JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

3. Hoe Moet Je Omgaan Met Iemand Die Rouwt?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

3. Hoe Moet Je Omgaan Met Iemand Die Rouwt?

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dat is de vraag die in dit hoofdstuk centraal staat. Om hierop vanuit de praktijk zicht te krijgen, is dit thema aan de hand van enkele vragen besproken door ds. J. J. van Eckeveld als pastor en dr. J. van der Wal als hulpverlener.

Waarom een dominee en een hulpverlener? Omdat bij het onderwerp "rouw en verdriet" zowel het pastoraat (dominee, ouderling, diaken), als de hulpverlening betrokken zijn. Mensen hebben immers vaak vragen over hun verhouding tot God in hun verdriet - daar ligt vooral een taak voor het pastoraat -; en soms lopen ze vast in de verwerking van hun verlies - vooral een taak voor hulpverleners -. Pastoraat en hulpverlening spelen beide een belangrijke rol; zij vullen elkaar aan en ondersteunen elkaar als het goed is.

Meneer Van der Wal, om te beginnen twee algemene vragen over rouwverwerking.

1. Wat is belangrijk om verlies zo goed mogelijk te verwerken?

2. Is het belangrijk om tot aanvaarding te komen en wat houdt dat precies in (bi jvoorbeeld in relatie tot berusting of ongevoeligheid

Dat zijn veelomvattende vragen. In de kern van de zaak gaat het er om dat iemand komt tot loslaten van de overledene en zich aanpast aan de omstandigheden, die door het verlies zijn ontstaan. Loslaten wil zeggen dat je de verwachtingen en wensen die je had ten aanzien van de overledene opgeeft. De band die er was, is niet meer. Je komt de ander in dit leven nooit meer tegen, je hoort zijn of haar stem niet meer. Die nieuwe, rauwe werkelijkheid moet aanvaard worden. Dat wil niet zeggen datje geen herinneringen meer zou mogen hebben! Die gaan uiteraard mee. Vaak zie je juist dat iemand die overleden is in de gedachten veel sterker aanwezig is dan tijdens zijn of haar leven. En er mag troost worden geput uit goede en dankbare herinneringen. Dat loslaten kost (veel) tijd. Dit proces is meteen ook het pijnlijkste van de verwerking. Je moet immers loskomen van iemand met wie je misschien wel een 'onlosmakelijke' band had. Denk aan een moeder die haar kind moet missen, enzovoort. Daar zijn geen woorden voor!

Een goede verwerking brengt hoe dan ook verdriet met zich mee. Afhankelijk van de aard van het verlies, is dat bij de eén meer dan bij de ander. Je moet dan dooi een 'goed verdriet' heen. Verdriet hoort bij rouw, maar het is wel één van de moeilijkste emoties om mee om te gaan! Er blijft immers een pijnlijke leegte. Wil het ook een 'goed' verdriet zijn,

Wil het ook een 'goed' verdriet zijn, dan heeft dat een aantal kenmerken. Hoe pijnlijk ook, de werkelijkheid wordt niet ontkend, de confrontatie ermee wordt niet (blijvend) ontlopen. Een tweede kenmerk is dat het een gedeeld verdriet is. Dat wil zeggen dat er met anderen, zeker ook met de Heere over gesproken wordt. Als je dat niet doet, raak je in een isolement. Dat houd je op den duur niet vol. Een derde kenmerk is dat het een begrensd verdriet is. Het verdriet mag er zijn, maar het moet niet overmatig worden. Dat is het geval als je je verantwoordelijkheden uit het oog gaat verliezen. Een vierde kenmerk is dat het een aanvaard verdriet is. Dat klinkt misschien passief, maar dat is het bepaald niet. Aanvaarding van het verlies is zeker in de begintijd een gevecht; tegen ontkenning, tegen de heimwee naar de overledene en tegen je eigen zwakheden en gebreken. Een laatste kenmerk, maar dat is een geestelijke zaak, is dat het een overgegeven verdriet is. Je mag het dan in de hand van de Heere leggen. Dat betekent niet dat het gemis niet meer wordt gevoeld, of dat er geen vragen meer zijn. Wel dat die een adres mogen hebben, waar je het aan mag toevertrouwen in het geloof dat Hij weet wat goed voor ons is. dat Hij alle macht heeft in hemel en op aarde en dat Hij eens alle dingen nieuw zal maken. Dan is het, met andere woorden, een geheiligd verdriet. Want dan zijn er ook tijden dat de Heere wordt grootgemaakt, dwars tegen alle lijden en pijn in. Dan komt er een verlangen om Hem eens eeuwig zonder zonde groot te mogen maken

Uit dit alles kun je concluderen dat rouw zowel een opgave is (vanwege het soms bijna ondraaglijke verdriet en gemis) als een gave (omdat we dat gemis en die pijn anders nooit zouden kunnen loslaten).

