Het zoeken van de Heere
Josia was acht jaren oud, toen hij koning werd, en regeerde een en dertig jaren te Jeruzalem. En hij deed dat recht was in de ogen des HEEREN, en wandelde in de wegen van zijn vader David, en week niet af ter rechterhand, noch ter linkerhand. Want in het achtste jaar zijner regering, toen hij nog een jongeling was, begon hij den God zijns vaders Davids te zoeken (2 Kron. 34:1-3a).
De Heere Jezus heeft gezegd in de Bergrede: Maar zoekt eerst het koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid en al het andere zal u worden toegeworpen (Matth. 6:33).
Eerst, dat betekent vóór alle dingen en zeker ook in onze jonge jaren. Dit lezen we van de jonge koning Josia, die nog maar acht jaar oud was, toen hij koning in Jeruzalem werd. Hij leefde in een hofhouding, waar het ware dienen van de Heere zo ver weg was. Toen deze jonge koning zestien jaar oud was begon hij de Heere te zoeken. De Heere Zelf maakte een goddelijk begin in zijn leven. Daar komt het ook op aan. En waar de Heere dit wondere werk van Zijn genade verheerlijkt in ons hart wordt de brug naar de wereld opgehaald. Dan gaat het ons om de gunst en de nabijheid van de Heere. Dat wordt dan ook het belangrijkste in ons leven.
Zoeken, dat veronderstelt missen. Wanneer de Heere ons bekeert, dan gaan we zien dat we God kwijt zijn. Dit geeft zo’n smartelijk gemis in het hart. De Heere te moeten missen en niet meer te kunnen missen. Jonge mensen, ken je hier wat van? Vanwege dit Godsgemis telkens maar je knieën buigen? Dat er in je hart een heimwee en stil verlangen naar de Heere is gekomen. En het de beleving van het hart is geworden: Gods volk is zo gelukkig en ik ben zo ongelukkig, want door mijn zonde is er de scheiding tussen God en mijn ziel. En toch, al is het al eigen schuld en kan de heilige rechtvaardige God geen gemeenschap hebben met zo’n zondig mensenkind, als we de Heere moeten missen, missen we alles. Dan gaat de glans van de wereld er wel af, omdat het je hart niet meer kan vervullen en zo betrekkelijk wordt in het licht van de eeuwigheid.
De jonge Josia had voor het tijdelijke al wat het hart van een mens kan begeren, maar hij werd zo nameloos ongelukkig omdat hij God kwijt was.
Daarom, jongeren (en ouderen), leg je hart er eens naast? Dat missend, zoekend, smekend en worstelend leven aan de genadetroon bij dagen en bij nachten, is dat ook jouw leven? Is het de vertolking van je hart, mijn ziel dorst naar God, de levende God, zoals we lezen in Psalm 42? Om geen rust voor mijn ziel te hebben eer ik Hem mag kennen, Die gezegd heeft: Ik ben de Weg en de Waarheid en het Leven; en niemand komt tot de Vader dan door Mij. Houd dan maar aan, want die Hem zó mogen zoeken, zijn al van Hem gevonden. En worden om Christus’ wil op Zijn tijd verhoord.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 oktober 2017
Daniel | 32 Pagina's