JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Jongeren over identiteitsvorming

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jongeren over identiteitsvorming

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In onze maatschappij is veel aandacht voor persoonlijke vorming. Er wordt veel over gepraat en geschreven, ook in kerkelijke kring. Hoe ervaren jongeren dat? Wat zijn hun idealen en waardoor worden ze vooral gevormd? Drie jongeren en drie leidinggevenden van de +16 JV in Ede gingen erover met elkaar in gesprek.

Aan tafel zitten Marita Bos (19), Lydia Thomassen (18) en Karin Boot (19). Alle drie zijn ze student. Marita studeert ‘Personeel en arbeid’ aan de CHE, Lydia ‘Pedagogische wetenschappen’ in Utrecht en Karin ‘Psychologie’ in Nijmegen. De JV-leiders Gerben Groothedde, Willeke van Huigenbos en Klaasjan van der Maas zijn ook aangeschoven.

Gerben opent het gesprek: “Als ik terugdenk aan voorbeeldfiguren in mijn tienerjaren, waren voor mij vooral voetballers en popsterren interessant. Ook schaatsers hadden mijn bewondering. Ik dacht: ‘Mooi als je dat zo goed kan’.”

Willeke speelt de vraag door: “Kunnen jullie zeggen wie je gevormd heeft?” “Het zijn vooral mijn ouders die mij hebben gevormd,” zegt Lydia. Maar ze zou hen niet direct identificatiefiguren noemen. Karin vult aan: “Ik heb onbewust meer van mijn ouders overgenomen dan ik denk. Hoe ouder ik word, hoe beter ik dat zie.” Marita merkt op: “Sinds ik verkering heb, zie ik ook hoe het bij de familie van mijn vriend gaat en ga ik er meer over nadenken.”

 

Mening van ouders

Er wordt verder doorgepraat over de relatie met je ouders. Gerben vertelt dat die bij hen thuis altijd goed was. “Toch zette ik me vroeger wel af tegen mijn ouders.” Lydia herkent dat laatste niet zo: “Maar ik wil wel zelf verantwoordelijkheid kunnen dragen en mijn eigen keuzes maken.” “Ik wil altijd weten wat mijn ouders ergens van vinden,” zegt Karin, “Daar vraag ik zelf ook om.”

Gerben is benieuwd of de meiden ook wel eens verschil van mening hebben met hun ouders als het over principiële dingen gaat. Tot de derde klas van de middelbare school was dat wel eens zo, zegt Karin. “Als ik dan zag wat anderen deden, dacht ik: waarom kan ik dat ook niet doen? Maar nu heb ik daar geen behoefte meer aan.”

Lydia vult aan: “Nu ga je meer zelf je standpunt bepalen, los van anderen.” Karin merkt dat ze meer over zichzelf is gaan nadenken nu het vanzelfsprekende en vertrouwde van de middelbare school weg is. Ook zien de meiden dat het geloof en de Bijbel een belangrijke rol hebben gespeeld in hoe ze zijn gevormd. Zeker nu ze in contact komen met onkerkelijke jongeren. Marita zit wel op een christelijke opleiding, maar ook daar zijn verschillen. “Evangelische jongeren zijn gewend veel over het geloof te praten. Ik weet niet altijd wat ik terug moet zeggen.”

 

Veluwenaar

Denk je bij identiteit in de eerste plaats aan christen zijn? Marita: “Ja, maar ook aan je ouders en je opvoeding.” Toch vinden de drie studentes het christen-zijn wel een belangrijk onderdeel van hun identiteit. Karin noemt een voorbeeld: “Dat ik christen ben, is belangrijker dan dat ik Veluwenaar ben.” Met de opmerking van Klaasjan dat je omgeving toch best bepalend is voor wie je bent, zijn ze het eens. Kunnen ze positieve invloed noemen van hun omgeving? Karin: “We zijn hier op de Veluwe best aardig tegen elkaar.” Marita: “Er is hier veel onderlinge verbondenheid.”

Als je onder elkaar bent, voelt het veilig, vinden ze. Maar tegenover onbekenden voelen ze zich minder vrij. “Ik praat niet zo vaak tegen buitenlanders.”

