JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

II. Ontstaan

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

II. Ontstaan

10 minuten leestijd

Om de Dordtse Leerregels (D.L.) te kunnen begrijpen, is kennisname van de historische achtergrond van dit belijdenisgeschrift geen overbodige zaak. Niet ten onrechte dragen de D.L. ook wel de naam "De Vijf artikelen tegen de Remonstranten". Daarin wordt uitgedrukt dat in dit geschrift de leer van de Remonstranten bestreden wordt. 

Arminius wordt wel de vader van het Remonstrantisme genoemd. Jacobus Arminius (overleden 1609) studeerde onder andere bij Beza (de opvolger van Calvijn) te Genève. Toen hij zich later als predikant in Amsterdam vestigde, keerde hij zich af van de leer van Calvijn en Beza. In preken over Rom. 7 tot 13 bleek overduidelijk dat hij de oorzaak van de verkiezing zocht in het goed gebruik van 's mensen vrije wil. 

Nu was er van meet-af-aan in de dagen van de hervorming in ons land een liberale onderstroom aanwezig, die later een toebereide akker bleek te zijn voor wat de Remonstranten leerden. Een felle strijd ontbrandde in Leiden tussen Arminius, die daar sinds 1603 hoogleraar was, en Franciscus Gomarus (overleden 1641). Na de dood van Arminius zetten Episcopius en Uytenbogaert de strijd voort. 

 

De Remonstrantie 

In het jaar 1610 bracht de raadspensionaris Johan van Oldenbarneveldt de Arminiaanse woordvoorders ertoe hun overtuiging in vijf artikelen samen te vatten. Op een geheime vergadering te Gouda werd deze zogenaamde "Remonstrantie" opgesteld. Voor een goed verstaan van de D.L. is een zekere kennis van het Remonstrantse standpunt onontbeerlijk. 

De inhoud van deze vijf artikelen kan als volgt worden samengevat: 

1. God heeft van eeuwigheid onveranderlijk in Christus besloten uit het menselijk geslacht degenen die door de Heilige Geest in Christus geloven, zalig te maken; daarentegen de onbekeerden en ongelovigen onder de toorn te laten en te verdoemen (Joh. 3:36). 

Toelichting: De verkiezing wordt bij de Remonstranten gezien als een vrucht van het geloof. Bovendien wordt de "genade" bedoeld als medewerkend en niet als alleswerkend (zie verder art. 3 en 4). 

2. Jezus Christus, de Zaligmaker van de wereld, is voor alle mensen gestorven. Hij heeft voor alle mensen de verzoening en vergeving van zonden verworven; alleen de gelovigen genieten deze vergeving van zonden (Joh. 3:16 en 1 Joh. 2:2).

Toelichting: De algemene verzoening komt hierin naar voren: Christus heeft niet alles volbracht. Van de zijde van de mens moet de gewilligheid, om de zaligheid aan te nemen, daarbij komen. 

3. De mens heeft het zaligmakend geloof niet van zichzelf, "noch van zijn vrije wil, alzo hij in de staat der afwijking en der zonde, niets goeds, dat waarlijk goed is (gelijk inzonderheid is het zaligmakend geloof) uit en van zichzelven kan denken, willen of doen, maar dat het nodig is, dat hij van God in Christus, door Zijn Heilige Geest, worde herboren of vernieuwd, in zijn verstand, affectie of wil en alle krachten, opdat hij het ware goed terecht moge verstaan, bedenken, willen en volbrengen". 

Toelichting: Op de eerste oogopslag lijkt dit artikel in overeenstemming met de Schrift. Maar uit artikel 1 en 4 blijkt dat de Remonstranten de genade zien als medewerkend. De inhoud van dit artikel kan duidelijk gemaakt worden aan de hand van een voorbeeld: Iemand ligt in het water en kan zichzelf niet redden. Een ander persoon die langs de kant staat, reikt hem een stok aan. Hij grijpt de stok en komt behouden aan de kant. Hij kon zichzelf onmogelijk redden. Hij had de man nodig die hem de stok aanreikte. Hij moest echter wel de stok grijpen en blijven vasthouden. De Schrift leert ons echter dat de gehele redding, ook de kracht en de gewilligheid, Gods werk is. 

4. De genade is het begin, de voortgang en de volbrenging van al het goed. De wedergeboren mens kan zonder deze voortgaande, opwekkende, volgende en medewerkende genade niets goeds doen, denken of willen. De wijze waarop Gods genade in Christus werkt, is niet onwederstandelijk, want er staat van velen geschreven dat ze de Heilige Geest wederstaan (Hand. 7). 

Toelichting: In dit artikel wordt gesproken over de "medewerkende genade" in plaats van de "alleswerkende genade". Vandaar dat de Remonstranten ook kunnen zeggen dat de genade niet onwederstandelijk is. Bij de mens is volgens hun een vermogen aanwezig om de genade te weerstaan. Dat dit onschriftuurlijk is, blijkt o.a. uit de tekst: "Het is God Die in u werkt, beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen" (Fil. 2:13). 

