JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Alexander Comrie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Alexander Comrie

43 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Eén van de oudvaders van wie de naam regelmatig in een of ander verband onder de aandacht wordt gebracht, is de predikant dr. Alexander Comrie. Hij wordt vaak in één adem genoemd met zijn boeken Het A.B.C. des Geloofsof De Eigenschappen des Celoofs. Comrie is een theoloog van Schotse afkomst die op jonge leeftijd naar Nederland is gekomen. Hij noemde zichzelf vanwege zijn afkomst graag "Schots-Brittannier".
Comrie is bekend geworden door zijn uiteenzettingen over het geloof. Hij benadrukt dat alle geestelijke werkzaamheden in de gelovige opkomen uit een onmisbare, voorafgaande daad van God. Het gaat er bij hem om dat de souvereiniteit van de genade van God op een schriftuurlijke manier geleerd en in het hart van de gelovige gekend wordt.
Voor veel jongeren is Alexander Comrie een onbekend persoon. In deze mivo staat een levensschets en wordt in het kort op zijn werk ingegaan.

Inhoud van de schets:
1. Alexander Comrie
2. Levensschets
3. Comrie's werk
4. Kernbegrippen
5. Het A.B.C des Geloofs

1. Alexander Comrie

'Vooral onze jeugd zou ik willen aansporen de oude, beproefde leer te onderzoeken. Comrie's woorden moge ik tot de mijne maken, als ik opwek niet te geloven omdat ik het zeg, maar de geschriften der vaderen te onderzoeken en ik houd mij overtuigd, dat zij de zaken zullen bevinden zoals ik ze hoop voor te stellen. Uit de jeugd moet de gemeente gebouwd; uit de jongelingschap de ambtsdragers verkozen worden.

Verzaak de kostelijke tijd uwer jonkheid niet; vergaap u aan de lichte lectuur onzer dagen niet; zoek een fundament, waarop gij in uw leven bouwen moogt.' Met dit appèl rondt ds. C.H. Kersten de inleiding van zijn boek De Heidelbergse Catechismus in 52 predikaties af. Het taalgebruik komt ouderwets over, maar de boodschap die in deze enkele zinnen doorklinkt, is de moeite van het overdenken waard.
Ds. Kersten noemt in de inleiding van zijn catechismusverklaring Alexander Comrie. We komen deze naam ook op andere plaatsen tegen in de boeken van ds. G.H. Kersten. En niet alleen in zijn boeken. Tot op de dag van vandaag wordt de naam van Comrie nog in preken genoemd, in artikelen geciteerd en worden zijn boeken ter lezing aanbevolen.
We zien daarin dat het ook in onze tijd belangrijk gevonden wordt om de opvattingen van deze theoloog uit de 18e eeuw onder de aandacht te brengen. In de JBCC-uitgave Het getuigenis van de kerk wordt de vraag gesteld of de strijd die Comrie gevoerd heeft alleen van historische betekenis is. In dat geval kan kennis over bepaalde ontwikkelingen binnen de kerk, bijvoorbeeld een dogmatische discussie, een helder inzicht geven in de situatie van het kerkelijk leven in een bepaalde periode. Als dat zo is, kan het goed zijn om er iets over te lezen.
Maar een belangrijker vraag is of de strijd die Comrie voerde ons ook vandaag iets te zeggen heeft.
Alexander Comrie heeft zich in zijn tijd sterk gemaakt voor een voluit bijbelse opvatting over het zaligmakend geloof. In de loop van de tijd blijkt dat zich over het geloof steeds weer een discussie ontspint. Ook in onze tijd. De eis tot geloof kan soms gebracht worden op een manier waarbij het Evangelie tot een wet wordt. Het lijkt er dan op dat God in plaats van volbrenging van de Wet nu het geloof in Jezus Christus eist. Laat het duidelijk zijn dat de eis van het geloof voluit Bijbels is en dat het Evangelie gepredikt moet worden met 'bevel van bekering en geloof. Niemand kan en mag dat bevel naast zich neerleggen.
Het laat ons de schuld van het ongeloof zien. Maar dit bevel kan niet losgemaakt worden van zonde, schuld en onmacht aan dè ene kant en verzoening door voldoening en uit genade aan de andere kant. Comrie heeft er op aangedrongen om beide zaken in evenwicht te houden en wijst er in zijn boeken ook op hoe aan dit gevaar ontkomen kan worden. Dat is dan ook één van de redenen dat zijn denken voor onze tijd nog steeds actueel is.

2. Levensschets

Alexander Comrie is op 16 december 1706 geboren in Perth, een plaats in Schotland. Zijn ouders waren Patrick Comrie en Rachel Vause. Ondanks het vele onderzoek dat er gedaan is naar het leven en de persoon van Comrie, weten we weinig over de leefomstandigheden in zijn jeugd. Hij heeft zelf ook niet zoveel vermeld over zijn afkomst en zijn jeugdjaren. Duidelijk is wel dat hij uit een aanzienlijk geslacht stamt.

Zijn familie was in het bezit van onder meer een mooi landhuis, het Comriehouse, met de daarbij behorende uitgestrekte landerijen in het dorpje Comrie.

Alexander Comrie heeft over zijn godsdienstige vorming meer bekend gemaakt. Een vorming die al in zijn vroege jeugd plaatsvond en middel was tot zijn bekering op jonge leeftijd.
Van zijn voorgeslacht is bekend dat het een 'godvruchtig geslacht' was.
Zijn overgrootvader van moeders kant was de bekende Schotse predikant ds. Andrew Cray, die leefde van 1633-1656.
In diverse boeken verwijst Comrie naar onder meer het catechetisch onderwijs uit zijn jeugd. Bekende Schotse namen noemt hij dan: Ralph en Ebenezer Erskine. Met name de eerste heeft een belangrijke bijdrage mogen leveren aan zijn godsdienstige vorming. Over Ralph Erskine schreef hij als 'mijn getrouwe oude vriend, welke God tot mijn bestiering in mijn jeugd gebruikt heeft'.
Ook Thomas Boston was geen onbekende voor Alexander Comrie. Hij schrijft over Boston: 'wien ik zeer wel gekent hebbe, was zoo voorbeeldig Godvruchtig, dat zyn Naam in zeegeninge is by alle Godvruchtige in de Schotse Kerken'. Comrie laat zich er niet zozeer over uit waar hij Boston ontmoet heeft. Vermoedelijk is dit tijdens avondmaalsvieringen in de plaatsen Dunfermline en Portmoak geweest.
De invloed van de Erskines, Thomas Boston en andere predikanten is merkbaar in de preken die Alexander Comrie later als predikant houdt. De liefde tot Gods Woord en de daarop gegronde leer die in de gereformeerde belijdenissen wordt beleden, is hem in zijn jeugdjaren bijgebracht. Comrie wijst op het belang van het onderwijs in deze leer. In een (pastorale) brief aan een jonge predikant schrijft hij op latere leeftijd over het gemis dat hij daaraan ervaart: 'In mijn jeugd waren de oude leraars, Erskine, Boston en de vromen, voor de jonge, lieve kinderen van de Heiland geheel anders dan thans het geval is. Toen hadden wij lieve leidslieden die de lammeren in hun armen vergaderden en in hun schoot droegen en de ouden, die door teveel melk aan de lammeren te geven zelf uitmergelden, met zachtheid bestuurden. Zij gedroegen zich naar de gang van het genadewerk.
Maar hier, in dit land, heeft zich na mijn eerste tijd alhier zo'n gedaantewisseling voorgedaan onder de christenen, dat ik nauwelijks weet waar ik nog iemand van de oude stempel zal vinden. Men heeft hier starre drijvers van geloofsverzekerdheid, die alles in de grond boren. Zij weten wel van uitrukken, maar niet van het bevochtigen van de tere plantjes.'