Ds. Van Eckeveld: Aanvaarding in bijbelse zin is het besef dat, hoe moeilijk de weg ook is, de Heere Zich nooit vergist. Er is ook een vorm van doffe berusting. Dat is echter een bukken voor de overmacht. Je kunt er nu eenmaal toch niets aan veranderen, daarom moet je er maar in berusten. Maar dat is het niet.

Aanvaarding is wat de psalmist zong: "Heilig zijn, o God, Uw wegen; niemand spreek Uw hoogheid tegen." Daar had Aaron iets van, toen hij stond bij de ontzielde lichamen van zijn twee jongens Nadab en Abihu; "En Aaron zweeg stil." Dat was geen valse berusting, maar een Gode zwijgen. hoewel zijn hart verscheurd was van verdriet. Het was een goedkeuren van hetgeen de Heere gedaan had. ''Ik zal mijn mond niet opendoen, want Gij hebt het gedaan" (Psalm 39). Wat is het een zegen als in de moeite en het verdriet dit heilig aanvaarden wordt doorleefd. Dan is er geen opstand, maar dan geeft de onderwerping rust. Dat is niet iets, wat uit de mens opkomt, maar genade van boven. Genade uit Christus van Wie wij lezen, toen Hij voor het spottende Sanhedrin stond: "En Jezus zweeg stil".

Uit onderzoek blijkt dat de ervaring van een gebrek aan sociale steun één van de factoren is die een negatieve invloed hebben op verliesverwerking. Anderzijds blijkt de ervaring van voldoende sociale steun een belangrijke bescherming tegen negatieve gevolgen te bieden.

Dominee, ligt hier een taak voor leden uan de christelijke gemeente ?

Ongetwijfeld! Mensen kunnen het gemis van degene, die ons ontvallen is, niet vervullen. Maar toch doet meeleven, echt en hartelijk meeleven, zo bijzonder goed.

(Rouwenden voelen vaak zo scherp aan, of er sprake is van echt meeleven en niet bijvoorbeeld van nieuwsgierigheid of sensatie). Een mens is een sociaal wezen, dat wil zeggen: aangelegd op contacten met anderen, en wat is het een zegen, als binnen de kerkelijke gemeente er een hartelijk meeleven en meedragen met elkaar is. Wij lezen van de Zaligmaker, dat Hij met innerlijke ontferming over de scharen bewogen was en dat Hij weende bij het graf van Lazarus. Laten wij mogen wenen met de wenenden. Wij behoeven onze tranen echt niet te verbergen, zoals de man uit het bovenstaande verhaal aanvankelijk deed om toch vooral flink te zijn. Uit het verhaal blijkt ook, hoe belangrijk de contacten met anderen voor de diepbedroefde ouders waren. Verdriet, dat in eenzaamheid gedragen wordt, is extra zwaar.

Wat kunnen gemeenteleden concreet doen?

Allereerst natuurlijk het meeleven met elkaar in het gebed. Het is ook belangrijk voor elkaar klaar te staan als het nodig is en rouwenden te helpen, ook in allerlei praktische dingen. In het bovenstaande verhaal blijkt, dat het meeleven met degene, die zijn broer door de dood moest missen, maar kort duurde. "Vanuit de omgeving was er aandacht voor mijn verdriet. Even maar. Van mijn ouders hoorde ik, dat de ondersteuning langer duurde." Je ziet zo vaak, dat rouwenden zo spoedig weer worden vergeten. Even is er belangstelling, maar al te spoedig ebt het weer weg. Juist op langere termijn is meeleven vaak zo belangrijk. Laat het meeleven met elkaar blijvend zijn. Juist dat kan zo bijzonder pijnlijk zijn. Het is opvallend, dat mensen, die hetzelfde hebben meegemaakt, bijvoorbeeld weduwen, vaak op elkaar aantrekken; zij begrijpen elkaar, zij voelen elkaar aan. Wat kan het verkwikkend zijn, wanneer wij in ons verdriet ervaren, dat er mensen zijn, die ons begrijpen.

