Van de kant van de prediker mogen geen onnodige barrières worden opgeworpen
Vraaggesprek met ds. A.Moerkerken
'Ik voelde me altijd ongelukkig als ik de kansel op moest en de voorbereiding in de afgelopen week was in de verdrukking gekomen. Zulke weken waren er wel eens, soms door omstandigheden waar je zelf iets aan kon doen en soms door omstandigheden die je niet in de hand had. In die laatste gevallen heb ik toch altijd gevraagd: 'Heere, U weet toch waarom het niet kon, zoals het behoorde? ' Maar ik bleef me er ongelukkig bij voelen. De prediking van Gods Woord vereist een grondige voorbereiding.'
Aan het woord is ds. A. Moerkerken. Zaterdag 11 september hoopt hij 25 jaar in het ambt te staan. Na de gemeenten van Nieuw-Beijerland en Gouda gediend te hebben is hij nu emeritus predikant en docent aan de Theologische School. Hij woont in Capelle aan den IJssel, waar hij 's zondags in de gemeente voorgaat.
Dominee welke plaats nam de prediking in die 25 jaar in?
Ik heb in de kwart eeuw die voorbijgegaan is, de prediking gezien als het meest wezenlijk onderdeel van mijn ambtsbediening. Het formulier tot bevestiging van dienaren des Woords zegt: 'Eerstelijk, dat zij des Heeren Woord, door de Schriften der Profeten en Apostelen geopenbaard, grondig en oprechtelijk aan hun volk zullen voordragen, en het toeëigenen, zo in het (al)gemeen als in het bijzonder, tot nuttigheid der toehoorders, met onderwijzen, vermanen en vertroosten en bestraffen, naar eens iegelijks behoefte, verkondigende de bekering tot God, en de verzoening met Hem door het geloof in Jezus Christus...'.
Is een bepaalde preek het middel geweest tot uw bekering? Kunt u daar iets meer over zeggen?
Dat kan alleen met de grootst mogelijke schroom, als er naar je bekering gevraagd wordt. Ik denk dat ik zeggen mag dat een preek over de 32e Psalm mij heeft stil gezet. Ik was een jaar of twaalf. Het ging over de eerste twee verzen van Psalm 32. Die predikant ging toen verklaren wat het is als je overtreding vergeven is en de zonde bedekt en de Heere de ongerechtigheid niet toerekent. Het geluk van Gods kinderen! Toen voelde ik tot in het diepst van mijn ziel, hoe jong ik ook was, dat ik dat miste. Voor het eerst in mijn leven ging ik als een onbekeerd mens - eigenlijk was ik nog een kind - de kerk uit. 't Was in Rotterdam-Zuid. Daar ben ik opgegroeid, gedoopt, heb ik belijdenis gedaan, een attest gehad, en heb ik voor het eerst aan het Heilig Avondmaal mogen deelnemen. Daar is veel gebeurd aan het Mijnsherenplein, de gemeente van onder anderen ds. Lamain, waar mijn ouders naar de kerk gingen.
Geldt dat ook voor uw roeping het ambt?
Dat is met een begeerte begonnen, toen ik jong was, heel jong. Ik was voor onze gemeenten ook betrekkelijk jong - 25 jaar - toen ik toegelaten werd tot de Theologische School. Een schriftgedeelte, dat naast die begeerte op mijn hart gebonden werd, is Jesaja 6 geweest. De roeping van jesaja. Vooral de indruk van de ontzaglijke majesteit Gods greep me aan. Voor die God kon zelfs Jesaja geen plaats vinden om te bestaan. Hij roept het uit: 'Wee mij, want ik verga!' Hoe kun je dan profeet zijn? Maar nadat een seraf met een kool van het altaar zijn onreine lippen heeft aangeraakt, zegt hij óók: 'Zie, hier ben ik, zend mij henen!' Die twee dingen zijn vaak in m'n hart geweest, ook aan de voet van de kansel. Enerzijds dat beven voor het werk dat ik doen moest. Zei Luther niet dat hij soms liever stenensjouwer zou willen worden dan nog één keer preken? Anderzijds de hartelijke begeerte om nog eens goed van God te mogen spreken. Zei diezelfde Luther niet dat hij op andere tijden met geen koning of keizer zou willen ruilen als hij niet meer zou mogen preken?
