JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Augustinus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Augustinus

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kerntekst: Lukas 15:24a "Want deze mijn zoon was dood, en is weder levend geworden; en hij was verloren, en is gevonden."

Het is stil in het grote huis van Patricius. Slaven doen zo geruisloos mogelijk hun werk. In één van de vertrekken, die aan de open binnenplaats grenzen, ligt een jonge vrouw op een rustbank. In haar armen heeft ze haar pasgeboren kind. Patricius buigt zich over haar heen. "Een zoon, Monica, we hebben een zoon gekregen. Aurelius Augustinus moet hij heten. Ik hoop dat hij later roem en eer zal ontvangen." Even kijkt Monica op. "Nee Patricius", zegt ze, "ik hoop dat hij een goed christen zal zijn, dat hij de Heere zal liefhebben." "Ach wat", zegt Patricius en keert zich om. Monica kijkt hem verdrietig na als hij naar buiten loopt. Het is altijd al moeilijk geweest: hij een heiden, zij een christin. Hoe moet dat nu met dit kind? Welk voorbeeld zal het volgen? In haar nood vouwt ze haar handen en bidt: "Heere wilt U dit kind genadig zijn, wilt U het bekeren en mag het Uw knecht worden?"

Het is stil in het grote huis van Patricius. Met de handen voor zich gevouwen staat de slaaf zwijgend voor Monica. "Wat is er gebeurd Sapidus? Heeft Augustinus weer iets verkeerds gedaan?" De slaaf knikt. "We hadden koeken gebakken en een groot deel daarvan is nu verdwenen. Ik heb uw zoon zien weglopen met iets onder zijn kleed." Monica zucht. "Breng hem bij me zodra hij thuiskomt." Na een buiging keert de slaaf zich om. Monica kijkt hem na. Wat moet er van haar zoon terecht komen? Hoe groter hij wordt, hoe meer kattekwaad hij gaat uithalen. Op school gaat het ook al niet veel beter. Ze vouwt haar handen en bidt: "Heere wilt U hem genadig zijn?"

Het is stil in het stadje Thagaste. De zon laat haar laatste stralen op de kleine huizen vallen. Nog even en het is donker. Over het marktplein slentert een groep jongens. Voorop loopt de 15-jarige Augustinus. Hij verveelt zich. Al bijna een jaar is hij van school af en zijn vader wil nu dat hij naar Carthago gaat om verder te leren, maar hij heeft nog geen geld genoeg. Daarom hangt Augustinus elke dag wat rond in Thagaste. Opeens beginnen zijn ogen te glinsteren. Ja, dat is een leuk plan. "Jongens", roept hij, "wie gaat er mee naar de boomgaard daar in de verte? Dan gaan we de perenbomen eens leegplukken. Dan hoeft de baas van de boomgaard niet zoveel meer te doen." Een gejuich gaat op en even later slaan ze hun armen al om de takken en klimmen omhoog. Augustinus ook. Hij geniet van het prachtige spel. Wat zal de boer opkijken als hij ziet, dat de bomen al bijna leeggeplukt zijn! Even later ligt de boomgaard er weer verlaten bij. De weg is bezaaid met peren. Augustinus loopt fluitend naar huis. Gauw gooit hij de laatste peer weg voordat hij naar binnen stapt. "Je bent laat, jongen", zegt Monica, "waar ben je geweest?" "Och niks moeder, gewoon met m'n vrienden mee". "Jullie hebben toch niets verkeerds gedaan, want ik ken jou en je vrienden", zegt Monica. Even kijkt Augustinus in de ogen van zijn moeder. Hij schrikt van het verdriet dat daarin te zien is. Als moeder zo kijkt, wordt hij onrustig. Met een ruk keert hij zich om en loopt naar zijn kamer. Maar het lijkt wel alsof de ogen van moeder hem volgen. In het duister op de binnenplaats zit Monica. Ze heeft haar handen gevouwen en stort haart hart uit voor de Heere: "Wees mijn zoon genadig."