"Mensen zijn nietige vertroosters." Moeten ze dan tóch troosten?

Als de Bijbel zegt, dat mensen moei lijke vertroosters zijn, dan wordt dat vooral gezien in het licht van de troost, die bij de Heere te vinden is. Daarbij vergeleken is menselijke troost zo nietig. De troost van boven is oneindig veel meer dan de troost van mensen. Maar dat wil niet zeggen, dat menselijke troost onbelangrijk is. Troost bestaat niet uit een krampachtig de ander willen troosten, want dat is opgelegd en maakt het voor de ander alleen maar moeilijker. Het bestaat ook niet uit goedkope woorden, waarin ons hart niet meeklinkt. Ik denk, dat troost vooral bestaat uit een echt meeleven met elkaar. En het beste meeleven is wanneer wij voor elkaar op de knieën mogen komen, meeleven met elkaar in het gebed. Troosten betekent ook niet, dat wij altijd wat zeggen moeten. Soms kan zwijgen meer zeggen dan spreken.

Wat is troosten eigenlijk?

Van der Wal: Troosten wil eigenlijk zeggen dat er iets wordt geboden dat tegen het verdriet (een beetje) opweegt, dat het leed (enigszins) kan verzachten. Het is goed er rekening mee te houden dat een rouwende daar - hoe raar het ook mag klinken - niet altijd meteen aan toe is. Wij lezen inJer. 31: 15 dat Rachel weigert zich te laten troosten. Deze profetie slaat op de moeders van de vermoorde kinderen van Bethlehem.

Die weigering om zich te laten troosten, wijst er op dat de slag zo groot zou zijn, dat die moeders niet in staat zouden zijn om het tot zich te laten doordringen en dat ze het niet zouden kunnen aanvaarden. In dat geval is er nog geen plaats voor troost. Dan moeten we helpen om de wrede werkelijkheid eerst onder ogen te zien. Nu sprak ik over 'iets' dat tegen verdriet opweegt. Beter is het om van 'iemand' te spreken. Want we verliezen niet iets, maar iemand, een relatie. Dat betekent dat alleen een ander in staat is iets van dat verlies te compenseren. Mensen zijn daarin vaak beperkt. Het is dan ook zo rijk en 'begripvol' van de Heere dat Hij Zichzelf op meerdere plaatsen in Zijn Woord als Trooster bekend maakt. Zie bijv. Jes. 40: len51: 12.

Wie kent niet het machteloze gevoel tegenover een nabestaande, als je niet weet wat je zou moeten zeggen of wat je zou kunnen doen?

Sommige mensen hebben de neiging van alles te ondernemen naar eigen inzicht, zonder eerst goed te luisteren. Anderen ontlopen dit soort moeilijke situaties het liefst.

Kan een rouwende zelf het contact met anderen bevorderen?

Dat is een belangrijk punt. Veel mensen weten niet zo goed raad met het verdriet van een ander. Dan zie je dat ze die ander al gauw uit de weg gaan. Je kunt daar boos of verdrietig op reageren, of wachten totdat er toch iemand komt. Je kunt ook zelf naar een ander toestappen, of iemand kan daarbij helpen. Jezelf geheel voor anderen afsluiten is in elk geval niet goed.

Ik denk bijvoorbeeld aan Loes, die haar moeder had verloren en weer voor het eerst op school kwam. Buiten een enkele hartsvriendin, bleven de anderen schuchter op een afstand, niet goed wetend wat te doen. De leraar die de dag begon voelde aan dat hij niet zomaar over de wat ongemakkelijke situatie kon heenstappen. Daarom besprak hij met de klas wat er in het gezin van Loes was gebeurd en vroeg Loes of ze zelf iets wilde vertellen over de ziekte, het sterven en de uitvaart. Natuurlijk moest Loes huilen, maar ze vertelde dapper door. En natuurlijk moesten ook anderen huilen, want dat doet je wat. Maar dat is niet erg, integendeel. Tranen horen bij verdriet. En al kwam er van de les niks meer terecht, het contact tussen Loes en de klas was weer hersteld. Ze voelde zich weer opgenomen en kon het met anderen uit haar klas delen.

