als er iemand is gestorven van wie je zoveel hield. Als je teleurgesteld of verdrietig bent. Jezus zegt niet: “Martha, wat een troost hè, dat je broer in de hemel is.” Dat is ook een grote troost, als je weet dat je opa of je oma, of iemand anders van wie je zoveel hield, in de hemel is! Maar er is nog een grotere troost. Welke troost is dat? Dat is Jezus Zelf. Luister maar, Hij zegt: “Ik ben de Opstanding en het Leven, die in Mij gelooft, zal leven, al ware hij ook gestorven. En een iegelijk die leeft en in Mij gelooft, zal niet sterven in der eeuwigheid. Gelooft gij dat?” Het is alsof Hij zegt: “Martha, Ik geef het leven niet alleen als Ik terugkom, Ik ben nu al het Leven. Als je in Mij gelooft, dan wordt je verdriet en rouw heel anders. Dan help Ik je het verdriet te dragen. Ik ben het Leven, buiten Mij is alleen maar de dood. En Ik ben ook de Opstanding tot dat Leven. Wie in Mij gelooft die leeft echt, dat is een nieuw leven. En die zal ook eeuwig bij Mij leven, zelfs al is hij gestorven. Geloof je dat?”

Geloof jij het? Voor Lazarus was het niet erg om te sterven, ook al waren Martha en Maria heel verdrietig. Dat kwam omdat hij met de Heere leefde. Daarom mocht hij na zijn dood voor altijd bij de Heere zijn. Geloof jij dat de Heere jou dat ook wil geven? Van jezelf leef je zonder Hem. Je voelt het niet als je God verdriet doet met je zonden. Maar als de Heere je hart levend maakt, krijg je Hem nodig, in alles. Dan wil je zonder Hem niet meer leven. Dat hoeft dan ook niet meer. Leven met de Heere maakt je gelukkig. Niet alleen later, nee, nu al! Dan ben je de gelukkigste jongen, het gelukkigste meisje van de wereld!

De woorden klinken na in Martha’s hoofd: “Geloof je dat?” Jezus’ woorden hebben haar hart geraakt. Het verdriet is niet weg, de rouw is nog net zo groot, maar de Heere Jezus is erbij. Het gaat om Hém. Met vaste stem antwoordt Martha: “Ja, Heere, ik geloof dat U de beloofde Messias bent, de Zoon van God.” Ze gelooft het: de dood heeft niet het laatste woord. Dat heeft Jezus. Hij is de Opstanding en het Leven!

Dan denkt Martha aan Maria. Die moet ook weten dat Jezus er is. Vlug draait ze zich om en gaat terug. Als ze thuiskomt, loopt ze naar binnen. Ze fluistert in het oor van Maria: “De Meester is daar en Hij roept u.” Als Maria dat hoort, staat ze snel op en loopt achter Martha aan naar buiten. Gelukkig, de Heere is toch gekomen! De mensen in de kamer zien Martha en Maria weglopen. “Ze gaan zeker naar het graf,” zegt een vrouw. “Laten we hen achterna gaan, dan kunnen we met hen klagen.”
Als Maria bij Jezus aankomt, valt ze huilend voor Hem neer. “Heere, als U bij ons geweest was, dan was mijn broer niet gestorven.” Jezus kijkt naar Maria die aan Zijn voeten ligt. En naar de huilende mensen die haar gevolgd zijn. Hij weet, dit grote verdriet is het gevolg van de zonde en de dood. Het grijpt Hem aan. Hij is ontroerd en heeft diep medelijden met haar en de huilende mensen.
“Waar is Lazarus begraven?” vraagt Hij. Maria staat op en zegt met gebroken stem: “Heere, komt U mee, dan zullen we het laten zien.” Dan kan Jezus Zich niet langer bedwingen. Hij huilt… Diep ontroerd staat Hij daar bij het graf van Lazarus, Zijn vriend. Wat is de dood een grote vijand. Wat brengt de dood veel verdriet. De Heere Jezus huilt. Zul je daaraan denken, als je iemand moet begraven van wie je zoveel hield? De Heere Jezus weet hoe erg dat is, Hij weet hoeveel pijn dat doet. Hij staat naast Martha en Maria en Hij huilt. Zo wil Hij nog naast mensen, naast kinderen staan in hun diepe verdriet. Jezus weent. “Zie je hoeveel Hij van hem hield,” fluistert iemand, terwijl ze achter Hem aan lopen. Anderen fluisteren: “Kon Hij de dood van Lazarus niet voorkomen? Hij kon toch ook een blinde genezen?” Jezus weet wat de mensen fluisteren. Natuurlijk had Hij de dood kunnen voorkomen, Hij is almachtig. Maar Hij wil de mensen meer laten zien. Laten zien dat Hij de Levensvorst is, zodat ze in Hem gaan geloven. Tot Zijn eer!

