De Westminster Confessie
Belijdenissen over de grenzen
In onze kerken zijn we bekend met verschillende oecumenische symbolen, zoals de Apostolische Geloofsbelijdenis, de Geloofsvorm van Athanasius en de Geloofsbelijdenis van Nicéa. Daarnaast kennen we onze drie Formulieren van Enigheid: de Heidelbergse Catechismus, de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels. Ook buitenlandse kerken hebben hun belijdenissen. In de komende tijd willen we aandacht besteden aan een aantal hiervan.
Het ontstaan van de Westminster Confessie
Onze eerste verkenning over de grenzen heen betreft bet ontstaan, de inhoud en de betekenis van de Westminster Confessie (1647). In enkele afleveringen wil ik hierover iets schrijven. In de dertiger jaren verscheen in de Saambinder een Nederlandse vertaling van de Westminster Geloofsbelijdenis, vermoedelijk van de hand van ds. G.H. Kersten.
In de begintijd van de Reformatie was de gedachte aan een nieuwe belijdenis niet direct aan de orde. Na verloop van tijd was het echter wel nodig om anderen te overtuigen met motieven aan de Schrift ontleend. Ook was een confessioneel getuigenis nodig met betrekking tot de overheid omdat de kerk afhankelijk was van haar steun en bescherming. Dat zien we in het bijzonder in de Engelse en Schotse kerk.
Engeland
In Engeland was na de Reformatie het kerkelijk leven afhankelijk van de wil van de koning. Deze had de bevoegdheid om kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders aan te stellen, maar ook zo nodig weer te verwijderen. Het bisschoppelijk stelsel in de Anglicaanse kerk met zijn hiërarchisch (regering van boven naar beneden, niet vanonder af) karakter, kwam de koning daarbij goed van pas. Ten tijde van koning Edward VI zijn de zes artikelen van de roomsgezinde partij afgeschaft. Die artikelen waren: verplicht geloven in de transsubstantiatie, avondmaalsbeker alleen laten drinken door de priester, celibaat voor priesters, kuisheidsgelofte, missen voor gestorvenen handhaven en de biecht. Thomas Cranmer (aartsbisschop van Canterbury) stelde 42 artikelen op, die hij voorlegde aan de bisschoppen en andere theologen, met advies van verschillende buitenlandse godgeleerden. Door koningin Elisabeth zijn nog verschillende wijzigingen aangebracht en is het aantal teruggebracht tot 39, maar inhoudelijk met dezelfde noties. Alle geestelijken, staatsbeambten en later ook studenten moesten hun instemming met deze artikelen betuigen. In de Anglicaanse kerk zijn ze nog steeds officieel van kracht. De 39 artikelen worden beheerst door de idee van de staatskerk. De Westminster synode in 1647 heeft deze artikelen tot uitgangspunt genomen om tot een nieuwe gereformeerde confessie (belijdenis) te komen.
Schotland
Hoe ging het in Schotland? In eerste instantie was de Schotse koning met de bisschoppen fel tegen de reformatorisch beweging. We denken dan aan Patrick Hamilton, die al in 1528 werd omgebracht, omdat hij Lutherse denkbeelden propageerde over de onvrije wil, de rechtvaardiging alleen door het geloof. Een latere martelaar was de bekende George Wishart. Hij was geruime tijd in de Zwitserse kerken en vertaalde de Confessio Helvetica in het Engels. Hij stierf in 1546.
Niet lang daarna was er de bekende prediker John Knox. In felle bewoordingen nam hij stelling tegen de paus als antichrist en tegen de roomse kerk als de grote hoer. Hij werd gevangen genomen en tot de galeien veroordeeld. In 1549 kwam hij vrij en vijf jaar lang diende hij de kerk in Engeland, zelfs als hofprediker van Edward VI. Bij de totstandkoming van het Book of common Prayer was hij adviseur. Na de dood van deze koning moest hij vluchten en kwam terecht in Frankfurt en Genève. Hij was een overtuigd medestander van Johannes Calvijn. In een Engelse vluchtelingengemeente werd zijn opgestelde confessie aanvaard. Die belijdenis bestond uit vier artikelen: 1. God de Vader, 2. Jezus Christus, 3. De Heilige Geest, 4. De kerk en de gemeenschap der heiligen. Nummer 1 en 4 vertonen veel overeenkomst met de latere Schotse Confessie. John Knox keert in 1559 terug in Schotland. Na een burgeroorlog komt er in 1560 een vredesovereenkomst tot stand en kan een vrij parlement van de Schotse natie beslissen over de religieuze aangelegenheden. Verschillende roomse dwalingen moesten veroordeeld worden. Het parlement gaf aan Knox c.s. de opdracht om te komen tot een confessie, die als hoofdsom moest dienen voor het Schotse koninkrijk. Na voorlezing werd deze belijdenis door de afgevaardigden aanvaard, als gegrond op Gods onfeilbaar Woord. Sinds 1572 moesten alle predikanten deze Schotse Confessie ondertekenen. Deze belijdenis is wat anders van karakter dan de 33 hoofdstukken van de Westminster Confessie. De verkiezing wordt aangenomen als een onbetwiste werkelijkheid en niet zo zeer als een dogma. Als het gaat over Doop en Avondmaal, dan wordt beklemtoond dat zij niet slechts tekenen, maar bovenal zegelen zijn van Gods beloften aan Zijn gemeente.
De kracht van deze belijdenis ligt niet zozeer in een evenwichtige en uitgebalanceerde opsomming van de christelijke waarheden, maar in een spreken vanuit de Schrift en vanuit een levend geloof. Deze twee zaken kenmerken de eerste Schotse belijdenis: de Schrift is uitgangspunt en vanuit de heilsfeiten wordt een levende theologie naar voren gebracht. (Aldus ds. C. Harinck in het boek 'Om het hart van het Evangelie'). Mary Stuart was het met deze belijdenis niet eens. Toch bleef zij van kracht tot 1688. Na de Westminster Confessie (1647) kwam de Schotse Confessie wat meer op de achtergrond. Bovenstaande achtergrondinformatie is nodig om de Westminster Confessie te kunnen plaatsen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 januari 2000
Daniel | 32 Pagina's