Naar Nederland
Omstreeks 1725 verblijft Comrie in Nederland. De reden daarvan is door hem zelf nooit aangegeven. Rond zijn komst naar Nederland en de eerste tijd van zijn verblijf in ons land, dat zijn nieuwe vaderland zal worden, zijn wel enkele verhalen bekend. Onder andere over een schipbreuk en een nachtelijk verblijf bij een boer in Woubrugge.
Comrie is in december 1727 met een schip op de Noordzee. Er steekt een verschrikkelijke storm op waarin meer dan veertig schepen vergaan. Het schip waarin Comrie zich bevindt wordt bewaard. Het verhaal rond de overnachting bij een boer sluit op de schipbreuk aan.
In het kort komt het verhaal er op neer dat Comrie aanklopt bij een boer en daar onderdak krijgt. De boer bespiedt zijn gast en ziet en hoort dat deze een gebed doet waarin hij ook om hartvernieuwende genade bidt voor de boer en zijn gezin. Dit gebed is het middel voor de boer om de Heere te zoeken.

Op een gegeven moment werkt Alexander Comrie op een Rotterdams handelskantoor. Mogelijk heeft hij, nadat hij door financiële moeilijkheden van zijn vader voortijdig zijn studie af moest breken, een kantoorbaan gezocht. We weten overigens niet zeker of hij in zijn geboorteland al theologie studeerde.
De eigenaar van het handelskantoor in Rotterdam waar hij werk vindt, speelt in die periode een belangrijke rol bij de uitbreiding van de kennis van de Gereformeerde leer.


Gezinsleven
Bij zijn bevestiging tot predikant was Comrie nog ongehuwd. In het 'trouw-boek' te Middelburg komen we de naam Comrie tegen: '15den Augustus 1737 - De Heer Alexander Comrie, j.m. van Comry in Schotlandt, predikant te Woubrugge en Juffr. Johanna de Heyde, j.d., van Middelburg'. Comrie trouwt dus op 15 augustus 1737 met Johanna de Heyde, afkomstig uit Middelburg. Vermoedelijk is het contact gelegd via de broer van Johanna, die evenals Comrie in Groningen gestudeerd heeft. Dit huwelijk heeft slechts kort geduurd. Op 17 oktober 1738 wordt er een dochter, Rachel Cornelia, in het gezin Comrie geboren. Na twaalf dagen sterft Johanna aan de beruchte kraamvrouwenkoorts.
In de 'Opdracht' van het A.B.C. des Celoofs lezen we van zijn verdriet hierover. Comrie richt zich in de 'Opdracht' van dit boek aan zijn schoonmoeder en zwager en schrijft over de bitterheid 'die koning Hiskia deed piepen als een kraan of zwaluw, en kirren als een duif'. Een bitterheid die Comrie nu aan den lijve ervaren heeft. Comrie laat zich in zijn hart kijken als het gaat over de liefde die hij voelde voor zijn zo vroeg gestorven vrouw. Zij was hem ook in de predikantswerkzaamheden tot grote steun. Hij merkt over haar onder ander het volgende op: 'Zag ik op de zoete hulp in mijn studie, en haar geoefendheid in de Goddelijke Waarheid: zij was machtig in de Schriften, haar toeleg was om mij gedurig aan te zetten om te prediken niet dingen, die boven het begrip van een gewone toehoorder gingen. Zij zeide dikwerf: gij kunt niet genoeg geloven, hoe onvatbaar de mensen zijn; was ik nedergebogen over de vruchteloosheid van de middelen, wat sprak mijn allerliefste vrouw mij moed in het hart!'.
Lang is gedacht dat Johanna Comrie's enige vrouw geweest is. Er zijn echter gegevens gevonden waaruit blijkt dat Comrie nog tweemaal gehuwd is geweest. Op 25 april 1741 trouwt hij met Maria van der Pijll uit Lexmond. Zij overleed begin januari 1764. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen geboren.
Op 2 december 1766 trouwt Comrie met Catharina de Reus, afkomstig uit Beverwijk. Ook uit dit huwelijk zijn geen kinderen geboren. Het enige kind dat Comrie had, zijn dochter Rachel Cornelia, heeft twee dochters gekregen. Zij is, evenals haar vader, overleden in 1774.


Via zijn werkgever is Comrie waarschijnlijk in aanraking gekomen met enkele godvruchtige families die het hem mogelijk hebben gemaakt om in Nederland de opleiding tot predikant te gaan volgen.
Op 8 september 1729 schrijft Alexander Comrie zich in aan de Groningse academie die hij in 1733 verwisselt voor de Leidse universiteit. Van zijn Groningse periode is bekend dat hij zich onderscheidde van zijn medestudenten. Alexander Comrie was ijverig en nauwgezet in de studie.
Blijkbaar was dat iets bijzonders.
Naast de gewone contacten vanwege de studie had Comrie persoonlijke contacten met zijn hoogleraren. In de gesprekken die hij van hart tot hart met hen voerde kwamen ook de inhoud, de vragen en de aanvechtingen van het geloofsleven naar voren.

In Leiden studeerde Comrie naast theologie ook filosofie. In zijn catechismusverklaring geeft hij een mening over deze wetenschap als hij schrijft dat 'de mensen een kwalijk begrip hebben van de filosofie, als zij denken dat die wetenschap bestaat in winderige begrippen, zonder te letten op de natuur der zaken; nee het is een wetenschap die wij niet door ingeschapen denkbeelden hebben die wij dan op zaken toepassen; maar die wij door het beschouwen van de natuur en eigenschapen der dingen krijgen en dus in alle omstandigheden toepassen waar dat geëist wordt'. Verder weten we weinig over de mening van Comrie over de filosofie. Feit is dat hij in deze wetenschap de doctorsgraad behaalde en niet in de theologie.
Comrie bestrijdt in zijn filosofisch proefschrift onder meer de mening van de Franse denker René Descartes (1596-1650).


Descartes bepleitte de centrale plaats van de rede, het denkvermogen van de mens. De opvattingen van Descartes, (ook wel het rationalisme genoemd), worden beschouwd als het begin van de moderne wijsbegeerte. Het denkvermogen van de mens wordt hierbij in alles maatgevend. De periode waarin de rede een belangrijke plaats gaat innemen wordt ook wel het tijdperk van de 
Verlichting genoemd.


De filosofie van Descartes krijgt langzaamaan voet aan de grond bij de hogescholen en universiteiten. Comrie zag in zijn tijd de gevolgen van het centraal stellen van de menselijke rede. Het geloof als bron van kennis door het werk van de Heilige Geest verliest haar betekenis.
Comrie gaat alleen in zijn filosofische studie en het boek Examen van het Ontwerp van Tolerantie rechtstreeks in tegen het Verlichtingsdenken. We lezen in de overige boeken van Comrie nauwelijks iets dat direct te maken heeft met zijn stellingname tegen het rationalisme. In zijn preken en boeken zien we Comrie veel meer als de pastorale theoloog die steeds weer probeert om, op grond van Gods Woord, de gereformeerde leer uit te dragen, te verklaren en te verdedigen tegen ongereformeerde invloeden zoals opvattingen over de vrije wil van de mens.