Wat is belangrijk in de omgang met iemand die rouwt?

Van der Wal: Dat je zo probeert te luisteren, datje een beetje voelt en weet wat het verlies voor de nabestaande betekent. En datje vervolgens probeert de ander naar vermogen daarin bij te staan. Om te kunnen luisteren moetje in elk geval het contact zoeken, tijd en aandacht geven. Luisteren is moeilijk. Vaak speelt er van alles door onze gedachten, dat het gericht zijn op de ander in de wëg staat. Of je bent zelf geblokkeerd door het verdriet, of de angst dat je iets verkeerds doet. Je kunt die gerichtheid op de ander onder andere bevorderen door jezelf steeds af te vragen of je kunt verwoorden wat die ander zegt en of je je bewust bent van de gevoelens die de ander bij je oproept. Doe je dat, dan merk je meteen dat luisteren geen ontspannen bezigheid is. Het vraagt echt inspanning.

In dat luisteren moetje vervolgens afgestemd zijn op de betekenis van het verlies voor de nabestaande. Wie was de overledene voor de nabestaande, wat deden ze samen, wat voor soort band hadden ze 7 Dat soort vragen. Zo kom je erachter wie en wat de nabestaande in de overledene mist en kun je iets invoelen van de persoonlijke emoties van de nabestaande. Dan pas ben je in staat om iemand op een gepaste manier bij te staan Een voorbeeld om het iets te verduidelijken. Henk (14) verloor niet zomaar een broer, toen Hans (18) bij een verkeersongeluk om het leven kwam. Hans was zijn enige broer, die hem altijd hielp met zijn huiswerk en hem op een natuurlijke manier stimuleerde in de moeilijke dingen. Hans was in heel veel dingen zijn grote voorbeeld. Henk was zijn stimulans en 'gids' kwijt. Het zou voor Henk heel anders zijn geweest als Hans nauwelijks naar hem om had gekeken, of zelfs regelmatig had getreiterd.

Ds. Van Eckeveld: Echt en hartelijk meeleven met de ander is van groot belang. In bijbels licht gezien is het zo belangrijk, dat de rouwende merkt, dat er in de gemeente ook voor Gods Aangezicht in het gebed wordt meegeleefd.

Zijn er ualkuilen?

Ds Van Eckeveld: Ik denk aan het gevaar, dat wij menen altijd tot rouwenden te moeten spreken. Zoals ik al gezegd heb, zwijgen kan soms zo veelzeggend zijn, samen zwijgen in een samen doorleefd verdriet, samen zwijgen in een gezamenlijk doorleefd besef, dat God gesproken heeft in de majesteit van de dood. Er zijn sterfgevallen, die zo ingrijpend zijn, dat al onze woorden teveel zijn. Daarbij kan een eenvoudig gebaar, bijvoorbeeld een hand op iemands schouder, ook veel betekenen. Ik denk ook aan het gevaar van een krampachtig en opgelegd meeleven. Dat betekent vaak alleen maar een onderstreping van de eenzaamheid en het verdriet van de ander.

Angst voor fouten kan leiden tot niets-doen. Wat is hiertegen een goede remedie ?

Ds. Van Eckeveld: Stuur dan in ieder geval een kaart als blijk van meeleven. Ook schriftelijk meeleven kan van grote waarde zijn. En als wij de rouwende een bezoek brengen, kom dan vooral zoals je bent. Schroefje niet op tot een houding, die bij de ander onecht overkomt. Buig vooral je knieën en vraag of de Heere mee wil gaan en je in het contact met de ander wil geven, watje nodig hebt.

Hoe moet je omgaan met huilen ? Een rouwdragend persoon kan ook boos zijn of agressief. Wat moetje daarmee aan?

Van der Wal: Gevoelens, welke dan ook, vragen in de eerste plaats om bevestiging en aanvaarding.

Daarmee erken je dat ze er zijn. geef je ruimte aan de persoon om ze te uiten. Je sluit er ook bij aan en dan kan er eventueel een gesprek over komen. Moeders doen dat vaak zonder er bij na te denken. Haar kleine komt hevig snikkend thuis: "Ach lieverd, moetje zo huilen (bevestiging), kom eens bij mama op schoot (erkenning en aanvaarding). Ach toch wat een verdriet! (tijd nemen om aan te sluiten, om contact te maken). Wat is er dan toch gebeurd?" (vragen naar het verhaal achter het verdriet). Bij volwassenen gaat dat met wat andere woorden en gebaren, maar het gaat om dezelfde zaken.

