JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Ethiek van de geldbesteding

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ethiek van de geldbesteding

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In deze studie willen we richtlijnen geven om te komen tot een antwoord op de vraag: „Wat heeft ons geld met ons Christen-zijn te maken?" En we stellen ons deze vraag als gedoopte jongens en meisjes, als leden dus van Gods gemeente. Die gemeente is Gods eigendom en als leden daarvan ook wij (of we dat erkènnen en geloven is een tweede!)

Zó gaan we dus dit onderwerp bezien. Terwijl de meest gangbare mening is dat we zelf mogen uitmaken wat we met ons geld doen, gaan we eens kijken wat Gods Woord ervan zegt. Voordat we dat doen echter enkele opmerkingen over de wereld waarin wij leven met ons geld:

1. Wij leven in een welvaartsstaat. Wat onze ouders, en zeker onze grootouders, na veel zwoegen bereikten is voor ons een vanzelfsprekende zaak. Denk aan: vakantie, comfort, spaarmogelijkheid, voorlichting op allerlei terrein, onderwijs, medische verzorging e.d. Armoede is tot een minimum beperkt. De lonen stijgen nog steeds. Kortom: we hebben het goed. We leven in „de Westerse wereld", die 14 van de wereldbevolking „bergt" en maar liefst 73 % van het wereldinkomen opstrijkt.

2. Hiertegenover: % van de wereldbevolking moet het met 27 % van het wereldinkomen doen. In dat deel van de wereld zijn: honger, besmettelijke ziekten, misoogsten, hoge kindersterfte, analfabetisme, heidendom enz. enz. Wat voor ons „gewoon" is, is daar dringend nodig: kerken, scholen, hospitalen, elektrische centrales, landbouwmachines; maar ook: zendelingen, artsen, verpleegsters, technici.

Breidt deze voorbeelden zelf maar uit. Je behoeft er niet ver voor te zoeken. Lees de krant maar, bekijk folders van NOVIB of Simavi en luister naar nieuwsberichten.

Wat zegt echter in deze veranderende wereld het onveranderlijke Woord van God?

1. „De aarde is des Heeren, mitsgaders hare volheid, de wereld en die daarin wonen". Psalm 24. Breidt deze voorbeelden maar uit. Zie b.v. 1 Kronieken 29 : 14! Ook de psalmen, zoals 47, 95, 96, 99 en 100.

2. Let op de wetten die God aan Israël gaf. Het volk moest ervan doordrongen zijn: God is Eigenaar (van Hem is de hemel en de aarde, het vee op duizend bergen). Daarom bracht het de tienden.

3. Let ook op wat Jezus tegen de rijke jongeling zegt in Matth. 19 : 21.

5. De Heere Jezus spreekt ook van „rentmeester zijn" en vraagt: „geef rekening van uw rentmeesterschap". Lukas 16:2. Let in dat hoofdstuk ook op vers 9 en 13.

6. De bekende, veel misbruikte tekst uit 1 Cor. 10:31 heeft ons in dit verband ook veel te zeggen.

7. Ga eens na wat er van liet gemeenteleven gezegd wordt in Hand. 5 : 32—35.

8. In 2 Cor. 8 wekt Paulus de Corinthiërs op tot offervaardigheid. Om ze te meer ertoe te bewegen wijst hij ze op Christus „die om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was." (vs. 9)

9. Verder moet je Jezus' hele leven eens bezien, of eens luisteren naar de bergrede. Vergeet ook de praktische prediking der profeten niet. (Jes. 1 : 17, Ez. 18:7, Amos 5 : 11—12, Micha 6 : 8, Zal®. 7 : 9— 10)

In het huwelijksformulier staat dat de man getrouwelijk in zijn Goddelijk beroep moet arbeiden opdat hij zijn huisgezin met God en met ere zou onderhouden en daarenboven iets zou hebben „om de nooddruftigen mede te delen". Is dit niet de vertolking van Gods Woord? God eist ons hele leven toch op? Toch ook ons geld? En dan: „Gij zult uw naaste liefhebben als Cr zélf." Woont die naaste niet (b.v.) in India? Moeten wij dan niet solidair zijn met hem? Of is dat niet de konsekwentie ?

