Jong en oud in de gemeente
Vroeger was een oudere een oudere. Die stond ver bij je vandaan.
In Zierikzee werd hij geboren en christelijk gereformeerd gedoopt: de heer J. Schouls uit Hazerswoude. Toen hij een jaar oud was, verhuisde het gezin vanuit Zeeland naar Rotterdam. Het was tijdens de crisisjaren en ze hoopten het daar beter te krijgen. Zijn vader zei tegen zijn schoonvader: "Ik heb beloofd dat ik goed voor je dochter zou zorgen en daarom moeten we hier weg". Ze bleven maar kort in Rotterdam en trokken via Leiden naar Leiderdorp. Toen werd het oorlog en was het trekken afgelopen. "Ik was tien jaar en kan me de oorlogsdagen van 1940 nog goed herinneren. In die tijd zijn mijn ouders lid van de Gereformeerde Gemeente geworden."
De tijd waarin de heer Schouls jong was is niet te vergelijken met onze tijd. Er is veel veranderd, niet alleen in de samenleving, maar ook in de kerk. "We zijn kritischer geworden. Ik ook! Vroeger vond je een preek altijd goed. Nu durven we best wel eens kritische vragen te stellen bij een preek die we gehoord hebben. En op zichzelf behoeft daar niets mis mee te zijn."
Als u de kerkelijke gemeente van de jaren '40 vergelijkt met de gemeente van nu, is er dan veel veranderd?
Nadenkend: "Ja, er hebben best wel een aantal veranderingen plaatsgevonden als ik denk aan onze levensstijl. Als we op zondag naar de kerk gingen, liepen we van Leiderdorp naar Leiden. Kijken we naar de mobiliteit van vandaag, dan kunnen we zeker van een verandering spreken."
Ook in de preken zijn er veranderingen, vindt de heer Schouls. De preken zijn directer geworden. "We hebben altijd het aanbod van genade in de prediking gehoord. Maar nu gebeurt dat vaak bewuster, met meer klem dan vroeger."
En wat het gemeenteleven betreft?
"Leiderdorp is echt een streekgemeente. Het grootste deel van de gemeente woonde in de stad, nu wonen we veel verspreider."
Dat klopt ook wel als je bedenkt dat de heer en mevrouw Schouls zelf in Hazerswoude-dorp wonen. Vanuit de woonkamer heb je een prachtig vergezicht over het water en de weilanden erachter.
"Ik heb op de jongelingsvereniging gezeten. We waren een jaar of twaalf. Ik weet het nog goed. De latere dominee A. Vergunst was secretaris, verder waren er de latere predikanten Floor Vergunst en Henk Rijksen... En Willem Verhoeks, daar heb ik nog mee in de schoolbanken gezeten."
Gaf de jongelingsvereniging een onderlinge band?
"Direct na de oorlog was er een ontzettende toeloop. Het was toen het enige dat er was. Zaterdagavond was je op de vereniging of je was thuis. Tegenwoordig zoeken veel jongens en meisjes hun vermaak buitenshuis. Dat vind ik geen vooruitgang.
Door de omgang met anderen van de gereformeerde gezindte door middel van het reformatorisch onderwijs, allerlei stichtingen, samenkomsten en dergelijke op zichzelf waardevolle zaken, neemt het kerkelijk besef helaas af, met als gevolg dat velen gemakkelijk van kerkverband veranderen.
Als jongen ging de heer Schouls naar de gereformeerde school. Samen met Willem Verhoeks waren ze de enigen uit de klas die behoorden bij de Gereformeerde Gemeenten. Als ze samen kattenkwaad uithaalden, zei de meester: "Zondags zijn we niet goed genoeg, dan loop je helemaal naar Leiden, en doordeweeks zet je hier de boel op stelten". En dan sloeg hij ze met de koppen tegen elkaar. Zo ging dat.