Predikant
In 1734 meldt Comrie zich aan bij de classis van Leiden en Neder-Rhijnland voor het voorbereidend (praeparatoir) examen tot predikant. Comrie houdt een preek over 2 Tim. 2 : 20 en 21; "Doch in een groot huis zijn niet alleen gouden en zilveren vaten, maar ook houten en aarden vaten, en sommige ter ere, maar sommige ter onere.
Indien dan iemand zich van deze reinigt, die zal een vat zijn ter ere, geheiligd en bekwaam tot gebruik des Heeren, tot alle goed werk toebereid."
Vervolgens wordt hij ondervraagd in de Hebreeuwse en Griekse talen en in de christelijke leer, 'de leere der Waarheyt die naar de godzaligheyd is'. Met algemene stemmen geeft de classis hem het recht en de vrijheid om het evangelie te gaan bedienen. Na zijn verklaring, eed en de nodige handtekeningen rond enkele leerzaken en opvattingen krijgt hij 'een zeer loffelyke attestatie'. Al spoedig ontvangt hij een beroep uit Woubrugge en na het beslissend (peremptoir) examen wordt Alexander Comrie op 1 mei 1 735 bevestigd tot predikant van de gemeente van Woubrugge. Hij doet intrede met de tekst uit Zach. 6 : 15: "En die verre zijn, zullen komen en zullen bouwen in de tempel des HEEREN, en gij zult weten, dat de HEERE der heirscharen mij tot u gezonden heeft. Dit zal geschieden, indien gij vlijtiglijk zult horen naar de stem des Heeren uws Gods".
Overigens een in die tijd regelmatig gekozen intrede-tekst.
Ruim 35 jaar heeft Comrie de gemeente van Woubrugge gediend. In 1 771 gaat hij vanwege gezondheidsredenen met emeritaat en stopt hij met zijn ambtelijke werkzaamheden.
In die 35 jaar is er een band gegroeid tussen de predikant en zijn gemeente.
Met name in de inleidingen van enkele van zijn boeken spreekt Comrie op een heel positieve manier over de band met zijn gemeenteleden.Descartes bepleitte de centrale plaats van de rede, het denkvermogen van de mens. De opvattingen van Descartes, (ook wel het rationalisme genoemd), worden beschouwd als het begin van de moderne wijsbegeerte. Het denkvermogen van de mens wordt hierbij in alles maatgevend. De periode waarin de rede een belangrijke plaats gaat innemen wordt ook wel het tijdperk van de Verlichting genoemd.


De tijd waarin Comrie leefde
Met de in kerkelijke kringen gebruikte term 'oudvaders' spreken we over de nu nog bekende gereformeerde predikanten met een bevindelijke, praktikale (d.w.z. met het oog op de levenspraktijk) prediking uit de 16e tot en met de 18e eeuw. Voorbeelden zijn W. Teellinck, W. a Brakel en B. Smytegelt. Predikanten van wie nog steeds preken of theologische werken gelezen en vertaald worden. Een aantal van hun boeken is verkrijgbaar in hedendaags nederlands.

Comrie is één van deze oudvaders uit de 18e eeuw. Hij leefde in een tijd waarin de Verlichting als geestesstroming sterk opkwam. De menselijke rede, het denkvermogen van de mens, komt centraal te staan. Daarnaast is een toenemende verdraagzaamheid kenmerkend voor deze stroming.
Veel predikanten in de tijd van Comrie brengen de Verlichtingsideeën die zij tijdens hun opleiding voorgeschoteld krijgen, over op hun hoorders. Er wordt in deze tijd positief over de 'onbegrensde' mogelijkheden van de mens gesproken. In de praktijk blijkt dat het maatschappelijk leven ook daadwerkelijk een positieve ontwikkeling doormaakt. Nieuwe ontdekkingen en uitvindingen brengen de samenleving op een hoger welvaartspeil. Gevolg van het op de voorgrond stellen van het menselijk kunnen is echter dat het bijbels denken over de (zonde)staat van de mens afgezwakt wordt. Binnen het kerkelijk leven ontstond er een stroming die probeerde om het Remonstrantisme met de Dordtse leer te verbinden. (De Remonstranen danken hun naam aan de Remonstrantie =verzoekschrift die zij in de tijd van de Dordtse Synode 1618-1619 opstelden. Zij leren onder meer: 1. Verkiezing uit vooruitgezien geloof; 2. Algemene verzoening; 3. De kracht van de verdorven wil ten goede; 4. De mogelijkheid van afval der heiligen.)
Beleden wordt dat het geloof de voorwaarde is waarop het eeuwige leven verkregen werd. Het geloof wordt in deze opvattingen met behulp van de genade gewerkt, maar daarnaast is er een werk van de mens nodig om deel te krijgen aan het eeuwige leven. Tegen dit standpunt hebben diverse rechtzinnige theologen, waaronder Alexander Comrie, krachtig stelling genomen. Zij verdedigen de gereformeerde belijdenis waarin gesproken wordt over het genadewerk van God in Christus als de enige weg tot behoud.


3. Comrie's werk

Comrie heeft door zijn boeken grote invloed uitgeoefend in de periode waarin hij leefde en werkte. Deze invloed is niet beperkt gebleven tot die tijd. Wat Comrie over het geloof schreef is ook nu nog uiterst actueel. Hij heeft in de 18e eeuw de gereformeerde leer op bekwame wijze verdedigd tegenover allerei dwalingen. Dwalingen, rond bijvoorbeeld het wezen van het geloof, die tot op vandaag de dag een antwoord vragen.

Het lezen van Comrie's boeken kan bij het beantwoorden van deze vragen in onze tijd nog vruchten afwerpen voor het persoonlijk leven, maar kan ook in het kerkelijk leven van waarde zijn. Ds. A. Vergunst verwoordde de waarde en invloed van Comrie's boeken als volgt: 'Wanneer nu naar het 'theologisch eigene' van de Gereformeerde Gemeenten een onderzoek gedaan wordt, kunnen we niet beter doen dan naar met name A. Comrie te verwijzen, die door zijn geschriften een geweldige invloed heeft uitgeoefend en nog uitoefent.' (Neem de wacht des HEEREN waar, pag. 72).

Comrie heeft in zijn leven diverse soorten boeken geschreven en vertaald.
Deze boeken worden onderverdeeld in filosofische, dogmatische (leerstellige), polemische (polemiek = pennestrijd) en praktikale geschriften.
Wat zijn filosofisch werk betreft, kan alleen zijn proefschrift genoemd worden. Deze studie schreef hij voor het behalen van de doctorsgraad. Zijn polemisch werk is een reactie op een geschrift waarin de opvattingen die Comrie in zijn Catechismusverklaring uitdroeg, bestreden werden. Het kwam in de achttiende eeuw regelmatig voor dat men bij verschil van mening via boekjes en korte brochures een pennestrijd voerde over dogmatische onderwerpen.
Van blijvend belang zijn vooral de dogmatische en praktische werken.
Deze worden hieronder kort omschreven. Vervolgens wordt aandacht besteed aan de leerstellige onderwerpen die kenmerkend zijn voor Alexander Comrie. Tenslotte beschrijven we het belang van zijn denkbeelden voor ons kerkelijk leven.

Dogmatische boeken
Alexander Comrie heeft diverse dogmatische, leerstellige boeken geschreven. We denken dan allereerst aan twee werken over de Rechtvaardigmaking.


