JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

De strijdende Kerk (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De strijdende Kerk (1)

Pagina's voor haar

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het woord 'Kerk' komt van het Griekse woord 'kuriakos', wat 'des Heeren' betekent. Bij de Kerk behoren zij die 'des Heeren' zijn. Zij zijn het uitverkoren geslacht, die God door Zijn Woord en Geest bijeenvergadert.

Dit bijeenvergaderen is direct begonnen na de zondeval. Dan begint de geschiedenis van de Kerk. Deze Kerk heeft op aarde een strijd te voeren. De satan stelt alles in het werk om de Kerk te verwoesten. Echter ook onze natuur is door de zonde Godevijandig geworden. Zowel van binnen als van buiten woelen de vijanden om de Kerk, indien dat mogelijk is, te verwoesten.

De geschiedenis van de Kerk na de zondeval is onlosmakelijk verbonden met het volk van Israël. Dit deel van de kerkgeschiedenis staat beschreven in de Bijbel.

We noemen dit de Bijbelse Geschiedenis. De Kerkgeschiedenis laten we meestal beginnen bij de uitstorting van de Heilige Geest op het Pinksterfeest. Vanaf die tijd werd het Evangelie ook aan de heidenen verkondigd. Vóór de Heere Jezus ten hemel voer, had Hij al aan Zijn discipelen opgedragen alle volken te gaan onderwijzen: Gaat dan heen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in den Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles wat Ik u geboden heb (Mattheüs 28: 19).

Over een paar weken hopen wij volgens de kerkelijke orde het wonder van Pinksteren te gedenken: de uitstorting van de Heilige Geest. Hierover staat geschrevenen in Handelingen 2: 1 En als de dag van het pinksterfeest vervuld werd, waren zij allen eendrachtelijk bijeen. In vers 4 lezen we: En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest, en begonnen te spreken met andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken.

 

In Jeruzalem

Deze eerste christenen krijgen onderwijs van de apostelen, van hen die onderwijs ontvangen hebben van Gods Zoon zelf. Ze houden gezamenlijk hun liefdemaaltijden. Zij breken hun brood in de gemeenschap met de Heere. Vrijwillig verkopen ze hun bezittingen en van de opbrengst mag ieder genieten, tot de allerarmste toe. De tijd van de eerste gemeente te Jeruzalem is een tijd van opbloei. Er is gemeenschapsoefening en grote liefde, gewerkt door de Heilige Geest.

De Romeinen hebben de jonge gemeente met rust gelaten. "Een joodse sekte", zeggen ze, en de Joden genieten binnen het Romeinse Rijk voorrechten op godsdienstig gebied. Zij behoeven geen krijgsdienst te vervullen en worden niet verplicht om de keizer als god te vereren, de zogenaamde keizercultus.

In deze tijd groeit de gemeente. Zij blijven echter te Jeruzalem en schijnen de opdracht, die de Heere hen gaf, om alle volken te onderwijzen, te zijn vergeten. Door de steniging van Stefanus breekt er een vervolging uit tegen de gemeente. Dan moeten zij Jeruzalem wel verlaten.

 

Al de volken

De wereldkerk begint nu haar loop. Het bloed van Stefanus wordt als zaad, ver uitgestrooid over vele landen. De vervolging van de gemeente heeft tot gevolg, dat de leden van de Kerk de boodschappers van het Evangelie worden. In Handelingen 8: 4 lezen we: Zij dan nu die verstrooid waren, gingen het land door en verkondigden het Woord.

Door de prediking van de apostelen, maar ook door anderen, ontstaan er verschillende gemeenten. Er bestaat nog geen georganiseerde kerk. Men heeft hieraan in het begin ook geen behoefte. Men leeft immers dicht bij de spoedige wederkomst van de Heere.

De eerste christenen voelen zich vreemdelingen op de aarde. Wat hen samenbindt, is het levend geloof. Hun maatschappelijke positie is over het algemeen eenvoudig: "Niet vele edelen, niet vele rijken". Er is onderling wel contact tussen de gemeenten. Ook de apostelen bezoeken de gemeenten, denk aan Paulus. Aan het hoofd van iedere gemeente staat een raad der oudsten. Zij worden onderscheiden in opzieners en diakenen. De eersten arbeiden in het Woord en de leer, de laatsten gaan over het geld en de armenzorg.

 

Woord en wandel

De christenen prediken zowel door hun woord, als door hun wandel. De jonge Kerk openbaart zich met de daad als een broederschap, een echte gemeenschap.

In het boek van dr. L. Praamsma over de 'De kerk van alle tijden' worden tien punten genoemd waarin het christendom zich in die tijd onderscheidt van de heidenen rondom:

Offervaardigheid

Paulus heeft de regel gegeven in Galaten 6: 10 Zo dan, terwijl wij tijd hebben, laat ons goeddoen aan allen, maar meest aan de huisgenoten des geloofs.