5. Ware gelovigen kunnen de tegenwoordige wereld weer liefkrijgen, de genade verwaarlozen en het beginsel in Christus verliezen.

Toelichting: Hierin wordt gezegd dat er een afval der heiligen bestaat. De Heere zal echter nooit laten varen het werk Zijner handen. Zie o.a. Joh. 10:28 en 29. 

In deze Remonstrantie werd tevens gevraagd om een herziening (revisie) van de belijdenis (N.G.B.) en van de Heidelbergse Catechismus. Op 14 januari werd deze acte aan de Staten van Holland en West-Friesland aangeboden. 

 

De Contra-Remonstrantie 

Tijdens een konferentie in Den Haag in 1611 presenteerden de tegenstanders van Arminius een Contra-Remonstrantie. Wat betreft het verzoek tot herziening van de belijdenis en de Catechismus vroegen ze om het houden van een nationale synode. Daama volgde uiteenzetting van de prediking in de gereformeerde kerken. Deze uiteenzetting kan als volgt worden samengevat: 

1. In Adam ligt het gehele menselijk geslacht verloren. Uit dit verderf verlost God een zeker aantal mensen, die Hij in Zijn eeuwige en onveranderlijke raad uit enkel goedertierenheid naar Zijn welbehagen uitverkoren heeft. 

2. Voor Gods uitverkorenen zijn niet alleen te houden de volwassenen die in Christus geloven en die waardiglijk het evangelie wandelen, maar ook de kinderen des verbonds, zolang als zij met de daad niet het tegendeel bewijzen. Daarom behoeven gelovige ouders niet te twijfelen aan de zaligheid van hun jongstervende kinderen. 

3. God heeft in Zijn verkiezing niet gezien op het geloof of de bekering van de uitverkorenen. 

4. Om de uitverkorenen zalig te maken, heeft Hij Zijn Zoon gezonden. Christus' lijden is genoegzaam tot betaling voor de zonden van alle mensen, maar heeft alleen in de uitverkorenen en ware gelovigen zijn kracht tot verzoening en vergeving der zonden. 

5. God laat daartoe Zijn Evangelie prediken. De Heilige Geest werkt uiterlijk door de prediking en inwendig door een bijzondere genade in de harten van de uitverkorenen zodat ze vernieuwd worden en de macht ontvangen zich te bekeren en te geloven. 

6. De Heilige Geest onderhoudt en bewaart de uitverkorenen en deze Geest is door hen nooit meer te verliezen. 

7. De ware gelovigen mogen uit deze leer geen oorzaak nemen om zorgeloos in de boze lusten van het vlees te leven. Want die in Christus geloven, brengen werken der dankbaarheid voort en gevoelen dat God in hen werkt beide het willen en het volbrengen naar Zijn welbehagen.

 

De Dordtse Synode 

Het duurde nog jaren voor de twistpunten tussen Remonstranten en Contra-Remonstranten op een synode beslecht werden. Na veel strijd kwam te Dordrecht halverwege het jaar 1618 een nationale synode samen. Na een tijdrovende diskussie over de bevoegdheid van de synode, moesten de Remonstranten een samenvatting van hun gevoelens aan de synode voorleggen. Zij weigerden dit en wensten niet als gedaagden behandeld te worden. Zij wilden een vrije diskussie. 

De synode, onder het voorzitterschap van Johannes Bogerman, was niet van plan een mogelijke herziening van de belijdenis op haar agenda te zetten. Toen de Remonstranten een beslissing hierover wilde verhoeden, gelastte Bogerman hen de vergadering te verlaten: "Gij wordt ontslagen, gaat heen, gaat heen" (Dimittimini, ite, ite!). 

Nu kon hun leer worden onderzocht. De synode was eenstemmig in haar oordeel over de artikelen van de Remonstranten. Bogerman diende een concept in voor de opstelling van leerregels die gericht waren tegen de  remonstrantse leer. Op de 28e zitting van de Synode (25 maart 1619) werd een kommissie benoemd. Deze kommissie bestond uit Johannes Bogerman, Jacobus Rolandus (predikant van Amsterdam), Herman Faukelius (predikant van Middelburg), Polyander, Walaeus, Trigland en uit het buitenland de bisschop van Llandaff, Scultetus uit Heidelberg en Giovannis Diodatie uit Genève. 

Op 16 april begon de bespreking van hun voorstel. Tijdens deze bespreking kwamen er nog verschillende tegenstellingen naar voren. Op 23 april werden alle leerregels aanvaard en door binnen- en buitenlandse theologen ondertekend. Hierna hield de vergadering zich nog bezig met de teksten van de (geloofs)belijdenis en de Catechismus. Als Drie Formulieren van Enigheid golden voortaan de Nederlandse Geloofsbelijdenis, de Heidelbergse Catechismus en de Dordtse Leerregels of de Vijf Artikelen tegen de Remonstranten. De ambtsdragers waren verplicht door ondertekening hun instemming met deze belijdenissen te  bevestigen. 