Om met Comrie's werken vertrouwd te raken wordt aanbevolen om zijn boeken in onderstaande volgorde te lezen. Houd er rekening mee dat met name de laatste boeken toch wat inspanning vragen bij het lezen.
• Het A.B.C. des Geloofs
• Eigenschappen des Geloofs
• Verklaring van de Heidelberger Catechismus
• Brief over de Rechtvaardiging
• Missive
• Examen van het ontwerp van Tolerantie

Daarnaast zijn er in diverse prekenseries preken van Comrie opgenomen die 'hertaald zijn' in moderner Nederlands. Dit geldt ook voor de boekjes Maak mij zalig om uws naams wil en Leer mij hoe ik bidden moet. Deze uitgaven zijn goed te lezen.


Daarnaast schreef hij een verklaring van de Heidelberger Catechismus. De Stellige en Praktikale Verklaaringe van den Heidelbergschen Catechismus schreef hij nadat hij ruim tien keer de catechismus in de gemeente behandeld had.
Het leek hem goed om de catechismus nu zo te bespreken, dat de inhoud ook in boekvorm uitgegeven kon worden.
Overigens is hij met het schrijven van zijn catechismusverklaring niet verder gekomen dan de eerste zeven zondagsafdelingen.
Comrie heeft bij het schrijven van de catechismusverklaring bewust gekozen voor een 'nieuwe' aanpak: hij legt niet zozeer de nadruk op het al bekende vanuit de kerkgeschiedenis, maar weerlegt in zijn preken met kracht de dwalingen die in zijn tijd, het midden van de achttiende eeuw, speelden.
Onder de titel Het oprecht geloof zijn de verhandelingen over de zevende zondag diverse keren als aparte uitgave gedrukt, los van de eerste zes zondagen.
Comrie heeft ook een aantal boeken en geschriften in samenwerking met anderen geschreven. Het betreft een zestal uitgaven die allemaal geschreven zijn naar aanleiding van de kerkelijke verwikkelingen uit Comrie's tijd. Het bekendste werk is wel het Examen van het ontwerp van tolerantie (verder Examen genoemd) dat Comrie schreef met Nicolaas Holtius. Het boek bestaat uit tien samenspraken over onder meer Gods Gerechtigheid, over de noodzakelijkheid van de Formulieren van Enigheid en over het Verbond der werken. In de samenspraken komen diverse personen aan het woord met de namen Rechtzinnig, Vrijzinnig, Verdraagzaam, Onverschillig en Waarheidlievend.
Het lijvige geschrift dat oorspronkelijk in meerdere delen verscheen en nu in twee delen verkrijgbaar is, biedt een goed inzicht in de stellingname van de gereformeerde theologie tegen het Verlichtingsdenken van de achttiende eeuw. Kenmerkend voorde Verlichting is de vergaande tolerantie op onder meer theologisch gebied. In het Examen komt een aantal thema's uit de gereformeerde leer zoals het werkverbond en de erfzonde, het Wezen van God en de ziel van de mens uitvoerig aan de orde. De leer rond deze thema's wordt halverwege de achttiende eeuw sterk afgezwakt door de opvattingen van de moderne theologie. De moderne opvattingen worden in het Examen onder de loep genomen en als het ware geëxamineerd.
De grote waarde van het Examen is dat het veel mensen de ogen geopend heeft voor de kerkelijke situatie en de inhoud van de opleiding tot predikant. Tot veel mensen was het nauwelijks doorgedrongen hoe zorgwekkend de situatie aan de hogescholen en universiteiten was. Door de weerlegging van diverse dwalingen gaf het Examen inzicht in de veranderde denkbeelden die aan de universiteiten werden geleerd. Het boek van Comrie en Holtius maakte duidelijk dat in de moderne verlichtingstheologie bijbelse waarheden anders ingevuld en uitgelegd werden dan in de gereformeerde leer. Hoewel het boek niet gemakkelijk te lezen is, is het door de wijze waarop onbijbelse denkbeelden weerlegd worden, ook nu nog van belang. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de bespreking van het werkverbond.
De verlichte theologen erkennen dit verbond, maar zij spreken over een verbond der natuur. Adam is wel ons natuurlijk hoofd, maar hij is niet een verbondshoofd waarin wij allen hebben gezondigd. Comrie en Holtius wijzen op het gevaar van deze denkwijze.
De zonde kan zo uitgelegd worden als 'slechts' een verzwakking van de menselijke natuur. De totale verdorvenheid van de mens vanuit de zondeval van Adam wordt daarmee geloochend. Deze opvatting leidt er vervolgens toe dat de deur op een kier gezet wordt voor de verdienstelijkheid van de goede werken. Want als je niet gelooft in een absolute zondestaat van de mens, kan de mens uit vrije wil voor God kiezen en een gedeelte van zijn zaligheid verdienen. Dit betekent dat het borgwerk van Christus aangevuld wordt met het werk van de mens. Dat doet afbreuk aan de rijkdom van de genade die in Christus verworven is.
Genade die zelfs voor de grootste der zondaren te verkrijgen is.

Praktikale werken
Er zijn vier praktikale werken (dat wil zeggen boeken geschreven met het oog op de levenspraktijk) te noemen.
In deze boeken worden aanwijzingen voor het dagelijks geloofsleven gegeven en wordt ook omschreven wat bijvoorbeeld de betekenis en de werking van het geloof voor de gelovige inhoudt.
Comrie schreef allereerst Het A.B.C. des Geloofs dat in 1739 verscheen. In diezelfde periode schreef hij zijn Eigenschappen des Geloofs. In veertien leerredenen beschrijft hij daarin de natuur en eigenschappen van het geloof, waarbij Comrie in de eerste preek de zaak van het geloof zo heeft voorgesteld, 'dat verre de meesten nu begrijpen dat de inlijving voor de geloofswerkzaamheid van het aannemen gaat'. Comrie schrijft in dit boek over 'Het geloof, een genade' en werkt dat uit in onder meer de volgende eigenschappen: genade die de ziel op het allernauwst met Christus verenigt, genade die de ziel reinigt, genade die de ziel inbrengt in de ware rust, genade die de wereld overwint, etc.
Een derde praktikaal werk is het boek Leerredenen. Hierin treedt hij op als een 'boetprediker' die allereerst de vromen, maar daarnaast ook de hele gemeente terugroept naar het Woord van God. Hij behandelt in dit boek onder meer het gebed. Daarbij wijst hij op het misbruik dat mensen van het bidden kunnen maken. Zo noemt hij o.a. dat er mensen zijn die in het gebed de waarheden van de theologie opsommen; 'even als of Godt van de Godtgeleertheit onkundig was'.
Comrie laat het overigens niet bij kritiek alleen. Hij dringt ook aan op het waarnemen van het gebed, waarbij de noden van het moment voorgelegd mogen worden. Voorzichtig is hij als het gaat om het voorschrijven van een orde in het gebedsleven: 'God is een God van orde: maar wat is die orde?
Zou het niet een stoute hoogmoedigheid en waanwijsheid zijn, zo men ieders orde verwierp, omdat die met onze orde niet overeenkomt? De beste orde is dat wij zoeken onze gedachten bestiert te krijgen door Gods Geest, naar de leiding van het gebed des Heeren'.
Het vierde praktikale werk is de Lykrede over 7 Sam XXV vs. 7. Een boekje dat handelt over het leven en de persoon van Samuël waarin hij de lezers aanspoort 'om de overledene na te volgen en in zijn voetstappen te wandelen'.