"Vroeger waren er geen reformatorische scholen. Je ging, als regel, naar een christelijke school. Je wist echter wel dat een andere verbondsopvatting het grote verschil met de leer van onze gemeenten was. Als je als kind op school kwam, leerde je al heel snel dat je een schaapje van de Goede Herder was. Ik denk wel dat de gereformeerde scholen toen nauwgezetter waren met betrekking tot levensstijl dan wij nu. Ik kwam met veel gereformeerden in aanraking - zowel op de HBS als in militaire dienst - die heel goed wisten hoe het zat: rationeel was je een verbondskind, maar geloofsbeleving of bevinding was niet aan de orde. Ik had op de middelbare school een docent letterkunde, die enigszins smalend zei dat er nog mensen waren die geloofden dat: Gods verborgen omgang vinden zielen daar Zijn vrees in woont. Hij verwees in dit verband naar de valse mystiek. Dat was niet meer van deze tijd. Juist door dit soort opmerkingen ging je nadenken. Je ging onderzoeken: hoe zit dat bij ons met de geloofsbeleving van Gods volk. Is het allemaal wel zo? Dat scherpte je op."
"In deze tijd zie je dat de ervaringen weer terugkomen bij de religieuze mens. Men voelt een tekort in het alleen rationele. Tegenwoordig moet je de dingen weer ervaren."
"De scheuring van 1953 ging dwars door onze familie. Daardoor ging ik me verdiepen in het aanbod van genade. Ik ging preken lezen van Brakel, Van der Groe en allerlei andere oudvaders. Ik tekende de preken aan waar het aanbod van genade aan alle hoorders expliciet aan de orde kwam. Zo kreeg je een beeld hoe de oudvaders over dit leerstuk dachten. Maar zo kwam je ook tot een standpuntbepaling voor jezelf. Dat resulteerde in een mening die tegenover die van je ouders stond. Toen deze dan ook de kerk verlieten en overgingen naar de 'uitgetreden gemeente' bleef ik lid van onze gemeente. Als enige zoon (ik heb nog een zus) was dat voor mijn ouders toch wel hard. Die periode is toen niet de gemakkelijkste geweest, maar ik heb nog steeds vrede met de keuze die ik toen gemaakt heb."
De heer Schouls is positief over het thema van de winterconferenties die onlangs gehouden werden, en over de artikelen in Daniël waarin dieper ingegaan werd op het genadeverbond. "Het is heel goed dat deze dingen aan de orde komen. We moeten ons afvragen welke plaats het onder ons heeft en hoe het functioneert. Dat is temeer belangrijk omdat er tegenwoordig minder kennis is, als het gaat over de geloofsleer. De ervaring zit vaak aan de buitenkant: men voelt dit en men voelt dat."
Het is ook belangrijk om aandacht te blijven geven aan bevinding. "Bevinding is iets dat je uit de Schrift kunt halen. Tegen de jongens op catechisatie zeg ik altijd dat een schriftuurlijk-bevindelijke prediking én een onderscheiden prediking heel belangrijk is. Het is een gevaar als er geen onderscheid gepreekt wordt tussen 'bekeerd' en 'onbekeerd'. Ik zeg altijd: als je een voorbeeld wilt hebben van hoe er gepreekt moet worden, dan moet je naar de preken van de Heere Jezus kijken. Die wijst heel duidelijk aan dat er twee soorten mensen zijn, dat er twee wegen zijn, dat er tweeërlei uiteinde van de mens is. En dit preekte Hij aan mensen die zeiden dat ze kinderen van Abraham waren. Zij waren kinderen van het verbond."
In de boekenkast staat 'De eeuw van mijn vader' van Geert Mak. Wat vindt u van dat boek?
"Als je daarnaar kijkt, dan ben ik al oud. Ik ken de dingen waarover hij schrijft en de gereedschappen die gebruikt werden bij allerlei verschillende beroepen. Heel veel mensen kennen die niet meer. Je ziet dat er een heel groot verschil is tussen het maatschappelijke leven van toen en nu."
