JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Twee koffers vol

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Twee koffers vol

Carl Friedman

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van de zes miljoen Joden die in de Tweede Wereldoorlog het leven lieten door het gewelddadig regime van Hit-Ier, kunnen we beslist niet zeggen dat ze spoorloos van de aardbodem verdwenen zijn. Ze leven nog voort in de gedachten van de overlevenden, al wordt die groep steeds kleiner. Soms komen ze opeens weer in het nieuws, zoals bijvoorbeeld door de uitlatingen van Gretta Duisenberg, die op aanstootgevende wijze aandacht vroeg voor het Palestijnse probleem en daarvoor wel zes miljoen handtekeningen wilde ontvangen.

Maar ook in de literatuur blijken deze slachtoffers van de oorlog nog altijd te leven. Dat is eigenlijk vanzelfsprekend. Literatuur is de spiegel van de tijd. Wat in onze maatschappij gebeurt en wat voor de mens in de samenleving vragen oproept, wordt in de literatuur aan de orde gesteld. Door het Israëlisch-Palestijnse probleem wordt de herinnering aan de geschiedenis van het Joodse volk steeds weer opgeroepen. De schrijfster Marga Minco heeft in al haar werk geworsteld met het probleem van de holocaust en vooral met het probleem van de overlevenden. En haar werk is niet het enige waarin dat gebeurt. Zo is het ook in de roman Twee koffers vol van de schrijfster Carl Friedman.

Zij debuteerde in 1991 met de roman Tralievader, waarin een kind tevergeefs probeert door te dringen in het kampverleden van haarvader. In de roman Twee koffers vol speelt opnieuw de Tweede Wereldoorlog met de naweeën daarvan een rol. De hoofdlijn in het verhaal wordt echter gevormd door de gebeurtenissen rondom een orthodox Joods jongetje, dat in de laatste jaren van de twintigste eeuw opgroeit in de orthodoxe jodenbuurt van Antwerpen. Het boek verscheen in 1993, ik heb de zestiende druk uit 2001 gelezen. Dat geeft wel aan dat baar boek veel belangstelling geoogst heeft.

Het boek laat zich gemakkelijk lezen. Het verhaal speelt zich in grote lijnen chronologisch af; de schrijfster maakt niet veel gebruik van flashbacks. Wel kom je er regelmatig wat bespiegelingen en korte beschouwingen van de ik-verteller in tegen. Die storen echter niet in het verhaal, maar roepen juist allerlei vragen op, die ook de reformatorische lezer zullen boeien. Ik kom daarop nog terug.

Hoofdpersoon in het boek is de Joodse studente filosofie, Chaja. Zij studeert niet zo hard en zoekt een bijbaantje als 'promeneuse' (wandelmeisje, kindermeisje). Eigenlijk moet ze in het gezin Kalman zorgen voor de tweeling Tzivja en Esja (vijf maanden oud), maar ze hecht juist heel sterk aan het vierjarige jongetje Simcha, dat nog niet zindelijk is en daarom veel geplaagd wordt door zijn oudere broers (van zes en acht jaar). Verder werkt ze nog bij een bloemist die onder andere gespecialiseerd is in grafkransen.

De titel van dit boek verwijst naar de nogal wonderlijke figuur van haar vader. Die is steeds druk bezig met het zoeken naar twee koffers, die hij in de oorlog heeft begraven in een buitenwijk van Antwerpen. Er zaten boeken, een viool en foto's in, onder andere van zijn zus. Om die koffers met herinneringen terug te krijgen, schrijft hij vele brieven naar alle mogelijke instanties, maar ook ontziet hij zich niet om zelf te gaan graven. Haar moeder vindt dat onzin: "Een mens is, wie hij is, niet wie hij is geweest." Chaja is het niet met haar eens: "Een mens was niet alleen wie hij geweest was, maar ook met wie en waar." Zo peinst Chaja later. Met haar moeder kan ze niet goed opschieten.

In het gezin Kalman heeft de moeder wel een hulpje nodig. Wie streng volgens de Joodse wetten wil Jeven, wil eten en ook nog tijd vrij maakt voorstudie van de weten voorgebed, heeft een druk bestaan. De moeder is dan ook de spil van het gezin. De vader, die iets in de handel lijkt te doen, is bijzonder streng op de naleving van de wetten. Zo maakt hij zich bijzonder kwaad als Chaja Simcha bij het aantrekken van een broek eerst zijn linkerbeen in plaats van het rechterbeen in een pijp laat steken.

's Middags neemt Chaja Simcha vaak mee als ze met de tweeling in de kinderwagen gaat wandelen naar het park. Bij de vijver leeft het kleine jongetje op als hij eenden ziet. "Eendjes"

is een van de weinige woorden die hij zegt. De aandacht die hij van Chaja krijgt, werkt heel positief voor hem.