4. Kernbegrippen

Wedergeboorte, Geloof en Rechtvaardigmaking Al eerder is genoemd dat veel van wat Comrie geschreven heeft over het geloof handelt. Naast verhandelingen over 'geloof, gaf Comrie ook duidelijkheid over de begrippen 'wedergeboorte en 'rechtvaardigmaking'. Hieronder wordt in het kort ingegaan op deze drie begrippen.

Wedergeboorte
In zijn visie op de wedergeboorte is Comrie kort en helder. Het is een werk van God dat de Heilige Geest uitwerkt in het hart van de uitverkorenen. Er komt geen voorbereidend werk van de mens aan te pas omdat het een éénzijdig genadewerk van de kant van God is. In zijn boek Het Oprecht Geloof wijst Comrie erop dat de hele mensheid door de val van onze eerste voorouders Adam en Eva totaal verdorven is. Dat wil zeggen dat de mens niet half dood is ten opzichte van geestelijke zaken, maar in een totale doodsstaat ligt. De menselijke natuur is verdorven. Vanuit deze doodsstaat ten opzichte van God is het niet alleen onmogelijk voor de mens om in het licht van de heilige wet iets goeds te doen, maar is zijn verstand 'van alle licht ontbloot' en 'de duisternis zelve'.
De wil van de mens is zo afkerig van goddelijke zaken, dat hij geen behoefte heeft aan de Heere en Zijn dienst.
Comrie benadrukt dan dat er voor de levendmaking 'niets, niets ter wereld kan begrepen worden, als enigszins den mensch daartoe voorbereidende;...'. Pas als God met wederbarende genade in een mensenleven komt is er leven en zal er een verandering in de mens plaatsvinden. Met deze opvatting stuurt Comrie niet aan op de lijdelijkheid van de mens. Dat wordt alleen al duidelijk als we in de 'Opdracht' van het boek De eigenschappen des Geloofs lezen: 'Daartoe hebben wij menigwerf de onbekeerden onder u zoeken uit de slaap op te wekken, hun voor ogen stellende hun gevaar en de gewisheid van de eeuwige verdoemenis, zo zij niet zochten door bekering en geloof de toekomende toorn te ontvlieden.
Zodra wij enige verbrijzeling des harten bespeurd hebben, zijn wij altoos er op uit geweest om in de predikatiën zulken te onderscheppen, hun zwarigheden op te lossen en bij hen aan te houden, opdat zij Jezus het ja-woord zouden geven, en de zonde en de wereld de dienst opzeggen' (pag. XVI).
In de wedergeboorte worden nieuwe eigenschappen in de mens gewerkt.
Het verduisterd verstand wordt verlicht en de wil, die na de zondeval van nature verdorven is, wordt geheiligd.


Over het waarnemen van de middelen
"Wij moeten al de middelen gebruiken om God te leren kennen. Doen wij dit niet, dan zijn wij geen ware zoekers. Er zijn mensen die het slechts wettisch gedoe noemen als wij zoveel mogelijk de middelen der genade gebruiken. Het baat je toch niet, al sloof je je nog zo uit, zo redeneren zij en ze laten dan hun godsdienstplichten maar na. Maar geloof, mijn vrienden, zo lang u zo blijft, zal God nimmer horen." Uit: Reveil-Serie deel 2, pag. 101


Geloof
Voor een goed zicht op Comrie's opvattingen over het geloof zijn met name de boeken Het A.B.C. des Geloofs en De eigenschappen des Geloofs lezenswaard. Iets moeilijker, maar niet minder belangrijk is het boek Het Oprecht Geloof waarin de zevende zondag behandeld wordt.
Alexander Comrie maakt in zijn denken over het geloof onderscheid tussen de 'hebbelijkheid' en de 'dadelijkheid' van het geloof (in theologische termen: habitus en actus). Hij geeft met deze twee begrippen aan dat er verschil is tussen in de eerste plaats het 'hebben' van het geloof dat door de Heilige Geest in het hart gewerkt wordt. Een werking zonder voorbereidend werk van de mens. En in de tweede plaats de 'daad' van het geloof. Dit laatste, de daad, of eigenlijk het geloven, vindt plaats in het hart van de mens. Met een praktisch voorbeeld: Comrie onderscheidt het geloof van geloven zoals wij het gezichtsvermogen (dat 'heb' je) onderscheiden van het zien (dat 'doe' je). Met andere woorden, als je je ogen dicht hebt, dan hèb je wel ogen (hebbelijkheid), maar ze doen niet datgene, waar ze voor gemaakt zijn, n.l. het kijken (dadelijkheid ofwel het functioneren van het gezichtsvermogen).
Niemand, aldus Comrie, heeft uit kracht van een natuurlijke geboorte een vermogen om te geloven Het geloofsvermogen (de hebbelijkheid of habitus) wordt in de wedergeboorte ingestort. Door de werking van de Heilige Geest moet deze hebbelijkheid tot dadelijkheid van het geloof, de daad of actus, komen. Hiermee wordt eigenlijk gesproken over hoe het geloof nu 'functioneert' in het leven van de gelovige. Comrie spreekt ook van een trapsgewijze opklimming in de daden van het geloof.
Het voorwerp van het geloof, dus waar het geloof zich op richt, is het Woord waarin de gelovige Christus en Zijn weldaden nader wil leren zien.
Uiteindelijk zegt Comrie over het voorwerp des geloofs 'En dit is Christus Jezus in alles'.
In het spreken over de daad ofwel het geloven zelf maakt Comrie ook weer een tweedeling. Hij spreekt allereerst over de 'geloofsdaad' als het geloven van wat in het Woord staat geschreven. Het gaat dan over het instemmen met wat in Gods Woord omschreven en geleerd wordt. Hierbij kan zeker ook gedacht worden aan het heil dat in het Woord wordt voorgesteld. Dit komt overeen met wat in de eerste zinnen van antw. 21 uit zondag 7 van de Heidelbergse Catechismus omschreven staat: 'Een waar geloof is niet alleen een stellig weten of kennis, waardoor ik voor waarachtig houd. wat ons God in Zijn Woord geopenbaard heeft,...'.
Daarnaast lezen we bij Comrie van 'geloofsdaden' waarbij de gelovige van zijn deel aan Gods genade verzekerd wordt en ook de vreugde van Gods heil bewust doorleeft. Het gaat hier dus om een persoonlijk geloof dat samengevat kan worden met het tweede gedeelte van antw. 21 van de Heidelbergse Catechismus: '...maar ook een vast vertrouwen, hetwelk de Heilig Geest door het Evangelie in mijn hart werkt, dat niet alleen anderen, maar ook mij vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid van God geschonken is, uit louter genade, alleen om der verdienste van Christus wil'.

