Opwas in de genade
Het geloof van de ene gelovige is sterker dan van de andere
In preken en meditaties komen we regelmatig uitdrukkingen tegen die ons vertrouwd in de oren klinken. Dat geldt ook de uitdrukking die boven dit artikel staat. Maar begrijpen we de inhoud? Wat wordt ermee bedoeld? Kun je groeien in iets wat van buiten de mens komt en hem geschonken wordt? Genade is immers onverdiend. Er lijkt iets tegenstrijdigs in de uitdrukking te zijn. We lezen in de Dordtse Leerregels dat God genade aan niemand schuldig is. Hij schenkt genade zonder enige verdienste mijnerzijds. Hoe kan er dan in een preek Gods kinderen opgeroepen worden tot opwas in de genade?
Genade
In de Bijbel wordt veel over genade gesproken. De meest voorkomende betekenis van dit woord is gunst bewijzen, zich in vriendelijkheid en liefde neerbuigen tot iemand. Een mindere ontvangt van een meerdere een gunst. Zo lezen we dat Esther genade vond in de ogen van Ahasveros. En zo openbaart de Heere Zich als Degene Die Zich ontfermt over zondaren, die vanwege hun ongerechtigheden Gods toorn hebben opgewekt. Zijn liefde ging en gaat tot zondaren uit, toen nog geen zondaar Hem liefhebben kon. Dat is het wonder van genade. Er is een God, Die genade bewijst, Die genade uitdeelt en wegschenkt aan wederhorigen, opdat een wederhorig kroost altijd bij Hem zou wonen. Deze genade kan alleen ontvangen worden om Christus' wil. Hij droeg de toorn van God en wie nu in Hem begrepen mag zijn, ontvangt genade in plaats van toorn, zegen in plaats van vloek, zaligheid in plaats van rampzaligheid. In Zijn Zoon Jezus Christus kan God genade schenken. Heb jij deze genade al leren kennen? Heb je al behoefte aan schuldvergevende genade? Genade is immers niet van schuld los te maken. Johan van Oldenbarneveldt wilde geen verzoek tot gratie indienen, omdat hij zich niet schuldig wist. Genade veronderstelt schuld. Ben jij al verlegen om genade?
Schenking
Deze genade heeft ook alles te maken met het geloof. Als de Heilige Geest ons hart opent en ons wederbaart, schenkt Hij ons geloof. Maar zoals alle nieuw leven pril en teer is, zo is het ook als de Heere genade schenkt. Een gezonde baby heeft beentjes, maar kan toch nog niet lopen, heeft ogen, maar ziet nog niet alle dingen helder en duidelijk. Er is groei, opwas nodig. Die groei is er als er voeding is. Alle nieuw leven dat geen goede voeding krijgt, ontwikkelt niet maar kwijnt weg. Een baby vraagt om goede voeding en liefdevolle verzorging. Als dus in een preek over opwas in de genade gesproken wordt, wijst dat op aanwezigheid van genade. En dan moeten jij en ik ons hart onderzoeken of ons die genade al geschonken is. Kennen wij al die droefheid naar God? Verstaan wij de bede: Vergeef mij al mijn zonden, die Uwe hoogheid schonden? Heeft het wonder van de nieuwe geboorte al plaatsgevonden, waarover Calvijn schrijft: Het Woord des Heeren is wel degenen die het gepredikt wordt gelijk een zon, die ieder beschijnt, maar zonder uitwerking voor de blinden. En wij zijn al te zamen blind van nature en daarom kan het Woord tot ons hart niet doordringen, tenzij dat de inwendige Leermeester, te weten de Geest, door Zijn verlichting de toegang bereidt.
God de Heilige Geest schenkt het ware geloof. Maar Hij gebruikt daarbij als middel Zijn Woord. En daarom is het nodig biddend bezig te zijn met het Woord en trouw en ernstig dit middel te gebruiken. Hoe ga je naar de kerk en zit je onder de boodschap van genade die tot je gebracht wordt?
Laten we niet vergeten dat de nodiging van de Heere welmenend en ernstig is. Want God betoont ernstig en waarachtig in Zijn Woord wat Hem aangenaam is: namelijk dat de geroepenen tot Hem komen. Hij belooft ook met ernst allen die tot Hem komen en geloven, de rust der zielen en het eeuwige leven. (D.L. hoofdstuk 3/4 par. 8).