Deze regel wordt in de praktijk gebracht. Zelfs de armste christenen worden aangespoord om aalmoezen te geven.

Het onderhoud van leraren en ambtsdragers

In een geschrift, daterend uit de eerste helft van de tweede eeuw, lezen we het volgende: Ieder die komt in de naam des Heeren moet ge aannemen, dan moet ge hem beproeven en ge zult hem kennen. De gemeenten moeten opzieners kiezen en diakenen. Mannen die zachtmoedig zijn en vrij van geldgierigheid, waarachtig en beproefd. In 1 Korinthe 9: 13 schrijft Paulus over het onderhoud der leraren: Weet gij niet dat degenen die de heilige dingen bedienen, van het heilige eten? En die steeds bij het altaar zijn, met het altaar delen?

Het onderhoud der weduwen en wezen

In Handelingen 6 lezen we over de verkiezing der zeven diakenen, nodig omdat bleek dat in de bediening der weduwen de Griekse weduwen verzuimd werden.

Een van de heidense keizers schrijft in later tijd: Deze atheïstische Galliërs spijzigen niet alleen hun eigen armen, maar ook de onzen.

Het onderhoud van zieken, zwakken en invaliden

In een aantal steden stichten de christenen ziekenhuizen.

De zorg voor gevangenen

In Hebreeën 13: 3 lezen we: Gedenkt de gevangenen, alsof gij medegevangen waart; en degenen die kwalijk behandeld worden, alsof gij ook zelven in het lichaam kwalijk behandeld waart. Deze vorm van christelijke ontferming is zó effectief dat de laatste heidense keizer, in zijn wetgeving tegen de christenen, verordent dat het verboden is om vriendelijkheid te bewijzen aan gevangenen door hen van voedsel te voorzien, en dat niemand barmhartigheid mag betonen aan hen, die in gevangenissen kwijnen.

De zorg voor het begraven van doden

We lezen hierover in een geschrift uit de eerste eeuwen: Wij kunnen niet dulden dat het beeld en scheppingswerk van God ten prooi wordt gegeven aan wilde beesten en vogels, maar we bestellen het ter aarde, waaruit het was genomen. We verrichten deze taak zelfs ten opzichte van een persoon die wij niet kennen, omdat wij dit als onze menselijke plicht beschouwen, wanneer bloedverwanten dit verzuimen.

De zorg voor slaven

De samenstelling van de toenmalige wereld is ondenkbaar zonder het instituut van slavernij, en het christendom heeft deze situatie aanvaard. Maar slaven kunnen bisschoppen worden, en het vrijlaten van slaven wordt aangemoedigd.

In Efeze 6: 9 lezen we, hoe de slaven en knechten behandeld moeten worden: En gij heren, doet hetzelfde bij hen (de dienstknechten), nalatende de dreiging; als die weet, dat ook uws zelfs Heere in de hemelen is, en dat geen aanneming des persoons bij Hem is.

De zorg voor mensen in noodgebieden

Er is een beschrijving van een hongersnood, die samenvalt met een pestepidemie tijdens de regering van de heidense christenvervolger Maximinus. Als de enigen, die in zo rampzalige omstandigheden hun medegevoel en hun menslievendheid metterdaad betonen, volharden sommigen van de christenen de gehele dag door in de verzorging van de stervenden. Anderen vergaderen de menigte dergenen, de gehele stad door, die door de honger verteerd worden, zodat ze de toestand ineens kunnen overzien, en delen aan allen brood uit. Het staat voor alle mensen vast dat zij de God der christenen verheerlijken, en door de feiten zelf overtuigd bekennen allen, dat deze lieden waarlijk vromen en uitsluitend godvrezenden zijn.

Werkverschaffing

Arbeid wordt als een plicht en een zegen beschouwd. Paulus wijst hierop in 1 Thessalonicenzen 4: 11 en 12: En dat gij u benaarstigt stil te zijn en uw eigen dingen te doen, en te werken met uw eigen handen, gelijk wij u bevolen hebben; opdat gij eerlijk wandelt bij degenen die buiten zijn, en geen ding van node hebt.

Reisgeld

Justinus de Martelaar vermeldt dat een gedeelte van de kerkcollecte bestemd is om vreemdelingen op hun reizen te ondersteunen.

 

Deze tien vermeldingen van de prediking-met-de-daad, heeft in een wereld waarin zelfzucht en genotzucht om de voorrang streden een diepe indruk gemaakt. In Handelingen 2 lezen we dat de leden van de eerste gemeente genade hebben bij het ganse volk.

De vrucht die de Heere daarop geeft is: En de Heere deed dagelijks tot de gemeente, die zalig werden.

De vraag komt tot ons allen en een ieder persoonlijk: "Hoedanig is ons leven en hoedanig is onze wandel?"

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 mei 2001

Daniel | 40 Pagina's

De strijdende Kerk (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 mei 2001

Daniel | 40 Pagina's