Rechtvaardigmaking
Over het leerstuk van de rechtvaardigmaking heeft Comrie zich eveneens gebogen. Samen met Nicolaas Holtius, predikant in het naburige Koudekerk a/d Rijn heeft hij zich beijverd om het leerstuk van de rechtvaardiging van de goddeloze naar de inhoud van Gods Woord uit te leggen.
In het antwoord op vraag 45 van Kort Begrip wordt omschreven hoe de rechtvaardiging plaatsvindt: 'Alzo, dat alleen de volkomen genoegdoening en gerechtigheid van Christus door God mij wordt toegerekend, waardoor mij mijn zonden vergeven en ik een erfgenaam des eeuwigen levens wordt; en dat ik die niet anders dan door het geloof kan aannemen. 'In de rechtvaardigmaking wordt Christus' verdienste toegerekend en de zonden vergeven. Het geloof is daarbij het middel waardoor de gerechtigheid van Christus aangenomen wordt.
In het verlengde van zijn opvattingen over wedergeboorte en geloof wijst Comrie een rechtvaardigmaking op grond van ons geloven af. Hij grijpt in zijn denken over de rechtvaardigmaking meermalen terug op het werk van de 17e eeuwse predikant Saldenus, die een rechtvaardigmaking van eeuwigheid leerde. Comrie was bevreesd dat men door het spreken overeen rechtvaardiging door het geloof, zoals we dat onder meer bij W. à Brakel, maar ook in onze belijdenisgeschriften zien, ruimte zou kunnen geven aan remonstrantse denkbeelden. Vanuit zijn zorg voor mogelijke dwalingen en het in zijn tijd groeiende remonstrantisme benadrukt hij het eeuwige souvereine besluit van God.
Comrie achtte het van groot belang om vast te houden aan de gereformeerde leer van de rechtvaardigmaking. Zodra er een grond in ons geloven gelegd wordt, ligt er als het ware een grond in de mens zelf en raakt de kerk weer in rooms en remonstrants vaarwater. Alexander Comrie heeft geprobeerd om in het leerstuk van de rechtvaardigmaking het rechte zicht op Gods Woord en vooral op de verdienste van Christus weer te geven.
Steeds weer zien we in de kerkgeschiedenis een discussie ontstaan over het aandeel van de gelovige in geloof en bekering aan de ene kant en het zaligmakend werk van God aan de andere kant. De waarde van Comrie is dat hij beide zaken op een evenwichtige manier beschrijft. In een brief aan een medepredikant schrijft hij: 'En sta er veel naar om - in geloofsgemeenschap met Christus - met klaarheid, hoe langer hoe meer licht te ontvangen in het vrije aanbod van Gods genade, van Christus, van de vergeving der zonden en van de eeuwige zaligheid. Gij zult dan met het algemene aanbod niet werken, noch met een soort beredeneerd geloof daartoe het vermogen hebben, maar gij zult zien dat hetgeen allen wordt aangeboden door de Geest Gods op bijzondere wijze in uw ziel wordt gewrocht, u vervolgens de vrijmoedigheid schenkende het met bijzondere toeëigening te omhelzen en op Jezus te rusten, die de palmtak des vredes de ziel binnenbrengt en haar leed en zelfmishaging doet smelten'.

Comrie's betekenis voor onze tijd
Wat heeft dit alles nu te zeggen voor de kerkelijke situatie van onze tijd?
Duidelijk is wel dat Comrie niet vanuit een persoonlijk drijven zijn boeken heeft uitgegeven of zich in kerkelijke twisten heeft gemengd. Hoewel zijn kerkelijke tegenstanders geprobeerd hebben een negatief beeld van hem te schetsen, waarbij ze hem 'stijfkoppig' en een 'onruststoker' noemden, lijkt het tegendeel van deze typering eerder waarheid te zijn. Comrie komt vanuit bepaalde uitspraken eerder zachtmoedig en bescheiden naar voren. Hij spreekt regelmatig met hoge achting over predikanten met wie hij van opvatting verschilt.
Alexander Comrie toont zich een man die de eenheid van het geloof zoekt en als een herder en leraar probeert om anderen daartoe te leiden.
Waar mogelijk onttrok hij zich aan conflictsituaties. Hij verwijst daarbij naar de woorden van Paulus waarin hij zich persoonlijk vinden kan: 'Is iemand tot twist genegen, dat is onze gewoonte niet, noch der gemeente Gods'.
Deze houding betekende niet dat hij alles langs zich heen liet gaan.
Integendeel. Met zijn kennis en grote geleerdheid heeft hij zich gewijd aan de verdediging van de gereformeerde belijdenis. Hij heeft dat onder meer in zijn boeken gedaan, juist daar ligt ook Comrie's betekenis voor onze tijd.
Wie zijn boeken leest vindt daarin een gedegen uiteenzetting van een aantal punten van de bijbelse leer. Al eerder is duidelijk geworden dat Comrie zich vooral gericht heeft op een spreken over het geloof in de lijn van de gereformeerde belijdenis. Het doel van zijn boeken is om zijn gemeenteleden en ieder ander die ze leest, te onderwijzen in de weg die tot Christus leidt. Daarom is het ook zo belangrijk om Comrie's werken te lezen. Ze raken de kern van het gereformeerd belijden.


De gerechtigheid van Christus
Ik dacht echter: 'Hij zal zich moeten doodwerken. Hij zal, in de hoop tenslotte wat te bereiken, voor niets arbeiden en zijn geld tevergeefs moeten uitgeven. En hij zal niet aflaten te werken en te arbeiden, voordat God zijn werkende armen en lopende benen in stukken breekt en hem waarlijk als een arme zondaar doet sterven, en zo laten ervaren dat de gerechtigheid niet wordt toegerekend aan hen die werken maar die geloven.
Dat wil zeggen: De gerechtigheid wordt toegerekend aan hen, die deze gave lijdelijk ontvangen en deze ontvangen hebbende er metterdaad op berusten'.
'God Die op u zag toen gij naar Hem niet omzag, heeft u laten werken met de bedoeling u daardoor te doen sterven.
Nu is Hij begonnen om u Jezus te leren kennen als een volkomen Zaligmaker.
God is begonnen u te leren dat in uzelf geen grond is om op te rusten, maar dat alles in Hem is en dat gij vrijmoedig moogt zijn tegenover het vrije aanbod van Christus in het Evangelie.'
Uit: Twee pastorale brieven, pag.28


Een belijden dat ook nu, evenals in Comrie's tijd, bestreden wordt. Hij geeft helderheid in belangrijke zaken waarover ook in onze tijd regelmatig onduidelijkheid en verwarring bestaat.
Ook in het hedendaagse kerkelijk leven is er een zoeken naar een bijbels evenwicht tussen enerzijds de aandacht voor de voluit bijbelse boodschap over de doodsstaat van de mens en anderzijds het rijke Evangelie van het leven, de dood en de opstanding van en het heil in Christus dat vanuit het Woord tot ons komt.
Als Comrie dan, op grond van Gods Woord, schrijft wat bijvoorbeeld het geloof nu wel en niet inhoudt, is dat van waarde voor alle tijden. Niet omdat hij het schreef, maar omdat zijn opvattingen te herleiden zijn tot het Woord zelf en een bijbels antwoord kunnen geven op vragen rond het wezen van geloof en bekering. Uit zijn werken blijkt dat het Comrie allereerst gaat om de eer van God en dat hij in het verlengde daarvan Gods weg met zondaren beschrijft. Naar zijn gemeenteleden toe heeft hij dat altijd op pastorale toon gedaan. Zijn opvatting was dat dienaren van Christus 'allervloedigst' moeten zijn om de troostleer aan de gemeente voor te houden. Dat betekent voor Alexander Comrie wel dat een predikant duidelijk en eerlijk moet zijn in het brengen van wet en Evangelie. Hij schroomt ook niet om zonde en hel aan de gemeente voor te houden.
Maar dit is niet om te slaan of angstig te maken, want daar heeft hij geen goed woord voor over. Het gaat er hem veel meer om dat zijn hoorders de ernst van het leven en de noodzaak van geloof en bekering inzien. Een noodzaak die ieder mens aangaat, ongeacht de tijd waarin hij leeft.