Daar staan ze voor het graf, gemaakt in een rots met een grote, zware steen ervoor. Jezus beveelt: “Neem de steen weg.” Maar dàt gaat Martha te ver. Als je dichtbij staat, kun je de graflucht ruiken. Moet dan de steen weggerold worden? Het is toch duidelijk genoeg dat haar broer gestorven is? En ze zegt: “Heere, je kunt de graflucht al ruiken, want hij ligt al vier dagen in het graf.” Maar de Heere Jezus zegt: “Heb Ik niet gezegd dat je de heerlijkheid van God zult zien, als je gelooft?” Verbaasd horen de mensen het aan. Wat bedoelt Jezus?
Nadat de steen is weggerold, kijkt Jezus omhoog. “Vader, Ik dank U dat Gij Mij gehoord hebt. Doch Ik wist dat Gij Mij altijd hoort; maar om der schare wil, die rondom staat, heb Ik dit gezegd, opdat zij zouden geloven dat Gij Mij gezonden hebt.” Het is alsof Jezus met dit gebed wil zeggen: “Hoor je hoe Ik tot Mijn Vader bid? Zo kan toch alleen de Zoon van God bidden? Geloof toch dat Ik de Messias ben, de Zoon van God!”
En dan roept Hij met grote stem: “Lazarus, kom uit!” Dat heeft toch geen zin? Een dode kan toch niet horen? Nee, maar wel als het de Zoon van God is Die spreekt! Doden zullen horen de stem van de Zoon van God en die ze gehoord hebben, zullen leven.
“Lazarus, kom uit!” Ademloos kijken de mensen toe hoe het onmogelijke gebeurt. Hoe een dode levend wordt. Hoe de Levensvorst levend maakt. Want kijk! Daar komt Lazarus uit het graf, moeizaam, want zijn handen en voeten zijn gebonden met grafdoeken. Over zijn gezicht zit een zweetdoek. Sommige mensen slaan hun hand voor hun mond. Dit, dit is een wonder! En dan zegt Jezus: “Haal de doeken van hem af, zodat hij vrijuit kan lopen.”

Maar dit gebeurt nu toch niet meer? Nu wekt Hij geen mensen meer op die gestorven zijn. Maar Hij wekt wel dode zondaren op! Hij roept dode zondaren uit de dood tot het leven. Daarvoor is Hij gekomen. Daarvoor is Hij Zelf de dood in gegaan. Hij heeft Zelf in het graf gelegen, maar Hij leeft. Hoor naar Jezus’ Naam: Ik ben de Opstanding en het Leven. Hoor je Zijn stem?

Vol ontzetting hebben de mensen het gezien. Het schiet door velen heen: dit kan alleen Gods Zoon. Wat Hij net zei, is echt waar. Hij is de beloofde Messias, ze geloven het vast! Hun hart is levend gemaakt en is vol blijdschap en verwondering. Ze gaan mee met de Heere Jezus, naar Bethanië.
Ook Martha gaat mee. In haar hart jubelt het! Haar broer leeft. Wat een wonder. Wat is Jezus goed!
Anderen lopen vlug weg, snel naar de farizeeën toe. Ze gaan vertellen wat Jezus gedaan heeft. Zij zijn niet blij. Hun hart is koud en hard. Ze willen het Leven niet.

Op wie lijk jij? Is jouw hart dood of levend? Hoor naar de stem van de Zoon van God! Buig voor Hem, want wie in Hem gelooft, zal leven!

Achtergrondinformatie bij het Bijbelgedeelte

‘Ik ben’-woorden
Jezus gebruikt in totaal zeven keer een beeld om uit te drukken Wie Hij is (zie Joh. 6:35, Joh. 8:12, Joh. 10:7, Joh. 10:11, Joh. 11:25, Joh. 14:6 en Joh. 15:1). Dit zijn de zogenoemde ‘Ik ben’-woorden. Iedere keer zegt Jezus met nadruk dat Hij Degene is Die ‘het Brood des levens’ of ‘het Licht der wereld’ is. De uitspraak die Jezus daarvoor in het Grieks doet, herinnert de Joden aan de Naam van God. God maakte Zich aan Mozes bekend door Zichzelf ‘Ik ben’ te noemen (zie Ex. 3:14). Doordat Jezus nu deze uitspraken voor Zichzelf gebruikt, stelt Hij Zichzelf aan God gelijk. Dat is voor de Joden voldoende om Hem van godslastering te beschuldigen. Vergelijk Johannes 8:58, waarin Jezus letterlijk zegt ‘Ik ben’. En Markus 14:62, waar de Heere Jezus op de vraag van Kajafas: “Zijt Gij de Christus, de Zoon van de levende God?” antwoordt: “Ik ben het…” God is zo groot en hoog, dat niemand zich aan Hem mag gelijkstellen. Toch doet Jezus dat wel. Hij en de Vader zijn immers daadwerkelijk Eén.

