Gerechtigheid
1. Inleiding
Het woord „gerechtigheid" wordt vaak gebruikt. Om nu precies te omschrijven wat het inhoudt, is een moeilijke aangelegenheid. Als je je in de betekenis van het woord „gerechtigheid" verdiept, bemerk je, dat hieromtrent nogal wat spraakverwarring heerst. Zo wordt in de moderne theologie veel geschermd met het begrip „gerechtigheid". Het wezenlijke van het Evangelie zou zijn: hier en nu gerechtigheid' betrachten, d.w.z. solidair zijn met de onderdrukte en de minderbedeelde, voor hen opkomen en zo gestalte geven aan het Rijk van God. Zou dit de bijbelse inhoud zijn van dit kernwoord uit de Heilige Schrift?
2. Het oude testament
Wat het woord zelf betreft, betekent „rechtvaardigheid" in het Nederlands hetzelfde. In het O.T. komen voor „gerechtigheid" twee woorden voor, van dezelfde stam afgeleid en met bijna dezelfde betekenis. Slecht enkele voorbeelden van het grote aantal Schriftplaatsen (vooral in de Psalmen en Jesaja) kunnen genoemd worden:
a. Psalm 9:5. Want Gij hebt mijn recht en mijn rechtszaak afgedaan; Gij hebt gezeten op de troon, o Rechter der gerechtigheid!
b. Richt. 5 : 11. Uit de lofzang van Debora: spreek aldaar tesamen van de gerechtigheid des Heeren, van de gerechtigheden bewezen aan Zijn dorpen in Israël.
c. Jes. 10 : 22. Want ofschoon uw volk, o Israël, is gelijk het zand der zee, zo zal toch maar een overblijfsel daarvan wederkeren; de verdelging is vastelijk besloten, overvloeiende met gerechtigheid.
d. Ps. 89 : 17. Zij zullen zich de ganse dag verheugen in Uw Naam en door Uw gerechtigheid verhoogd worden.
e. Micha 7 : 9. Ik zal des Heeren gramschap dragen, want ik heb tegen Hem gezondigd; totdat Hij mijn twist twiste en mijn recht uitvoere; Hij zal mij uitbrengen aan het licht; ik zal mijn lust zien aan Zijn gerechtigheid.
f. Jer. 23 : 6b. ... en dit zal de naam zijn, waarmee men Hem zal noemen, de Heere onze gerechtigheid. Vgl. Jes. 11 : 3 en 4.
g. Jes. 60 : 21. En uw volk zullen allen tezamen rechtvaardigen zijn...
We zouden respectievelijk de volgendte aspecten m.b.t. het begrip „gerechtigheid" kunnen vaststellen.
(De letters bij de teksten korresponderen met de letters van de konklusie):
a. de gerechtigheid, verbonden met God als Rechter, die rechtvaardig is. Dus rechtvaardigheid als eigenschap van het Goddelijk Wezen, waarmee wij allen geconfronteerd zullen worden. Denk ook aan de Godsopenbaring op de Sinaï.
b. de gerechtigheid, verbonden met God als Verbondsgod, die helpend en verlossend werkt, naar Zijn genadige beloften.
c. de gerechtigheid, verbonden met God als Verbondsgod, die wrekend en . straffend werkt, naar Zijn rechtvaardige bedreigingen.
d. e. Gods genade als uiting van Zijn gerechtigheid; idie is er dus niet mee in strijd!
f. de beloofde Messias, door Wie een rechtvaardig God genade kan bewijzen.
g. de „rechtvaardigen" als aanduiding voor het ware Israël, de kinderen van God, die de gerechtigheid Gods verkregen hebben. De tegenstelling is: goddelozen. Vlg. ook in de Psalmen en Spreuken.
3. Het nieuwe testament
Het Grieks van het Nieuwe Testament gebruikt overwegend slechts één woord, dat nu eens wordt vertaald met gerechtigheid, dan weer met rechtvaardigheid. Ook hier slechts enkele voorbeelden van de vele teksten (vooral bij Paulus).
a. Lukas 18 : 7. Zal God dan geen recht doen aan Zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen...?
b. 2 Petr. 2 : 5. En de oude wereld niet heeft gespaard maar Noach, de prediker der gerechtigheid zijn achttal bewaard heeft, als Hij de zondvloed over de wereld 1 der goddelozen heeft gebracht.
c. Rom. 3 : 10. Geüjk geschreven is: daar is niemand rechtvaardig, ook niet één.
d Joh. 16 : 8, 10. En Die gekomen zijnde zal de wereld overtuigen van zonde, gerechtigheid en van oordeel.
e. Rom. 1 : 17a. Want de rechtvaardigheid Gods wordt in hetzelve geopenbaard.
f. Filip. 3 : 9. En in Hem gevonden worde, niet hebbende mijn rechtvaardigheid die uit de wet is, maar die door het geloof van Christus is, nl. de rechtvaardigheid die uit God is door het geloof.
g. Rom. 1 : 17b. ... Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven.
h Rom. 4 : 6. Gelijk ook David de mens zalig spreekt, welke God de rechtvaardigheid toerekent zonder werken.