5. Het A.B.C. des Geloofs

'Hetgeen waarnaar gijlieden verlangt (sedert het jaar 1735, wanneer wij deze stof verhandelden), wordt U nu in de handen gegeven, opdat gij het tot nuttigheid van uw onsterfelijke zielen gebruiken zoudt'. 'Ik kan niet twijfelen, of het zal u aangenaam zijn dit werkje als een nagedachtenis te ontvangen, hoe gering het ook mag zijn.

Uw voorbeeldige naarstigheid in het opkomen onder het gehoor van deze Leerredenen, gepaard met die van andere plaatsen, bemoedigde mij om het Werkje ten einde te brengen, en het verzoek van velen, dat ik het zou laten drukken, doet mij geloven, dat gij het met veel lust zult aannemen.
Het enige, dat ik te bidden heb, is, uw eigen hart bij het lezen van elke benaming na te gaan, dan zult gij er door overtuigd kunnen worden, of gij de grote zaak mist, dan of dat gij er deel aan hebt.'
Deze aanspraak schrijft Comrie op 4 februari 1739 in Het A.B.C. des Geloofs. Hij richt zich daarbij tot de gemeente van Woubrugge. De inhoud van dit boek heeft hij eerder in preekvorm vanaf de kansel uitgesproken. Blijkbaar was de gemeente hierbij goed vertegenwoordigd. Comrie wijst tenminste op een 'voorbeeldige naarstigheid in het opkomen onder het gehoor'.
Op aandrang van de gemeenteleden, waarbij zijn vrouw een overtuigende stem had, heeft Comrie erin toegestemd om de preken uit te geven.
Het A.B.C. des Geloofs is misschien wel het meest bekende boekje dat Comrie geschreven heeft. De volledige titel luidt: Het A.B.C. des Geloofs of verhandeling van de benamingen des Zaligmakenden Geloofs volgens de letters van het alfabet. Hij schreef het in 1739. In datzelfde jaar is het boekje, naar artikel 55 van de Dordtse Kerkorde, gelezen door enkele predikanten. Zij kunnen hun 'approbatie' ofwel goedkeuring geven aan dit boekje van Comrie: '...niets gevonden strijhdig tegen de Leer der Waarheid, die naar de Godzaligheid is,...' Zij spreken de hoop uit dat het boekje z'n weg zal vinden, maar maken daar nog één opmerking bij: '...doch met naricht, dat zijlieden sommige uitdrukkingen door de Eerw. heer auteur gebruikt, laten tot zijn verantwoording.' Welke uitdrukkingen dat zijn wordt echter niet vermeld. 
Het blijkt dat Het A.B.C. zijn weg daadwerkelijk vindt in het land, want in 1746 schrijft Comrie in een 'Aan de lezer' dat hem voor de vijfde keer verzocht is het boekje uit te geven. Het A.B.C. beleefde na 1746 nog heel wat herdrukken, alleen al vóór Comrie's dood is het acht keer herdrukt. Nog steeds is het verkrijgbaar.

Inhoud
Zoals de volledige titel van zijn boek al aangeeft, beschrijft Comrie in Het A.B.C. des Geloofs de benamingen van het zaligmakend geloof naar de letters van het alfabet. We moeten dit niet letterlijk nemen, want uiteindelijk komen vanuit het alfabet maar elf letters aan bod. In dertig hoofdstukken met als titels onder andere 'Aannemen', 'Blijven in Christus', 'Dorsten' en 'Verwachten' behandelt Comrie iedere keer een benaming van het geloof. In Gods Woord, zegt hij, staan heel wat benamingen 'welke, indien elk naging, hij zou ontdekken de veelvoudige wijsheid Gods, en de onnodige verschillen zouden ophouden, en ook het hard behandelen van kleinen. Want dan zouden wij zien, hoe een en hetzelfde geloof onder andere benaming voorkomt; en wij zouden zoekenden en heilbegerigen, schoon deze en gene zaken onder zekere benamingen opgesloten niet ondervindende, niet voor het hoofd stoten en slingeren, als zij de zielswerkzaamheden, onder een andere benaming begrepen, ondervonden' (Het A.B.C., pag. 13). We zien in deze woorden de pastorale Comrie die oog had voor de verschillende werkzaamheden van het geloof. Kunnen er verschillen zijn in de werkzaamheden van de gelovigen afzonderlijk, 'beide zijn werkzaamheden van hetzelfde geloof'.

Na de voor zijn tijd gebruikelijke opdracht, aanspraak en een 'Aan de lezer' dat aan de eigenlijke tekst voorafgaat, legt hij in een inleiding kort uit waarom hij tot het behandelen van de benamingen van het zaligmakend geloof is gekomen.
Hij neemt daarbij als uitgangspunt Hebr. 11 : 6 'Maar zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen'. Vanuit die tekst, waar het er om gaat God te behagen en Hem te eren wijst hij op het belang van het nauwkeurig onderzoeken van de ziel in zijn staat en werkzaamheid voor God. Hij wijst er dan op dat alleen het waar zaligmakend geloof door de kracht van Christus welbehagelijk is voor God.
Comrie beschrijft vervolgens kort dat hij dit zaligmakend geloof onderscheiden ziet van het historisch geloof, het wonder- en het tijdgeloof.
Aan het einde van de inleiding zegt hij dat hij gezocht heeft naar een manier om de eigenschappen van het geloof ordelijk te beschrijven. Hij heeft gedacht dat '...om de kleinen niet te bedroeven, noch de verder gevorderden te lang staande te houden bij de werkingen der zuigelingen, een alfabetische volgorde de beste zou zijn.'
Voor het werken met de letters van het alfabet is dus uit praktische overwegingen gekozen.

Per woord dat Comrie beschrijft geeft hij eerst aan wat het woord bijbels gezien veronderstelt. Bij 'Aannemen' lezen we bijvoorbeeld dat verondersteld wordt 'Dat iets, hetgeen het voorwerp des geloofs is aangenomen wordt. En dit is Christus Jezus in alles.'
En vervolgens wijst Comrie er nog op dat 'deze Jezus wordt aangeboden, niet alleen door de uitwendige verkondiging des Evangelies aan alle mensen, maar zonderling aan zulk een in het bijzonder'.
Vervolgens noemt Comrie een aantal zaken die nauw verbonden zijn met het besproken woord en die eigenlijk een korte verklaring vormen. Hij verwijst daarbij naar één of meerdere bijbelteksten.
Het is goed om bij het lezen van Het ABC in gedachten te houden dat het bewerkingen zijn van in de gemeente gehouden preken waarbij de inleiding, het verband en de toepassing is weggelaten. Comrie's doel was om op deze manier een boekje uit te geven waarin de meest wezenlijke zaken omschreven waren, maar die door een geringe omvang toch betaalbaar bleef voor 'de eenvoudige' gemeenteleden.

Afronding
Het A.B.C. des geloofs is een boek dat regelmatig ter lezing aanbevolen wordt. Door de opbouw in korte stukken is het gemakkelijk in gedeelten te lezen. Comrie schrijft over zaken die voor iedereen van belang zijn. Tijdens een JBGG winterconferentie rond het thema 'Jongeren en de wederkomst' werd er door één van de predikanten gezegd dat iedere jongere dit boekje toch voor z'n twintigste gelezen moest hebben. De motivatie daarachter was het belang van de rijke inhoud van dit boek.
In deze schets is in het kort iets over het leven en werk van Alexander Comrie geschreven. Geprobeerd is om een indruk te geven van de kernpunten die hij aan de orde stelt in zijn boeken. Boeken die ook nu nog actueel zijn. Het was Comrie's wens niet om door het schrijven van boeken belangrijk gevonden te worden en een plaats tussen de theologen van zijn tijd in te nemen, maar om 'te tonen, dat, zullen wij behouden worden en de straf ontgaan, wij een aandeel aan Christus moeten hebben; dat Zijn bloed onze consciëntie, door dat op dezelve te sprengen, van dode werken moet reinigen, en dat wij op Hem moeten zien en alleen op Hem berusten.'