In het boek gaat het over de neergang van het rijke gereformeerde leven. De heer Schouls geeft daarover zijn mening: "Dit boek laat ons de achteruitgang van het kerkelijke leven zien. Als de vreze des Heeren gaat ontbreken, gaat het met de kerk niet goed en staat deze open voor allerlei dwalingen, omdat de mens van nature ten diepste een vijand is van God.
De Bijbel is duidelijk en eerlijk ten aanzien van de bestemming van de natuurlijke mens. Ik vind het altijd erg om over de hel te spreken en toch zie je, als je de opwekkingspreken leest van bijvoorbeeld Whitefield, dat deze mensen heel radicaal zijn ten opzichte van de natuurlijke mens. De mens ligt verloren en is totaal verdorven, er is niets van te verwachten. Aan de andere kant is de verkondiging van de genade zo ruim dat iedereen zalig kan worden. Dan worden ook alle mensen genodigd om tot Christus de toevlucht te nemen. En er was ook vrucht op de radicaliteit van deze opwekkingspredikers.
Mensen die de doorleving van zonde en genade niet kennen, schuiven op en zeggen dat die dingen niet zo belangrijk meer zijn. Men richt zich dan meer op het horizontale en maatschappelijke leven. De persoonlijke verhouding van de mens tot God komt minder aan de orde of verdwijnt helemaal. Dat gaat ook dikwijls gepaard met een verschuiving van de levensstijl."
Is de verhouding tussen de ouderen en de jongeren in de gemeente veranderd?
"Nou, als je bijvoorbeeld denkt aan het opzien tegen het ambt, dan is dat best veranderd. Bij ons thuis werd er nooit gesproken over de dominee die niet goed was of de ouderling die niet deugde. Tegenwoordig durven we elkaar heel wat te zeggen! Dat is niet verkeerd, maar het besef dat God het ambt instelt, vervaagt tegelijkertijd. De kerk is anders dan een vereniging en dat geldt ook voor het ambt. Ik sta niet boven de jongens op de catechisatie. Je kunt best een goede verhouding met hen hebben. Je moet naast de jongeren gaan staan."
U bent ouderling, 71 jaar oud, catechiseermeester. Hoe doet u dat: naast de jongeren staan?
"Ze moeten wél weten met wie ze spreken. Ik heb een hekel aan brutale mensen. Op huisbezoek zeg ik altijd: 'Als je wat hebt, mag je het zeggen'. Zo'n houding moet je hebben om te weten wat er in jongeren leeft. Dat is best moeilijk soms, om daar achter te komen. Ja, ja."
Dan zegt hij voorzichtig: "Maar zo kijk ik ertegenaan. Ik weet natuurlijk niet wat de jongeren ervan vinden en hoe ze het ervaren."
"De jongeren groeien op in een hele andere maatschappij dan ik. De laatste jaren neemt het zulke vormen aan dat je er bang van kunt worden. We leven nu in een maatschappij waar de normen en waarden in onszelf liggen, in plaats van in Gods Woord. In mijn jeugd was abortus voor iedereen schande. Samenwonen noemde men 'samenhokken'. Euthanasie was ondenkbaar. En in een maatschappij waarin dit allemaal normaal is, worden onze jongeren grootgebracht. Op de catechisatie heb ik dit jaar de Tien Geboden behandeld. Als het dan gaat over het zevende gebod ben ik heel concreet. Ik noem het maar gewoon: 'Jongens en meisjes, geen gemeenschap buiten het huwelijk om'. Ja, noem het maar!"
Men zegt altijd dat jongeren veel van ouderen kunnen leren. Wat denkt u dat de jongeren van u bijvoorbeeld kunnen leren?