In de vroege morgen gaat de poort van huis van Patricius open. Een jongen met een muildier aan zijn hand stapt naar buiten. Even later komen ook een man en en een vrouw het huis uit. De man legt zijn hand op de schouder van de jongen. "Zul je hard werken mijn zoon? Alleen als je dat doet, zul je nog eens roem en en eer krijgen." "Ja vader", zegt Augustinus zacht. Dan stapt hij naar zijn moeder. Ze slaat haar armen om zijn hals. "Zul je hard leren en zul je voorzichtig zijn jongen? Er zijn veel dingen in die grote stad die je van de Heere vandaan zullen trekken, maar zul je Hem niet vergeten? Ik zal voor je blijven bidden." Dan klimt Augustinus op zijn muildier. Daar gaat hij, op reis naar Carthago. Eindelijk kan hij aan zijn studie beginnen. Vader had nog wel geen geld genoeg, maar een rijke man heeft aangeboden om zijn studie te betalen. Wat zal hem allemaal te wachten staan in die grote stad? Hoe zal het gaan met zijn studie (retorika). Zal hij veel vrienden krijgen? Er zal in elk geval genoeg te beleven zijn in Carthago.

Het is vele jaren later. Voor het raam van een huis in Carthago staat Augustinus. Hij is inmiddels 29 jaar. Onrustig dwalen zijn ogen over het plein vlak voor hem. Mensen lopen voorbij, maar hij ziet hen niet; een koopman schreeuwt, maar hij hoort het niet. Waarom is er toch steeds zo'n knagende onrust in zijn hart? Hij heeft toch alles gekregen wat hij graag hebben wilde? Hij heeft veel vrienden, een vrouw met wie hij samenwoont, een zoon, roem en eer. En toch is zijn hart onrustig. Hij heeft geprobeerd het kwijt te raken door hard te werken, door uitbundig feest te vieren, maar het hielp allemaal niets. Ja, er is wel iemand die de rust heeft in haar hart waar hij zo naar verlangt. Dat is zijn moeder. Sinds zijn vader gestorven is, woont ze bij hem. Elke keer valt het hem weer op: zij heeft een rust die hij niet kent. Ze vindt het bij de Heere, in Zijn Woord, zegt ze. En daarom heeft hij ook eens in de Bijbel gelezen, maar wat is dat tegengevallen: het was helemaal niet mooi geschreven en veel te eenvoudig. Nee, ook al vindt zijn moeder misschien rust in de Bijbel, hij niet. Zou er dan niemand zijn die antwoord weet op de vragen die hem bezighouden? Dan komt er opeens een plan in hem: als er niemand in Carthago woont die hem kan helpen, misschien is er dan wel iemand in Rome. In die grote stad wonen immers heel veel geleerde mensen. Met een ruk keert hij zich om en loopt de kamer uit, maar het plan laat hem niet meer los. Hij hoopt dat zijn moeder het niet zal merken, want hij heeft helemaal geen zin om haar mee te nemen. Bovendien zal zij hem steeds waarschuwen. Toch lukt het Augustinus niet om het plan verborgen te houden. "Augustinus, mijn zoon", zegt Monica, "ik smeek het je, blijf toch hier. Hier kan ik nog met je praten over de Heere, maar als je bij mij vandaan gaat, kan dat niet meer." De smekende ogen van zijn moeder doen Augustinus pijn, maar toch zegt hij beslist: "Ik ga." Hij zoekt zijn spullen bij elkaar en gaat naar de haven. Monica kan hem niet laten gaan en volgt hem. Bij de haven vraagt ze het nog een keer: "Blijf toch hier. Als je toch gaat, ga ik ook mee." Augustinus schrikt: zijn moeder mee? Dat nooit. Hij moet iets verzinnen om haar weg te krijgen. Wacht, hij weet het al. "Moeder", zegt hij, "ik vaar niet naar Rome, maar ik wil nog een jpoosje bij een vriend zijn, die vannacht wegvaart. Wees nu maar niet bang. Ik blijf hier. Ga maar slapen in de kapel bij de haven." Even kijkt Monica Augustinus aan. Zou het waar zijn? Dan keert ze zich om en loopt langzaam weg. In diezelfde nacht blaast de wind de zeilen bol van een schip dat langzaam uitvaart. Op het dek staat Augustinus. Hij is toch op reis naar Rome.