Het wonen onder gelijkgezinden heeft ook nadelen. Willeke: “Er is dan niet altijd de noodzaak om te laten zien wie je bent.”

 

‘Niemand is perfect’

Zijn er in de kerk ook identificatiefiguren? Karin kent die zeker. “Voor mij zijn het mensen die dichtbij God leven. Mensen waar je met je vragen terecht kan.” Marita kent ze zowel in de kerk als in haar opleiding. Ze ziet dat ook evangelische mensen in bepaalde opzichten een voorbeeld voor ons kunnen zijn. Lydia merkt op dat ze ‘identificatiefiguur’ best een groot woord vindt: “Niemand is perfect.”

 

Karakter

Willeke komt met een volgende vraag: “Je karakter heeft veel te maken met je identiteit. Heb je een identificatiefiguur nodig of word je toch wel gevormd?” Lydia vindt van wel: “Als ik in m’n eentje mijn karakter zou moeten vormen, zou ik niet weten wat ik moest leren.” Marita en Karin geven aan dat je je karakter niet helemaal kunt veranderen, maar dat je er wel aan kunt werken. Lydia maakt het concreet: “Ik wil bijvoorbeeld liever niet de kat uit de boom kijken, ik wil graag open zijn.”

Klaasjan: “Voldoe je anders niet aan je ideaal?”

“Ik wil niet gesloten overkomen, dat ervaar ik niet als positief.”

Marita is het daarmee eens: “Als je zelf open bent, kun je meer mooie gesprekken hebben met anderen.”

Wat zijn positieve karaktertrekken? De meiden noemen openheid, tevredenheid en sociaal zijn. Ze geven aan dat het ook belangrijk is hoe anderen op je reageren. Karin: “Ik maak zelf mijn keuzes, maar als anderen er iets over zeggen, ga ik soms twijfelen. Ik had bijvoorbeeld besloten om belijdenis te doen. Toen kreeg ik reacties van mensen die zeiden: ‘Je bent nog best jong’. Of: ‘Waarom doe je dat eigenlijk?’ Ik raakte er eerst van in verwarring, maar toen dacht ik: nee, ik heb er echt over nagedacht en het was een goed besluit.”

Marita: “Maar als je zelf ergens niet goed over nagedacht hebt, kan een ander je makkelijk op andere ideeën brengen.”

Zijn er ook dingen die ze zouden willen veranderen? Marita: “Misschien wel, maar je hebt ook eigenschappen die je accepteert omdat het bij je hoort en ook bij je past.”

 

Ruth

“We hebben het gehad over christelijke identificatiefiguren,” zegt Gerben. “Hebben jullie ook seculiere identificatiefiguren?” De meiden denken even na, maar kunnen er geen noemen. “En identificatiefiguren in de Bijbel?” Er wordt even nagedacht. Lydia: “Ruth zou een voorbeeld kunnen zijn. Ze heeft een hele definitieve keuze gemaakt.” Karin vult aan: “Ruth maakte haar keuze met God. Als Hij het er mee eens is, is het goed.”

Gerben vindt het een mooi voorbeeld. “Ruth was een heidense vrouw. Ze zag haar gelovige schoonmoeder en dacht: zo wil ik ook worden.” Karin: “Ik vind Ruth ook een voorbeeld in haar gehoorzaamheid aan Naomi.”

“Hoe belangrijk identificatiefiguren ook zijn, mensen kunnen omvallen en ze kunnen ons niet verlossen,” merkt Klaasjan op. “Is Christus een identificatiefiguur voor jullie?” Karin denkt even na: “Christus was volmaakt, we kunnen niet aan Hem gelijk zijn. Maar we kunnen wel vragen of we Zijn wil mogen doen.”

Het is belangrijk dat wij Christus kennen als onze Verlosser. Dan zullen anderen door genade ook iets van Zijn Beeld in ons zien. Ken je mensen die op de Heere Jezus lijken? Karin: “Ja, je ziet de liefde in hun leven. Die komt bij God vandaan. Als je met die mensen praat, kun je heel jaloers zijn.”