Een belangrijke tegenspeler is de conciërge van het appartement waar de Kalmans wonen. Hij is een echte jodenhater en doet van alles om de familie - en nu ook Chaja als ze met de kinderen gaat wandelen - te treiteren. De Kalmans dragen dat alles gelaten. Het hoort nu eenmaal bij het isolement waarin ze zichzelf terugtrekken. Chaja reageert echter fel en probeert hem steeds te slim of te vlug af te zijn. Als zijn stofjas op een keer daarbij een scheur oploopt, eist hij een schadevergoeding van vijftienhonderd Belgische franken. Chaja wordt dan de andere dag opgewacht door mevrouw Kalman, die haar vraagt een week lang maar niet te komen. Chaja stort haar hart uit bij de oude meneer Apfelschnitt, een vriend van haar vader. Die houdt haar voordat aanpassen en buigen de tactiek is waarmee de Joden de gehele geschiedenis door hebben willen overleven. Al is dat niet gelukt, toch meent hij dat gelijk willen zijn (assimileren) ook niet de oplossing is. Men moet elkaar accepteren en de hand reiken, al zal dat waarschijnlijk nooit gebeuren.

Van hem hoort ze op de zondag van de nieuwe week, als ze weer naar de Kal-mans zal teruggaan, dat de kleine Simcha vrijdagavond verdronken is in de parkvijver. Als ze gaat condoleren, geeft de vader van Simcha haar de schuld: Zij heeft het jongetje geleerd naar het park te gaan. Mevrouw Kalman reageert echter heel anders: als Chaja verdrietig weggaat, maakt de moeder een rituele scheur in Chaja's jasje, zoals anders alleen naaste familieleden doen.

Diverse interessante vragen worden er in dit boek gesteld. Zeker jongeren zullen deze vragen aanspreken. De hoofdpersoon, het meisje Chaja, komt in aanraking met chassidische, orthodoxe, Joden. Zoals je weet leven die nog heel streng volgens de Mozaïsche wetten. Dat stelt haar voor een heleboel vragen. Zelf behoort ze tot de Joden die zich helemaal hebben aangepast aan het moderne westerse leven. Ze gaat studeren in de thora (de wetten van Mozes) en in verschillende chassidische geschriften om de achtergronden van deze mensen beter te begrijpen.

Ze bemerkt trouwens ook heel duidelijk dat er omgekeerd dan ook niet zomaar sprake is van acceptatie. Wel treedt mevrouw Kalman haar positief tegemoet en die gaat haar in de loop van het verhaal steeds duidelijker waarderen. Als Chaja de ouders komt condoleren, reageert de moeder met een citaat uit de Spreuken: Vele dochters van Israël gedragen zich dapper, maar jij, jij gaat allen te boven. Maar de vader heeft haar tegenover de andere kinderen Gomer genoemd (de naam van de overspelige vrouw van de profeet Hosea) en stuurt haar bij het condoleancebezoek al gauw weg.

Een andere vraag is die naar het ware Israël. Zijn dat de chassidiem, die zich helemaal afzonderen? Of zijn het juist de vrijzinnige Joden, die zich helemaal hebben aangepast? Zijn het soms die Joden die nog elke dag lijden onder de pijn van de oorlog, zoals haar vader en moeder? Of zijn het mensen zoals meneer Apfelschnitt, die zichzelf als uitverkorene, verloste, beschouwde omdat hij Jood was? Het volk Israël heeft altijd verkeerd en gebalanceerd tussen 'uitverkorenheid' en 'Ausrottung' (uitstoting).

Dat laatste levert voor Chaja trouwens nog een vraag op, waar ze mee worstelt: hoe zit dat nu met het bestaan van God? Is Hij er werkelijk of is Hij alleen een projectie van de mens om niet gek te worden van eenzaamheid? Eigenlijk zag ze de godsdienst eerst als niet meer dan een vehikel (voertuig) om het volk Israël door de wereldgeschiedenis te loodsen: 'a streetcar named Desire', met Mozes aan het stuur en de tora in de achterbak. Door de omgang met de familie Kalman gaat ze hierover meer en meer nadenken. Ze leest veel, onder andere over sterrenkunde, omdat het heelal voor haar een even groot raadsel is als God. Ze begint aan zichzelf te twijfelen als ze erachter komt dat de grote geleerde en natuurkundige Einstein van mening is dat alles niet vanzelf ontstaan kan zijn.

Al met al hebben we hier te maken met een boeiend boek. Al worden er verschillende vragen gesteld die de wortels van ons bestaan en van ons godsdienstige denken betreffen, nergens vervalt de auteur in een spottend afstand nemen van de godsdienst. Opvallend is het respect waarmee ze schrijft over de voor haar onbegrijpelijke en ondoorgrondelijke ijver voor de Joodse wetten. Op haar vragen echter heeft ze geen antwoord, krijgt ze geen antwoord en geeft ze geen antwoord. Typerend is in dit verband het slot van de roman. Chaja stopt met de studie filosofie en schrijft in voor de studie natuurkunde. Op de dag van haar eerste college wandelt ze naar de universiteit. De stoepen waren nat geschrobd, de lucht was blinkend blauw. Hemel en aarde leken zo kraakvers als op de dag van hun ontstaan. Met de hemel boven mijn hoofd en de aarde onder mijn voeten ging ik op weg, maar in omgekeerde richting, terug naar Genesis. Opnieuw gaat ze op zoek naar de oorsprong van het bestaan.

's-Gravenpolder, K. W. van Luik

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 februari 2003

Daniel | 32 Pagina's

Twee koffers vol

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 februari 2003

Daniel | 32 Pagina's