Aanvaarding van de gevoelens en daarmee van de persoon, hoeft overigens niet te betekenen dat de achterliggende houding van iemand kritiekloos wordt aanvaard. Bij onmatig verdriet, opstandigheid en dergelijke kan er ook een vermanend gesprek volgen. Uiteraard vraagt dat een liefdevolle houding, tact en invoelend vermogen, maar het is wel in het belang van de persoon zelf.

Hoe gaat u om met de vraag naar de eeuwige bestemming die nabestaanden bezig kan houden als ze over het antwoord in twijfel verkeren?

Ds. Van Eckeveld: Dan wijs ik op de alwetende God, Die ieders hart en leven kent en Die ook het leven van de overledene heeft gekend tot op de bodem toe. De Heere zal Zich nooit in iemand vergissen. Als er in het leven van de overledene geen getuigenis was van het werk Gods, dan moeten wij het eerbiedig voor de Heere laten liggen en niet iets maken dat er niet is. Voor ons blijft dan de roepstem: strijdt gij om in te gaan!

Hoe moet omgegaan worden met de vragen naar het "waarom"?

Ds. Van Eckeveld: Er zijn zeer ingrijpende sterfgevallen, waar mensenwoorden ten ene male tekort schieten en de vraag naar het "waarom" zo diep en klemmend kan zijn. Ik denk in dit verband dan aan het beeld van de pottenbakker en het leem, dat Paulus gebruikt in de Romeinenbrief. God is de grote Pottenbakker en wij zijn maar leem. Zou het leem de Pottenbakker kunnen begrijpen? Zou het leem tot de Pottenbakker zeggen: wat doet Gij? Heeft de Pottenbakker geen macht om met het leem te doen, wat Hij wil? En toch zegt ons Gods Woord, dat de Heere Zich nooit vergist, en dat alles wat Hij doet, wijs, goed en recht is. Het is genade daaronder te mogen buigen en te beseffen, dat de Heere overal Zijn bedoeling mee heeft.

Rouw en verdriet bij andere mensen confronteert ons met ons eigen sterven en met de diepste zin van ons leven. Dr. J. van der Wal schrijft daarover in een boekje over suïcide: "Rouw plaatst ons voor de meest fundamentele levensvragen" (Suïcide, p.76).

Wat bedoelt u hier precies mee?

Van der Wal: Als wij nadenken over de dood, kan het niet anders dan dat wij onze eigen sterfelijkheid en die van onze geliefden overdenken. Daarmee kom je aan de fundamenten van het bestaan. Wat is je afkomst, wat is je bestemming, waar leef je voor, wat is de zin van wat je doet en laat, van wat je meemaakt in het leven in het licht van je sterfelijkheid? Om die fundamentele vragen gaat het. Het is voor ons niet aantrekkelijk en gemakkelijk daar aan te denken en ook niet om daar met onze geliefden over te spreken. Toch is het goed, zegt de Bijbel, om daar niet aan voorbij te gaan (zie bijv. Ps. 90: 12).

Moeten wij onszelf voorbereiden op het verlies van geliefden? Zo nee, waarom niet?Zo ja, hoe dan?

Ds. Van Eckeveld: Hoewel wij ons er een voorstelling van kunnen proberen te maken, zullen wij nooit beseffen wat het is geliefden door de dood te verliezen, als wij het zelf niet meemaken. De werkelijkheid is altijd anders dan onze voorstellingen. Toch moeten wij leren leven bij de vergankelijkheid van het leven. Als de Heere in ons leven gaat werken met Zijn Geest, dan leren wij alles in eeuwigheidslicht te zien. Dan zullen wij ook behoefte krijgen met onze geliefden te spreken over dood en eeuwigheid. Als wij de noodzaak van bekering voor onszelf voelen, dan gaan wij die noodzaak ook voelen voor degenen, die ons lief zijn. Dan zal er ook een diep besef zijn, dat wij elkaar eens moeten loslaten, hoezeer wij ook om onze omgang met elkaar aangewezen zijn. In zeker opzicht moeten wij zo leven alsof deze dag onze laatste dag is; dat heeft te maken met onze verhouding tot de Heere, maar ook met onze verhouding tot elkaar. Zijn wij dan bereid?