Ga aan deze vragen niet voorbij. De gemeente moet met hetzelfde gevoelen bezet zijn als Jezus (Fil. 2:5). Houdt dat een luxueus leven in? (Lukas 9 : 58).

Denk eens aan de maatstaf bij het laatste oordeel in Matth. 26!

Vanzelf hebben we van alles nodig:

1. voeding, kleding, woning zijn onmisbaar, al zijn er verschillen.

2. beroepsonkosten eveneens, opdat je in je Goddelijk beroep te beter zou arbeiden èn het werk der gemeente beter zou kunnen steunen.

3. arbeidsmiddelen kunnen voor velen onmisbaar zijn.

4. ontwikkeling — enkel voor genoegen? Beter toch: om „bruikbaar instrument" te zijn in de wereld. (Dan is het een plicht je te ontwikkelen).

5. ontspanning — in de Bijbel alleen toegestaan ter wille van nieuwe inspanning. (Niet omgekeerd !).

6. genot — kost niet altijd geld. De hoogste vreugde zeker niet. We mógen genieten. Maar. . . altijd? Of weegt de kleinste plicht niet zwaarder?

7. bezit — gaat het over kapitaalbezit i.v.m, een eigen bedrijf? Of om ruimer te leven? Of om grote onvoorziene uitgaven te dekken? Het eerste is vanzelf nodig. Maar het andere ? De vraag is: En de naaste dan, die gebrek heeft aan het allernodigste ? Waarom mijn leven aan alle kanten „beveiligd" en anderer leven vol ellende ?

Denk aan Jezus' waarschuwingen in dit verband. Ze spreken boekdelen: Matth. 6:19, 25 en 33 en 16 : 26.

Aan de hand hiervan moet je de eindkonklusie maken, öf door de verenigingsleden laten maken. Hierbij moet vóór alles het Woord aan het woord komen. Nog enkele punten:

a. Is de opdracht voor de Christen niet: sober-zijn? (sober in eigen uitgaven en royaal in het geven).

b. Moeten de uitgaven voor ons zelf er niet alleen op gericht zijn een „innerlijk-levend" mens te blijven, bruikbaar in Gods Koninkrijk en niet wereldvreemd ?

c. Paulus noemt het genade te mogen dienen, ja zelfs te mogen lijden. Wanneer velen gedwongen gebrek lijden, zouden wij dan als de meeste anderen niet vrijwillig afstand doen van vele dingen?

Vragen:

1. Onze naaste woont in India (o.a.). Daar is een zeer lage levensstandaard. Moet onze solidariteit zover gaan dat wij niet meer willen hebben dan zij ?

Is dat de konsekwentie van: je naaste als jezelf?

Of: Mag ik geldkostende genoegens hebben zolang de armsten die nog missen ?

2. Moet dit de regel zijn: Ik geef een bepaald deel en de ander moet maar volgen? Of moet ik, ook al volgen anderen niet, blijven geven?

3. Mag je streven naar hoger salaris? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

4. Als ik ervaar dat mijn werk mijn innerlijke rust verstoort of mij sterk van God en Zijn dienst aftrekt, moet ik dan weggaan, ook al ga ik minder verdienen?

5. Hoe denk je over iemand die altijd maar gééft en gelooft: „God zal op Zijn tijd voor mij zorgen? Is zo'n man roekeloos? (Matth. 6 : 31, 32).

6. Mogen wij, als Christenen, even onbeperkt . profiteren van de toenemende welvaart ? Moeten we ons geen bewuste mate van soberheid opleggen om hulp van wereldformaat mogelijk te maken? Zal dit onderscheid met anderen niet gunstig werken? (Matth. 5 : 16)

7. Bekijk de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester in Lukas 16 en wat Jezus zegt in vers 9. Wat houdt dat voor ons in ?

8. Wat denk je van de uitdrukking: „God bestuurde toch alles zo? Wij moeten Hem in welvaart dienen en de ander in armoe. Bovendien is de afstand zo groot!"

Is dit geen misbruik van de leer der Voorzienigheid?

9- Dreigt er geen farizeïsme? We praten over „rentmeester-zijn" en leven intussen vrij „luxueus" en vergeten de dienst aan de naaste.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1969

Salvo | 236 Pagina's

Ethiek van de geldbesteding

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1969

Salvo | 236 Pagina's