Opwas
Een kenmerk van gezond leven is dus dat er groei is. Dat geldt ook alle geestelijk leven. Het is ook een voluit Bijbelse gedachte. Hoewel er diverse Schriftplaatsen aangehaald kunnen worden, denk ik toch vooral aan de woorden van Petrus tot de gelovigen in de verstrooiing: Maar wast op in de genade en kennis van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus (2 Petrus 3: 18). Als we zoeken naar de bedoeling en betekenis van deze vermaning, deze aansporing, verwijs ik naar de kanttekening bij deze tekst: Dat is, neemt dagelijks meer en meer toe in de christelijke leer. Natuurlijk bedoelen onze vaderen met deze uitleg niet een toenemen van alleen maar verstandelijke kennis. In de ware godsdienst is altijd het hart betrokken. Het gaat hier om een toename van kennis van verstand en hart, dus een bevindelijke kennis. Een geheiligde kennis, een geloofskennis, die zich richt op de Zaligmaker.
Een pasgeborene weet nog weinig van zijn omgeving en weet niet direct wie zijn vader is. Door de ervaringen en ontmoetingen wordt die kennis verkregen. Zo is het ook met de wedergeborene. Wie nieuw leven ontvangt, weet niet direct wie Christus is en wat Hij gedaan heeft. Op de vraag van de oversten aan de blindgeborene wie hem de ogen geopend had, moest hij het antwoord schuldig blijven. Dat kon hij pas zeggen toen hij de Heere Jezus ontmoet had. Om te weten wie de Heere Jezus is in Zijn Persoon en werk moet er een ontmoeting plaatshebben. Een geloofsontmoeting. Deze ontmoeting is er als de Heere het Woord van de goddelijke belofte met kracht in ons hart brengt en we met een oog des geloofs op de inhoud van de belofte, de Zaligmaker, mogen zien. Voor dit rijke geloofsgezicht op de Zaligmaker, ook wel de openbaring van de Middelaar aan het schuldige hart genoemd, maakt de Heilige Geest plaats in het hart van de wedergeborene. Hij ontdekt aan de zondekwaal van ons leven. De uitgestorte liefde Gods in het hart doet ons zien gezondigd te hebben tegen God, Die niet onze ondergang maar ons behoud op het oog heeft. Geen wonder dat we er dan alles voor willen doen om het tussen de Heere en ons weer in orde te krijgen. Maar de Heilige Geest leert ons in deze weg, dat de mens de breuk tussen God en zichzelf niet meer helen kan. Hij leert zich als een rampzalige kennen, die niet meer in staat is zelf de schuld weg te nemen en aan de eis van Gods Wet te voldoen. Wat kan dat een geestelijke nood in het (jonge) hart brengen. Misschien leeft de bange vraag wel in jouw hart: "Hoe krijg ik een genadig God? Hoe wordt het ooit vrede tussen de Heere en mijn ziel?" Ook deze vermeerdering van bevindelijke kennis, dat de mens niet meer in staat is om Gods eer te bedoelen en Hem lief te hebben boven alles, behoort tot de opwas, de groei van het nieuwe leven.
De Heere leert Zijn kinderen op Zijn school dat in hen niets meer te vinden is dat de Heere welbehagelijk is. Hij leert ze heilig wanhopen om zelf nog door de werken der wet zalig te worden, maar zo komt er plaats voor de Heere Jezus en Zijn volkomen werk.
Ootmoed, ootmoed, ootmoed
Opwas betekent dus niet dat een gelovige al maar meer geloviger, beter, bekeerder, onafhankelijker wordt, maar dat hij meer en meer van Christus leert kennen en uit Hem gaat leven. En hoe meer Hij de Weg, de Waarheid en het Leven wordt, hoe meer gaat de zondaar zichzelf afschrijven en wantrouwen. Juist een kind des Heeren, dat veel geestelijk onderwijs ontvangen heeft, wordt zo afhankelijk. Dat bedoelt de Heere als Hij spreekt over het worden als een kind om het Koninkrijk Gods in te kunnen gaan.
Een kind moet bij de hand genomen worden. Een kind weet de weg niet uit zichzelf. Een kind moet geholpen worden. Wij willen groot, onafhankelijk, volwassen zijn, maar God maakt Zijn kinderen afhankelijk, klein. Deze les is moeilijk. Gods kinderen hebben hun hele leven nodig om de noodzaak van deze les te leren. Geen wonder dat Calvijn schrijft dat die het verst in de genade gevorderd is, die het meest vernederd is! Zo gaan we Augustinus begrijpen die op de vraag wat het kenmerk van een ware christen is, tot drie keer toe antwoordde: ootmoed, ootmoed, ootmoed!