Naast een pilaar in de kerk van Milaan staat Augustinus. Hij is alweer een poosje in deze stad. Na een kort verblijf in Rome is hij hierheen gegaan om z'n brood te verdienen met lesgeven. Sinds kort is zijn moeder bij hem. Ondanks zijn bedrog, heeft ze hem toch niet in de steek gelaten, maar is hem gevolgd. Daar staat hij nu. Zijn ogen zijn strak gericht op bisschop Ambrosius. Eerst kwam hij alleen maar om te horen hoe mooi hij kan spreken, maar de laatste tijd luistert hij meer waar wat Ambrosius zegt. En toch heeft Augustinus nog geen rust gevonden. Met een hart vol vragen zit hij een poosje later met een vriend in de tuin. Ze hebben het net gehad over een groepje jonge mensen dat de Heere is gaan dienen. Opeens staat hij op en zegt verdrietig: "straks zullen eenvoudige mensen wel het Koninkrijk der hemelen ingaan en ik niet." Onder een vijgenboom in zijn tuin valt hij neer. "O God", zucht hij, "hoe lang nog? Waarom nu niet?" Opeens, hoor, daar zingt een kind. Op zijn knieën luistert Augustinus: "Tolle lege, tolle lege." (neem en lees). Verbaasd kijkt hij om zich heen. Dat zingen komt uit de tuin hiernaast. Het zal wel bij een spel horen, maar welk? Hoe hij ook nadenkt, hij weet het niet. Dan dringt het opeens tot hem door dat de Heere hier iets mee bedoelt.

Zijn blik valt op en tafeltje en op de Bijbel, die daarop ligt, open bij Rom. 13. Zijn oog valt op vers 13: "Laat ons, als in de dag, eerlijk wandelen; niet in brasserijen en dronkenschappen, niet in slaapkameren en ontuchtigheden, niet in twist en nijdigheid." Dit woord raakt hem tot in het diepst van zijn ziel. Hier wordt hij veroordeeld. "Heere", zucht Augustinus, "dat heb ik juist allemaal gedaan. Hoe vaak heb ik niet uitbundig feest gevierd en was ik dronken? Ik leef met een vrouw, maar ben niet met haar getrouwd. Hoeveel keer ben ik niet kwaad weggelopen als mijn moeder mij weer waarschuwde. Heere, ik heb gedaan dat kwaad is in Uw ogen."

Dan ziet Augustinus tot zijn grote verwondering ook wat er in het volgende vers staat: "Maar doet aan de Heere Jezus Christus, en verzorgt het vlees niet tot begeerlijkheden." Het is alsof de Heere zegt: Augustinus, verlaat je zonden en kom tot Mij. Bij Mij is redding, bij Mij is rust. Dat is het nu juist waar hij zo naar verlangt: rust voor zijn ziel. "Heere", bidt hij, "vergeef mij mijn zonden en geef dat ik rust mag ontvangen, rust in U." Zo worstelt Augistunus om genade. En de Heere verhoort zijn gebed. Een wonderlijke vrede daalt in zijn hart. Hij mag weten dat de Heere al zijn zonden vergeven heeft. De Heere geeft hem rust.  Augustinus kan zijn mond niet houden en hij vertelt van het grote wonder aan zijn vrienden, maar vooral aan zijn moeder. Wat een blijdschap. "Mijn zoon was verloren", zegt Monica, "maar is gevonden. Tweeëndertig jaar heb ik er om gesmeekt en nu heeft de Heere mijn gebeden verhoord. Wat is God goed."