Opstanding
Dit woord komt voor in de beschrijving van de geschiedenis over Jezus’ opwekking uit de dood. Jezus ‘staat op’ uit de dood. Dit doet Hij zelf. En Hij ‘wordt ook opgewekt’ uit de dood. Dit is een daad van Zijn Vader.
Het woord ‘opstanding’ betekent ook ‘opstaan tot een nieuw leven’. Wie met Christus sterft, staat ook met Hem op tot een nieuw leven (Rom. 6:5). Een mens wordt dan uit de dood levend gemaakt en staat op in een nieuw leven met God (Rom. 6:13 en Ef. 2:5). Dit gebeurt in de wedergeboorte. Daarnaast is er de opstanding uit de dood bij de wederkomst van de Heere Jezus. Dan worden de lichamen van de overledenen vernieuwd en met hun zielen verenigd. Degenen die in Christus sterven, zullen opstaan om binnen te gaan in de eeuwige heerlijkheid; de mensen die zonder Christus zijn gestorven, zullen opstaan tot hun eeuwige verdoemenis. Het woord ‘opstaan’ heeft dus in de Bijbel drie lagen: de opstanding van Christus, de opstanding tot een nieuw leven en de opstanding op de jongste dag.

Vrienden van Jezus
We weten niet veel van Jezus’ vriendenkring. Er zijn twaalf discipelen die Jezus volgden. Verder weten we weinig van de mensen om Jezus heen. In Johannes 11 komen we wel een aantal mensen tegen met wie Jezus bevriend is. Het zijn een broer en twee zussen, die op meer plaatsen in de Evangeliën terugkomen. Het zijn Lazarus en zijn twee zussen Maria en Martha. Maria komt in Johannes 12 terug als de vrouw die Jezus zalft en Zijn voeten droogt met haar haren. Sommige mensen denken dat deze Maria dezelfde is als Maria Magdalena (zie Luk. 8:2), maar dat blijkt niet uit de Bijbel. Maria, de zus van Lazarus, is wel dezelfde als de Maria uit Lukas 10:38-42, waar we ook Martha tegenkomen. Johannes beschrijft de geschiedenis van Lazarus op zo’n manier (zie bijv. Joh. 11:35), dat we niet anders kunnen concluderen dan dat Jezus innig bevriend was met Lazarus en zijn twee zussen. Op afstand volgen zij Jezus.

Wonderen en tekenen
Israëls God doet wonderen. Het Oude Testament vertelt over wonderen van God (zie Ps. 78:4, 11 en 12). Ook de duivel is in staat om tekenen en wonderen te doen en daardoor veel mensen te verleiden. De tovenaars aan het hof in Egypte konden bijvoorbeeld Gods wonderen nadoen (zie Ex. 7:10-12). Jezus verricht ook veel wonderen. Hij geeft verder aan Zijn apostelen kracht om wonderen en tekenen te verrichten. Alle wonderen zijn tekenen. God doet wonderen nooit om het wonder op zichzelf. Zij ondersteunen altijd Zijn Woord. Daarom gaan wonderen vaak samen met tekenen (zie bijv. Joh. 4:48). De prediking wordt bevestigd door tekenen die erop volgen (Mark. 16:28). Zij laten zien wat de prediking verkondigt. In Jezus uit Nazareth is Gods Koninkrijk gekomen en zal het straks voltooid worden. Het openen van blinde ogen bijvoorbeeld, toont wat Jezus geestelijk doet. Hij opent blinde zielsogen. Tegelijkertijd laat het ook zien dat het Evangelie ons menselijk bestaan helemaal wil veranderen. Ziel en lichaam worden uiteindelijk door Hem vernieuwd. Dit geldt ook van het opwekken van doden en het reinigen van melaatsen.
De wonderen die Johannes in zijn Evangelie weergeeft, roepen steeds op tot geloof in Christus.

Heidelbergse Catechismus Zondag 22, vraag en antwoord 57
Wat troost geeft u de opstanding des vleses?
Dat niet alleen mijn ziel na dit leven van stonde aan tot Christus, haar Hoofd, zal opgenomen worden, maar dat ook dit mijn vlees, door de kracht van Christus opgewekt zijnde, wederom met mijn ziel verenigd, en aan het heerlijk lichaam van Christus gelijkvormig zal worden.

Vraag en antwoord 58
Wat troost schept gij uit het artikel van het eeuwige leven?
Dat, nademaal ik nu het beginsel der eeuwige vreugde in mijn hart gevoel, ik na dit leven volkomen zaligheid bezitten zal, die geen oog gezien, geen oor gehoord heeft, en in geens mensen hart opgeklommen is, en dat, om God daarin eeuwiglijk te prijzen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 augustus 2016

Kompas Handleiding | 21 Pagina's

Handleiding 1a: Ik ben de Opstanding en het Leven

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 augustus 2016

Kompas Handleiding | 21 Pagina's