De volgende aspecten m.b.t. het begrip „gerechtigheid" (of rechtvaardigheid) zouden we kunnen afleiden:
a. de gerechtigheid van God als Rechter, die de Rechtvaardige is en daarom krachtens Zijn eeuwig verbond Zijn uitverkorenen recht zal doen wedervaren.
b dit geldt ook voor Noach. Door diezelfde rechtvaardigheid moet God de zonde ook straffen. Vgl. vraag 11 van de Heidelb. Cath.
c. niemand van ons bezit „gerechtigheid" van zichzelf, d.w.z. in ons is niets dat met het heilig recht Gods overeenkomt.
d. de Heilige Geest overtuigt ervan, dat Christus als de Onschuldige en de Rechtvaardige geleden heeft voor schuldigen en onrechtvaardigen. Vgl. vraak 12 van de Heidelb. Cath.
e. h. in het Evangelie wordt ons geopenbaard: de gerechtigheid van Christus, die door God geschonken wordt als de bedekking van de schuld van goddelozen. Met die gerechtigheid alleen kunnen we in het gericht van God bestaan.
f. de wet kan ons geen rechtvaardigheid voor God schenken; de wet vervloekt alleen maar en door de wet leren we onze zonden kennen. Door „doen" kunnen we niet rechtvaardig worden voor God.
g. alleen door het ware geloof worden we de gerechtigheid van Christus deelachtig. Vgl. vraag 60 van de Heidelb. Cath.
4. Korte samenvatting
Wanneer we dit alles overzien, wordt het duidelijk hoe groot de harmonie is tussen het O.T. en het N.T. Vaak wil men tegenstellingen zien tussen de gerechtigheid in het O.T. en in het N.T. Natuurlijk wordt in het N.T. veel duidelijker gewezen op de Persoon en het werk van de Heere Jezus, en hoe de zondaar deel krijgt aan de „gerechtigheid" van Christus, die in het Evangelie geopenbaard wordt.
,. Gerechtigheid is in de Bijbel in de eerste plaats gerechtigheid van God en heeft een geestelijk karakter. Wanneer we echter hongeren en dorsten naar deze gerechtigheid, zal dat ook consequenties hebben voor ons dagelijks leven! Op deze wijze wordt de gerechtigheid ook zichtbaar.
5. Theologische lijnen
— De vragen omtrent de gerechtigheid Gods waren voor Luther lévensvragen; hij leerde de Heere kennen als een vertoornd Rechter, aan Wiens gerechtigheid niet te ontkomen was. Door zijn doen en laten (zijn zelfkastijding!) kon Gods rechtvaardige toorn niet gestild worden. De rechtvaardigheid Gods moest hem verdoemen. En dat terwijl de Schrift zegt, dat de gerechtigheid Gods leven schenkt en zalig maakt.
Hierover tobde Luther, tot de Heere door de Heilige Geest zijn ogen opende voor Zijn Woord: Rom. 1 : 17.
Toen ging Luther zien, idat de gerechtigheid Gods, waardoor de rechtvaardige voor God kan bestaan, in Christus is, en door het geloof (niet door de werken) het deel wordt van een in zichzelf verloren zondaar. Dit is het centrale thema in de Reformatie: „hoe word ik de gerechtigheid Gods deelachtig?" of te wel de „rechtvaardig(mak)ing".
— Joh. Calvijn duidt het in zijn Institutie aan (boek II, vanaf hfdst. 11) als „de voornaamste pijler, waarop de godsdienst rust".
Rechtvaardigmaken is volgens Calvijn: hem die aangeklaagd werd, van beschuldiging vrijspreken alsof zijn onschuld bewezen was, door de toerekening van de gerechtigheid van Christus. Deze weldaad wordt door het geloof ontvangen.
— Guide de Brés laat ons in de N.G.B. art. 23 hierover ook niet in het ongewisse; hij noemt het een „fondament", dat we altijd vast moeten houden.