Het is stil in de grote kerk van Hippo Regius. Bij een raam staat Augustinus. Onafgebroken kijkt hij naar de oude bisschop Valerius, die op de preekstoel staat. Even dwalen zijn gedachten af. Hoe lang is hij nu alweer terug in Afrika? Twee jaar, drie jaar? Na zijn bekering is hij niet lang meer in Milaan gebleven. Hij wilde weer terug naar zijn vaderland om daar samen met wat vrienden de Bijbel te gaan onderzoeken. Op de terugweg is zijn moeder, die zoveel jaar voor hem gebeden heeft, gestorven. God heeft haar thuis gehaald in de eeuwige heerlijkheid.
Opeens schrikt hij op uit zijn gepeins. Waar heeft de bisschop het nu over? Moet er een presbyter (ouderling) komen om hem te helpen met preken, omdat hij te oud is? Geschrokken luistert hij verder. Als het volk hem maar niet roept. Hij wil veel liever rustig met zijn vrienden de Bijbel onderzoeken. Maar het is al te laat. Alle ogen richten zich op hem en een stem roept: "Augustinus zal onze presbyter zijn." Meerdere stemmen volgen en tenslotte roept heel de gemeente: "Augustinus zal onze presbyter zijn." Wanhopig kijkt hij rond. Hij wil dit helemaal niet; hij wil een rustig leven hebben. Maar het volk blijft roepen. Tenslotte kan Augustinus niet langer weigeren. Hij begrijpt dat niet het volk hem roept, maar eigenlijk de Heere en tegen Zijn wil kan en mag hij niet ingaan. Zo verandert er veel in Augustinus' leven. De tijd dat hij zich rustig kon terugtrekken is voorbij. Het wordt nog drukker als Valerius sterft. Want dan wordt Augustinus bisschop. Hij moet preken, mensen bezoeken en ontvangen, boeken schrijven tegen dwaalleraars. Hij ziet grote gevaren die de kerk bedreigen. Hij hoort van mensen die zeggen dat de mens zonder zonde geboren wordt en dat je zelf kunt kiezen of je zondigen wilt of niet. Hij hoort dat deze Pelagianen ook zeggen dat Jezus alleen maar gekomen is om een goed voorbeeld te geven. Wie nu dat voorbeeld maar volgt, kan zelf de zaligheid verdienen. Augustinus gaat er tegenin in zijn brieven, boeken en preken. Telkens weer zegt hij dat de mens in zonden geboren wordt en dat de Heere Jezus gestorven is om voor de zonden van Zijn kinderen te betalen. Augustinus werkt hard. Vaak gaat hij zelfs 's nachts door, want het gaat om de Naam van zijn Koning.

Om de muren van Hippo Regius ligt een ring van soldaten. Al drie maanden lang proberen deze Vandalen onder leiding van hun koning Geiserik de stad in te nemen. Het is hun nog niet gelukt, want er wordt hardnekkig tegenstand geboden. En terwijl de belegering voortduurt, ligt in een kleine kamer een zieke man. Het is Augustinus. Hij laat zijn ogen glijden over wat vellen papier die zijn vrienden aan de muur hebben opgehangen. Daarop staan boetpsalmen van David. "O HEERE, straf mij niet in Uw grote toorn, en kastijd mij niet in Uw grimmigheid." "Haast U tot mijn hulp, HEERE, mijn heil!"

Augustinus voelt het: van dit ziekbed zal hij niet meer opstaan. En daarom belijdt hij met David zijn zonden. Om zijn bed staan zijn vrienden. Ze weten het: nog even en Augustinus zal niet meer op aarde zijn. Ze vouwen hun handen en bidden of de Heere zijn ziel genadig wil zijn. Dan, terwijl op de muren van de stad gevochten wordt, sterft Augustinus. Zijn werk hier op aarde is afgelopen. Hij mag ingaan in de rust die overblijft voor ieder die de Heere liefheeft.

Zou je die rust en vrede ook niet zoeken? Het is te krijgen, want die God van Augustinus leeft nog. Hij wil nog steeds zondige mensen uit genade bekeren. Zoek de Heere daarom, terwijl Hij te vinden is en roept Hem aan terwijl Hij nabij is. De verloren zoon keerde terug naar de vader. Mag van jou ook al gezegd worden: dat meisjes of die jongen was verloren, maar is gevonden?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1989

Mivo -12 | 20 Pagina's

Augustinus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1989

Mivo -12 | 20 Pagina's