Standen in het genadeleven
Opwas in de genade betekent ook, dat niet ieder kind des Heeren een even sterk geloof heeft. Het geloof van de ene gelovige is sterker dan van de andere. Alles wordt ook niet op één dag geleerd. Een baby is niet direct volwassen. Een boom is niet direct volgroeid. Niet alle kinderen van God zijn even ver op de weg des levens. Dat heeft te maken met het verschil in geloofsoefeningen. Sommige gelovigen durven niet te spreken van een geloofsontmoeting met de Levensvorst. Er is zoveel vrees in hun hart dat zij zich bedriegen voor de eeuwigheid. Zij zien op de grootheid van hun schuld en missen het rechte zicht op de grootheid van de genade. Anderen zijn meer verzekerd van hun aandeel in Christus. Ze zijn gebracht aan de voet van het kruis en mochten het pak van hun zonde en schuld kwijtraken. Daarom spreken we van een zwak en sterk geloof, toevluchtnemend en verzekerd geloof.
Er is nog iets dat onze aandacht vraagt. Niet alleen verschillen Gods kinderen onderling als het gaat over de mate van het geloof, maar zelfs in eigen hart kan het verschillend liggen. Op de vraag naar zijn naam gaf Ledeboer als antwoord: "Mijn naam is op en neer". Het geloof van een kind van God is niet elke dag even sterk en krachtig. Als Petrus op de Heere Jezus ziet, wandelt hij over de golven naar Hem toe, maar als hij even later op de golven gaat letten, begint hij te zinken. Moedeloosheid, twijfel en vrees kunnen het geloof de kracht ontnemen. Waar geloof wordt bestreden, aangevochten.
Gods kant en onze kant
Jongelui, als de Heilige Geest intrek in ons hart neemt, gaat Hij nooit meer weg. Aan Gods kant ligt het eeuwig vast. Hij verlaat niet wat Zijn hand begint. Alle wedergeborenen zullen eenmaal bij Hem in de hemel zijn. Ondanks alle tegenstand en verzet van satan en zelfs van ons eigen hart, dat vanuit zichzelf liever de zonde en de wereld dient. Zijn werk is onwederstandelijk, niet te stuiten of tegen te houden. Maar wat aan Gods kant vastligt, moet ook aan onze kant vastgemaakt worden. En daar is nu de opwas in de genade of anders gezegd daar zijn de geloofsoefeningen voor nodig. Door de oefeningen van het geloof mag het anker van onze hoop vastgemaakt worden in de verdiensten van de Zaligmaker. Door de opwas in de genade kan het komen tot de vastheid in het werk van Christus, tot de verzekering van de vergeving der zonden en de zalige geloofswetenschap een kind van God te zijn. Dan is God niet langer onze Rechter, maar onze Vader geworden! O, wie zal dat onder woorden kunnen brengen. Een kind des toorns, lees maar hoe we genoemd zijn bij onze doop, wordt vanwege Christus' werk een kind van God en een erfgenaam van het eeuwige leven.
Onze verantwoordelijkheid
Opwas in de genade heeft alles te maken met het werk van de Heilige Geest. Het ware geloof komt van God. Lees maar Zondag 25, vraag en antwoord 65, van de Heidelbergse Catechismus. Laten we dit nooit vergeten en vasthouden tegenover allerlei geluiden rondom ons die het ons anders vertellen. Maar we hebben ook onze verantwoordelijkheid. De Heilige Geest bedient Zich van een middel en daar bindt Hij ons aan. Door Gods leiding en voorzienigheid zijn we geboren of gebracht op de erve van het Verbond. Het teken van dit genadeverbond dragen we aan ons voorhoofd. We verkeren onder de prediking. Christus komt tot ons in het gewaad van Zijn Woord (Calvijn).
Laten we daarom biddend de middelen gebruiken. Je mag verkeren onder de boodschap van een almachtige en bereidwillige Zaligmaker om zondaren te ontvangen en te zaligen. Zoek Hem dan en toon Hem je verloren leven en je schuldige hart. En wie zo tot Hem komen mag, zal Hij geenszins uitwerpen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 september 2001
Daniel | 32 Pagina's