— W. a Brakel omschrijft het in zijn „Redelijke Gdosdienst", deel I hfdst. 34, als „de ziel van het christendom, de springader van alle ware troost en heiligmaking".
— De Kleine Catechismus van Westminster: „De rechtvaardiging is een daad van Gods vrije genade, waardoor Hij al onze zonden vergeeft en ons als rechtvaardig in Zijn ogen aanneemt alleen om de gerechtigheid van Christus, die ons toegerekend wordt en alleen door het geloof ontvangen wordt", (antw. 33).
6. De moderne theologie
J. Moltmann: „De waarheid van het Evangelie is een waarheid, die gedóan moet worden, en anders is zij er niet".
„Het gaat niet om de enkeling en zijn heil, maar om een omvattende revolutie van aardse verhoudingen."
G. Ebelin: „Het gaat in het christelijk geloof alléén om deze onze werkelijkheid en om niets anders."
Het behoeft niet te verwonderen, dat men in de moderne theologie, waar het gaat om de mens, zijn doen en deze wereld, met het bijbelse begrip „gerechtigheid niets weet te beginnen. Dit zou alleen een onvruchtbaar in zichzelfgekeerd Christendom voeden. En het komt zelfs hun „eer te na", om door de gerechtigheid van een Ander voor Gods gericht te kunnen bestaan.
Het geestelijk karakter van het begrip „gerechtigheid" verschraalt of verdwijnt: wij moeten gerechtigheid betrachten in ons dagelijks leven d.w.z. „recht doen op de aarde", rechtschapen zijn, solidair met de verdrukten, opkomen voor rechtvaardige maatschappelijke verhoudingen enz. enz.
Wat dat betreft, hebben we de moderne theologie niet nodig om ons te vertellen wat gerechtigheid in de samenleving zou betekenen. We kennen Gods Wet, en die is van begin tot eind gerechtigheid. Hij, die leert daar ernst mee te maken en eigen bestaan gaat bezien in dat licht, zal tot de erkentenis komen, dat zijn gerechtigheden een wegwerpelijk kleed zijn. Zie Jes. 64 : 6. En hoewel Gods eis blijft, zullen we zonder de toerekening van de gerechtigheid van de Heere Jezus, er niets van terecht brengen.
Moderne theologen als D. Donhoeffer interpreteren Gods Woord „niet-religieus". Dan krijgen alle elementaire woorden uit de Schrift een zuiver aardsgerichte betekenis, waaraan elke diepere, bijbels inhoud ontbreekt. Dan wil men samen met de marxisten werken aan de verwezenlijking van het Rijk van üefde, vrede en gerechtigheid, desnoods met revolutionair geweld. Men voorziet het einde van de religie: geen kerk, geen bijbel... geen God meer! En toch: gerechtigheid en gericht zijn de vastigheid van Uw troon!
En wat onze gerechtigheid betreft: tenzij uw gerechtigheid overvloediger zij dan van de Schriftgeleerden en Farizeën (wat onmogelijk is), gij zult in het Koninkrijks der hemelen geenszins ingaan. We hebben een andere gerechtigheid nodig!
7. Literatuur
1. A. Trommius, Ned. Concordantie van de Bijbel.
2. dr. W. H. Gispen e.a., Bijbelse encyclopedie, tweede druk, aKmpen, 1975.
3. J. Calvijn, Institutie (vert. dr. A. Sizoo), deel III hfdst. 11-16.
4. W. a Brakel, De Redelijke Godsdienst deel I hfdst. 34.
5. J. Segers, „Gerechtigheid" in Daniël, 29e jaargang nr. 15.
6. H. J. Jager, Kernwoorden van het N.T. Uitg.: Buyten en Schpperheyn, Amsterdam.
7. W. H. Velema, Aangepaste theologie. Uitg.: Buyten en Schipperheyn, Amsterdam.
8. Gespreksvragen
1 Wat betekent „rechtvaardigheid uit de werken"?
2. Wat houdt „rechtvaardigheid door het geloof" in?
3. Waarom is het verschil hiertussen zo van essentieeel belang? Denk aan Rome-Reformatie!
4. Wat wordt bedoeld met de horizontalisering van de gerechtigheid?
5. Is de uitdrukking „genade voor recht" bijbels juist? M.a.w. doet God afstand van Zijn recht als Hij genade bewijst?
M.a.w. doet God afstand van Zijn recht als Hij genade bewijst?
6. Hoe ben je rechtvaardig voor God?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976
Salvo | 50 Pagina's