Rouwrituelen

* Ten tijde van het Oude en Nieuwe Testament

De familieleden van de overledene en zij die bij de dood en begrafenis tegenwoordig waren, hielden zich aan riten, waarvan velen ook gebruikelijk waren bij grote droefheid, bij ernstige openbare rampen, of in tijden van boete. Bij de aankondiging van een sterfgeval bestond het eerste gebaar in het scheuren van de kleren. Vervolgens trok men de 'zak' aan. Dat was een lap van ruwe stof die men gewoonlijk op het blote lichaam droeg, om het middel. De naaktheid waarover Micha (1:8) spreekt betreft eerder deze geringe kleding dan totale naaktheid. Men trok zijn schoenen uit, en zette zijn tulband af. Daartegenover staat dat men zijn baard bedekte of zijn gelaat versluierde. Het is waarschijnlijk dat men zijn handen op zijn hoofd legde: in de Bijbel is dit een uiting van droefheid of schaamte en dat is ook de houding van de klaagvrouwen op sommige Egyptische reliëfs.

Men strooide aarde op zijn hoofd. Men rolde met zijn hoofd door het stof of men rolde zich er zelfs helemaal in. Men ging liggen of zitten in het as. Men schoor zich geheel of gedeeltelijk de haren en baard af en maakte inkervingen in het lichaam. Deze riten worden echter als heidense smetten afgekeurd in Lev. 19:27,28 en in Deut. 14:1. Men waste zich niet en gebruikte geen reukwerk.

Gebruiken met betrekking tot spijs en drank

David vastte een dag voor Saul en Jonathan en ook voor Abner, en men stond verbaasd dat hij dat niet deed bij de dood van zijn kind. Na het stoffelijk overschot van Saul en zijn zonen te hebben begraven, vastten de bewoners van Jabes zeven dagen. Dat is de gewone duur van de stricte rouw. De buren of vrienden brachten de familie van de overledene het brood van de rouw en de beker van vertroosting. De onreinheid die het huis van de overledene aankleefde maakte het de bewoners onmogelijk daar hun voedsel toe te bereiden.

De rouwklacht

De klaagzang over de overledene was de voornaamste rouwplechtigheid. In zijn eenvoudigste vorm was het een schreeuw, rauw en aanhoudend. Deze kreet wordt in Micha 1:8 vergeleken met het geschreeuw van de jakhals en de struisvogel: "Ach, mijn broeder!", of "Ach, mijn zuster!". De vader noemde zijn zoon bij zijn naam. Bij de dood van een enige zoon werd de klacht hartverscheurender. Deze kreten werden uitgestoten door mannen en vrouwen in aparte groepen. Het was de plicht van de naaste verwanten. Bij hen voegden zich dan de omstanders. Deze uitroepen van droefheid konden zich ontwikkelen tot een klaaglied, op een speciaal ritme gezongen. De oudste en mooiste is die welke David zong bij de dood van Saul en Jonathan. Hij maakte er ook één voor Abner. Maar gewoonlijk werden zulke klaagliederen gedicht en gezongen door beroepszangers, vooral vrouwen. Het was een vak dat zij haar dochters leerden. Er waren vaste schema's en een repertoire van de meest voorkomende motieven, die dan door de klaagvrouwen op de overledene werden toegepast. Bij de profeten vindt men nabootsingen van die rouwklachten, die zij gebruikten om de rampen te schilderen van Israël, zijn koningen of vijanden (zie het boek Klaagliederen).

Men beschouwde deze plechtigheden als een plicht jegens de overledenen, als een daad van piëteit. Voor de kinderen maakten die riten deel uit van de plichten jegens hun ouders, hun door de Tien Geboden voorgeschreven. Men eerde de doden, maar men vereerde ze niet, zoals de heidenen.

(Bron: Dr. R. de Vaux, Hoe het oude /sraë/ leefde; deel 1,3e druk, W/risters Utrecht 19/8 / zie voor bi/beftorencfe tete(verwiyz/ng en p. 113-117)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1994

Mivo +16 | 24 Pagina's

3. Hoe Moet Je Omgaan Met Iemand Die Rouwt?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1994

Mivo +16 | 24 Pagina's