 

Puur genade

Hoe zie je God? Lydia ziet zowel Zijn liefde als Zijn toorn. “Verder is Hij voor mij een goede God Die me wil helpen en Die er voor mij is.” Marita herkent het. “Toch vind ik Gods hulp wel eens te vanzelfsprekend, ik besef te weinig dat ik het niet verdiend heb dat Hij helpt.” Karin vult aan: “Ik besef wel dat God straft en dat Hij rechtvaardig is. Daarom heb ik de neiging perfect te gaan leven. Maar juist dan ervaar ik dat alles wat God doet, alleen uit liefde is. Alles is puur genade, dat vind ik eerlijk gezegd wel eens moeilijk te accepteren.”

Zijn er ook dingen die je onbegrijpelijk vindt als je aan God denkt? Lydia: “Ja, als je bijvoorbeeld ziet wat IS allemaal doet in Syrië en Irak. Dan denk je: waarom?”

“We hebben het wel zelf over ons afgeroepen door onze zonde,” reageert Klaasjan.

Lydia: “Ja, maar je denkt: waarom zij wel en wij niet?” Willeke merkt op dat je het ook omgekeerd kunt vragen: “Waarom krijgen wij zoveel goeds?”

Karin vindt het verder ook moeilijk te begrijpen dat de God in het Oude Testament Dezelfde is als de God in het Nieuwe Testament. Klaasjan begrijpt dat, maar legt uit: “In het Evangelie is Christus aanwezig. Hij is het middel waardoor de toorn van God gestild wordt. Daarom is het belangrijk dat Christus betekenis in ons leven krijgt.”

 

Toekomst

Speelt het geloof een rol in hun toekomstplannen? Er wordt opgemerkt dat de toekomst nog vaag is en dat het moeilijk te zeggen is welke rol het geloof daarin speelt. Voor Marita is het wel duidelijk dat de Heere boven al haar idealen staat. Karin: “Je moet wel idealen hebben, maar je moet ook bij de dag leven, tot eer van God.” Dat is zo, vindt Marita: “Je mag over dit leven nadenken en plannen maken, ook al is de eeuwigheid belangrijker.”

Ook vinden ze het belangrijk om God in kleine dingen nodig te hebben. “Als je uit de Bijbel leest, denk je daar weer aan.”

“Of als er bijvoorbeeld een toets aankomt…”

Denken ze wel eens aan de eeuwigheid? Lydia: “Ik denk er wel eens over na, maar het schrikt me ook af. De eeuwigheid is zo definitief. Hier op aarde kan alles nog veranderen, daar niet meer. Er moet hier wel iets gebeuren, wil je de eeuwigheid met vertrouwen tegemoet kunnen zien. Ik hoorde een predikant de tijd eens vergelijken met een plankje in de oceaan waar je op staat. Het is maar klein en het kan zo onder je vandaan schieten. Dat is wel aangrijpend.”

 

Aandacht voor identiteit

Klaasjan heeft nog een vraag: “Vinden jullie het belangrijk dat er veel over identiteit wordt gepraat?” Karin vindt het soms wel een beetje overdreven. “In mijn vorige opleiding moest je voortdurend nadenken over ‘wie ben ik en wat wil ik’.” Marita vindt het belangrijk dat er mensen zijn waar jongeren een voorbeeld aan kunnen nemen. “Wij hebben genoeg mensen om ons heen die een voorbeeld voor ons zijn. Voor jongeren die niet zo betrokken zijn bij de kerk is dat moeilijker.” Gerben denkt dat jongeren zich onbegrepen kunnen voelen door gemeenteleden of door de kerkenraad. Hoewel hij vindt dat hun eigen kerkenraad zich bij jongeren en het jeugdwerk betrokken voelt. De anderen zijn het daarmee eens en vinden dat jongeren moeten merken dat er oprechte belangstelling is. Marita: “Jongeren moeten merken dat het recht uit het hart komt, bijvoorbeeld in het gebed.”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 november 2014

Eigenwijs | 24 Pagina's

Jongeren over identiteitsvorming

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 november 2014

Eigenwijs | 24 Pagina's