 

Infra- en supralapsarisme 

De synode van Dordrecht wist dat er ook in haar midden wel verschillen van inzicht waren op bepaalde punten van de uitverkiezingsleer. Enerzijds waren er de supralapsariërs en anderzijds de infralapsariërs. Zij verschilden van mening in de opvatting over de rangorde van Gods besluiten. 

De infralapsariërs, ook wel genoemd "de benedenvaldrijvers", waren van mening dat God eerst besloten had om de mens te scheppen in een staat waarin hij kon zondigen en niet-zondigen. God wist dat de mens in zonden zou vallen. Uit het gevallen menselijk geslacht besluit God om sommigen te verkiezen en anderen in hun val te laten liggen. Bij dit standpunt is de verkiezing dus geplaatst beneden de val (infra=onder en lapsus = val). 

De supralapsariërs, ook wel bekend als de "bovenvaldrijvers", keren deze rangorde om. Volgens hen heeft God eerst besloten om te verkiezen en te verwerpen. Hierná heeft God besloten om de mens te scheppen, zodanig dat hij niét vallen móet, maar wel vallen kón. Hier wordt de verkiezing en de verwerping geplaatst boven de val (supra=boven).

We krijgen dan zo het volgende schema: 

Infralapsariërs: 1. schepping  2. de zondeval 

Supralapsariërs: 1. verkiezing en verwerping  2. de zondeval

Lubbertus, Polyander, Walaeus, Thysiusm en de meeste binnenlandse afgevaardigden stonden achter het infralapsarisme dat vooral wijst op de verkiezing als een daad van Gods genade en op de diepte van de menselijke schuld. Gomarus, Hommius, Voetius en Trigland verdedigden het supralapsarisme dat vooral wijst op de verheerlijking van Gods deugden in de openbaring van Zijn barmhartigheid en gerechtigheid. 

De synode vermeed welbewust om een uitspraak te doen in deze zaak. Beide opvattingen bedoelen het soeverein welbehagen van God; beide bestrijden de wortels van het pelagianisme en remonstrantisme; beide verwerpen de opvatting dat het geloof de oorzaak van de verkiezing is. Opvallend is wel dat de Dordtse Leerregels zijn opgesteld in een min of meer infralapsarische formulering (D.L.: I, 7,10). 

 

De Epiloog 

Afzonderlijk overwoog de Dordtse Synode de vraag of de Leerregels ook een afkeurend oordeel moeten uitspreken over bepaalde aanstootgevende uitdrukkingen, waarvan sommige gereformeerde theologen zich bedienden. De kommissie ontwierp toen een epiloog.

In gewijzigde vorm is dit besluit aan de vijf hoofdstukken van de D.L. toegevoegd. Daarin worden een aantal onware beschuldigingen afgewezen. Het ging daarbij om beschuldigingen die door de remonstranten tegen de gereformeerde leer waren ingebracht. Daartegenover verklaarde de synode dat de leer van de gereformeerde kerken wordt weergegeven in de belijdenisgeschriften. 

Om over het geloof van deze kerken juist te oordelen, moet men zich niet beroepen op persoonlijke uitspraken van sommige leraren, maar op de officiële belijdenisgeschriften. 

Tenslotte vermaande de Synode alle dienaars van het evangelie "...dat zij met de Schrift naar de regelmaat des geloofs niet alleen gevoelen, maar ook spreken; en eindelijk van al zulke wijzen van spreken zich onthouden, die de palen van den rechten zin der Heilige Schrift, ons voorgesteld, te buiten gaan, en die den dartelen Sophisten rechtvaardige oorzaak geven mochten, om de leer der Gereformeerde Kerken te beschimpen of ook te lasteren." 

 

Gezag in het buitenland 

De direkte uitwerking van de Dordtse Leerregels bleef vrijwel beperkt tot Nederland. De synode van de franse gereformeerden te Alais nam de leerregels in 1620 over en stelde de ondertekening ervan verplicht. In Zwitserland werden de Dordtse Leerregels slechts gezien als een verhandeling over de teksten uit de Bijbel die gaan over de uitverkiezing en de verwerping, en niet zozeer als geldig dogma. De reformatorische kerken in Duitsland (de Lutherse) en in Engeland (de Anglicaanse) zijn een andere opvatting over de predestinatieleer toegedaan. Het geschil met de Remonstranten schept voor degenen die buiten de calvinistische kerken staan, de indruk dat de leer van de verkiezing en verwerping de kern van de gereformeerde theologie is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

Mivo +16 | 44 Pagina's

II. Ontstaan

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

Mivo +16 | 44 Pagina's