Dit is een moeilijke vraag, vindt hij. "Wat kunnen jongeren van mij leren?" Dan komt het nadenkend: "Ik probeer mijn standpunten over allerlei dingen te funderen in Gods Woord. Wat vraagt de Heere en waar kan ik het vinden in Gods Woord? Ook de geloofsleeer is fundamenteel om je houding te kunnen bepalen in veel verbanden van het leven.
Er zijn tegenwoordig veel jongeren die zeggen dat ze bepaalde dingen voelen. Maar het gevoel is een gevaarlijk ding. Er is geen geloof zonder gevoel, dat is waar, maar er kan wel gevoel zonder geloof zijn! Het belangrijkste is dat je een fundament in je leven hebt, dat gegrond is op Gods Woord. Ook in je omgang met anderen."
Veel jongeren zeggen dat ze zo weinig oudere mensen tegenkomen die hen iets vertellen over hun omgang met God. Merkt u wel eens dat een jongere hierover iets van u wil horen? Durft een jongere hiernaar te vragen?
"Dat is best heel moeilijk. Als je vroeger huisbezoek kreeg, dan gebeurde het vaak dat de ouderlingen spraken over hun geestelijk leven. Daar zijn we wat anders tegenover gaan staan. Nu is het veel meer zo, dat de ander moet praten en niet de ouderlingen. Maar het gevolg is dus dat de anderen niet meer horen wat de ouderlingen zelf beleven. Daarom moet je als het te pas komt toch iets uit je leven vertellen, denk ik. En dan bedoel ik niet in de eerste plaats je bekeringsgeschiedenis. Maar: hoe werkt de Heere in het leven en hoe krijgt het geloof gestalte daarin? Ik denk dat Gods kinderen vroeger meer open waren over het geestelijk leven. De bekeerde mensen spraken en de rest hield zijn mond. Dat is veranderd. Er is meer openheid naar elkaar toe gekomen, maar die openheid is juist heel belangrijk als het over het geestelijk leven gaat. Als ik op kraamzoek kom in een gezin waar het eerste kindje geboren is, zeg ik altijd: 'Begin vroeg met het spreken over de Heere met je kinderen.' Het moet geïntegreerd zijn in je gezinsleven."
Heeft u zelf wel eens zo'n vraag gehad van een jongere?
"Nee, dat vragen ze niet zo gauw. Daarom moet je, als daar ruimte voor is, zelf vertellen wat het leven met de Heere is. Ach, een nabij leven, dat missen we zelf ook zo vaak. Als er druk is in het leven, drijft dat tot de Heere uit. Genade blijft genade. Dan zie je wie de mens als mens blijft."
Hoe zou je het contact tussen ouderen en jongeren in de gemeente kunnen bevorderen?
"Bij ons in Leiderdorp verzorgt de jeugdvereniging een keer in het jaar een middag voor de ouderen. Maar het is natuurlijk minimaal, één zo'n middag. Waar je aan zou kunnen denken is dat jongeren bezoeken afleggen bij ouderen. In onze gemeente gebeurt dat door wat oudere mensen (van een jaar of dertig) en dan ongeveer vier keer per jaar. Het is denk ik best moeilijk om dat vorm te geven, want hoe krijg je dat bij elkaar?"
Wat is voor u het belangrijkste van het gemeente-zijn?
"Het belangrijkste van het gemeente-zijn is tegelijk het belangrijkste van het leven. Dat is dat de vreze des Heeren een plaats heeft in je leven. Dat is noodzakelijk, omdat de Heere het vraagt. Dan kun je de zondag zeker niet missen.
Het is ontzettend belangrijk dat de Heere onder jong en oud wil werken, dat Hij Zijn gemeente ook onder ons bouwt. Als de vreze des Heeren niet aanwezig is, dan zie je dat er niets overblijft. De Heere bewaart Zijn kinderen niet altijd voor dwalingen - dat leert de geschiedenis ons - maar de fundamenten moeten wel blijven staan."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 18 april 2001
Daniel | 32 Pagina's