Alexander Comrie gebruikt in zijn boekje Het A.B.C. des Geloofs de woorden van het alfabet om de diverse benamingen van het zaligmakend geloof te beschrijven. Over 'aannemen' schrijft hij:

Aannemen

Joh. 1 : 12. Zo velen Hem aangenomen hebben, heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te zijn.

Hier wordt nu in deze benaming verondersteld:
a. Dat iets, hetgeen het voorwerp des geloofs is, aangenomen wordt. En dit is Christus Jezus in alles, waarin Hij van God geworden is voor de zondaar. Meer zal ik niet zeggen, omdat het naderhand te pas zal komen, als wij van het voorwerp van het geloof spreken zullen.
b. Dat deze Jezus wordt aangeboden, niet alleen door de uitwendige verkondiging des Evangelies aan alle mensen, maar zonderling aan zulk een in het bijzonder; dit noemt God in Zijn Woord een roepen van hen bij namen.

Het stelt of zegt de zaken:
a. Dat de ziel toestemt Gods aanbieding aan haar in het bijzonder. Daarom horen wij een nadrukkelijk getuigenis van het geloof, dat het is een toezetten van dat zegel, dat God waarachtig is.
b. Dit is een hartelijk willen van Jezus Christus, door hetwelk het geloof meermalen voorgehouden wordt: Die wil, die kome en neme het water des levens om niet.
c. Het zegt een loslaten van al zijn houvasten, de hand opendoende en die loslatende; dus komen die mannen van grote lengte over zeggende: het is buiten hope.
d. Het zegt Jezus alleen en Hem geheel te omhelzen met zijn ganse hart, met zijn ganse ziel; zodat de ziel ziet, dat zij niet meer van node heeft, en met minder kan zij het ook niet stellen.


De verenigingsavond

Alexander Comrie 
• Opening 
• Inleiding over 'Wat zijn oudvaders?' - inleiding zelf opzetten 
• Inleiding over'Leven en werk van Alexander Comrie' - gebruik de schets 
• Pauze 
• Verwerking 1 Bespreken van citaten uit boeken van Comrie 
Doel: leden bekend maken met werk van Comrie 
Werkwijze: Zet een aantal citaten op een A4. 
In kleine groepjes worden deze besproken: 
- vind je de stijl leesbaar; 
- begrijp je wat er staat; 
- herken je uitspraken van catechisatie en kerkdienst; 
- waarom zou je wel / niet zelf boeken van Comrie lezen. N.B. Kies citaten uit 'Het ABC' of 'De Eigenschappen'of uit hertalingen. 
• Korte plenaire bespreking van de citaten.
• Verwerking 2 Quiz over kerkgeschiedenis - laat die door een tweetal leden in overleg met de inleider maken 
• Lezen gedeelte uit het A B C. des Geloofs 
• Sluiting 

Kernbegrippen 
• Opening 
• Inleiding over Comrie 
- levensschets - gebruik de schets 
- zijn leer - bespreek in het kort de begrippen wedergeboorte, geloof en rechtvaardigmaking 
• Pauze 
• Vragen en opdrachten - gebruik de vragen uit de schets 
• Plenaire afronding 
• lezen gedeelte uit het A.B.C. des Geloofs 
• Sluiting 

Gespreksvragen

De wedergeboorte
1. In het Nieuwe Testament worden de woorden geloof, wedergeboorte en bekering door elkaar gebruikt. Is er verschil tussen deze begrippen? Wat is er gemeenschappelijk?
2. a. Wat verstaan we onder de orde des heiis?
b. Bespreek het verband tussen de roeping, de wedergeboorte en het geloof in de orde des heils.
3. Is er een voorbereiding tot de wedergeboorte?
4. Wordt een mens nu door het geloof wedergeboren, of is het geloof juist een vrucht van de wedergeboorte? Betrek in de bespreking de Dordtse Leerregels, hfdst. 3 en 4, art. 12.

Het geloof
1. a. Probeer te omschrijven wat het geloof nu precies is. Bespreek hierbij Zondag 7 van de H.C.
b. Wat is het verschil tussen de hebbelijkheid (habitus) en de dadelijkheid (actus) van het geloof?
2. a. Waarom zal Comrie het benadrukken van "de daad van het geloof" in de vereniging met Christus afgewezen hebben?
b. Wie het ware geloof bezit is heilig in Christus. Wat betekent dat?
3. Wat is het onderscheid tussen 'geloof uit verdienste' en 'geloof uit genade'?
4. a. Bespreek met elkaar wat Comrie bedoelt met de inplanting van het geloof als vermogen. Betrek hierbij de Dordtse Leerregels, hfdst 1, art. 3-5.
b. Is het waar dat je, wanneer je zoals Comrie de inplanting van het geloof als vermogen benadrukt, je daarmee de lijdelijkheid bevordert en de verantwoordelijkheid van de mens op de achtergrond schuift? Verklaar je mening.

De rechtvaardigmaking
1. Wat verstaat de Bijbel onder 'gerechtigheid'?
2. Hoe zijn wij rechtvaardig voor God? Betrek bij je antwoord Lukas 18 : 9-14.
3. Wat was de reden dat Comrie voorzichtig was in het spreken over een rechtvaardigmaking op grond van het geloof? Bespreek dit met elkaar. Betrek in de bespreking Artikel 22 van de NCB.
4. In de Bijbel lezen we dat Abraham door het geloof alleen gerechtvaardigd werd (Rom. 4) en, in Jac. 4 : 14-26, dat de rechtvaardiging ook uit de werken is. Verklaar dat.


Literatuur 
A. Comrie, Het A.B.C. des Celoofs, Utrecht, z.j. 
A. Comrie, Eigenschappen des Celoofs, Utrecht, 1990 
A. Comrie, Het Oprecht Geloof, Leiden , z.j. 
A. Comrie, Leer mij hoe ik bidden moet, Kampen, 1993 
A. Comrie, Examen van het Ontwerp van Tolerantie, Houten, 1993 
A.G. Honig, Alexander Comrie, Leiden, 1991 
JBGG, Het getuigenis van de kerk, Woerden, 1982 
JBGC, Mivo+16, De Erskines (jrg. 14 nr. 4) Thomas Boston (jrg. 1 5 nr. 2) 
Ds. G.H. Kersten, De gereformeerde Dogmatiek, Utrecht, 1950 
C.H. Leurdijk, Twee pastorale brieven van Alexander Comrie, Veenendaal, 1985 
Reveil-Serie, Tweede tiental preken, Oostburg, z,j, 
De Saambinder, jrg. 73, nr. 22-37 
J.H.R. Verboom, Dr. Alexander Comrie, predikant van Woubrugge, Utrecht, 
1985 
Drs. A. Vergunst, Neem de wacht des HEEREN waar, Houten/Utrecht, 1983 
Ds. C.G. Vreugdenhil, Alles uit Hem, over de orde des heils, Leiden, 1990


 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 1996

Mivo +16 | 24 Pagina's

Alexander Comrie

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 1996

Mivo +16 | 24 Pagina's