Tegen welk facet van uw ambtswerk ziet u het meest op?
Het ambtswerk heeft voor mij nu niet zoveel facetten meer, sinds ik in 1996 met emeritaat ben gegaan. Dat vond zijn oorzaak in het feit dat ik ziek was geworden, waardoor ik het werk in een gemeente niet meer kon combineren met het docentschap aan de Theologische School. Maar als u bedoelt waar ik in de 22 jaren waarin ik 'gewoon' in het ambt stond het meest tegen op zag, dan behoef ik niet te aarzelen: het ziekenhuisbezoek. Dat wil ik eerlijk toegeven. Weet je waar de kerk in Gouda staat? Daar tegenover is het Groene Hart Ziekenhuis. Bij het betreden van de ziekenhuishal dacht ik wel eens: 'Waarom zie je hier toch zo tegen op? Nu moet je op een zaal van vier iets gaan vertellen, dat je zondag aan een paar honderd mensen doet.' Hoe komt dat nu? Zou het niet te maken kunnen hebben met je karakter? De een is contactueel wat sterker dan de ander. Ik ben nogal introvert. Hoe het ook zij: ik vond het steeds erg moeilijk.
Hoe bereidt u zich voor op het maken van de preek? Ziet u daar een bepaalde volgorde in?
Ja. Daar hou ik een vrij strakke orde in aan. De eerste vraag is natuurlijk: hoe vind je een tekst? Die krijg je ook niet altijd. Er zijn ogenblikken, dat de Heere je er duidelijk een aanwijst. Een enkele keer doordat je kennelijk op een schriftplaats wordt gewezen. Soms ook wel in de middellijke weg, in een gesprek met iemand. Vaak behoef je helemaal niet te kiezen: de catechismusstof bijvoorbeeld is voorgeschreven. Het ergste vind ik, als je op vrijdagavond nog geen stof hebt. Als ik de tekst gevonden mag hebben, dan volg ik een bepaalde orde. Ik lees eerst de tekst in zijn verband in de Statenvertaling met de kanttekeningen. Vervolgens de grondtekst. Daarna twee of drie goede verklaringen. Dan probeer ik de gedachten die ik gevonden heb, mediterend, biddend, studerend op papier te zetten. Pas daarna lees ik een preek van een ander over dezelfde tekst. Dat bedoel ik niet hoogmoedig, maar als ik eerst een preek van een ander lees, zit ik ongemerkt van het begin tot het eind aan dat stramien op de preekstoel vast. Het moet je eigen preek zijn.
Welke elementen mogen - volgens u - beslist niet ontbreken in de preek?
Elke preek moet anders zijn en toch gelijk. Ik zeg tegen m'n studenten wel eens: 'Wanneer iemand te laat in de kerk komt, na de afkondiging van de tekst en het duurt langer dan vijf minuten voordat ze weten welke tekst aan de orde is, zit er iets fout. Een preek moet altijd verklaring en toepassing zijn - explicatio en applicatio, zeiden onze ouden - van het Woord Gods. Die twee moeten in evenwicht zijn. Hellenbroek - mijn lievelingsschrijver - doet dat zo heel goed. Hij volgt de 'Hollandse' methode: een goede tekstverklaring en altijd een andere toepassing, die uit de tekst opkomt. Dat maakt de preek levendig. Er moeten daarnaast in elke preek elementen zitten die steeds terugkeren. Welke? De preek moet trinitarisch zijn: de verkiezende liefde van de Vader, het borgwerk van de Zoon en toepassende werk van de Heilige Geest. Dat laatste vind ik heel cruciaal. Dan komt ook de doodsstaat van de mens en de noodzaak, de wijze en de mogelijkheid van de wedergeboorte aan de orde.
Vaak vinden jongeren de preek moeilijk. Herkent u dit?
Ik vind een van de grootste complimenten dat een kind van vier naar me toekomt en zegt: 'Ik heb het begrepen, dominee!' Dan begrijpt een professor het ook. Andersom geldt dit niet altijd, je moet ook weer niet kinderachtig preken. Het 'moeilijk vinden' heeft verschillende kanten, 'k Zou drie dingen willen zeggen. In de eerste plaats: er is in de boodschap van de Heilige Schrift iets van een verborgenheid. In 1 Korinthe 2 staat: 'De natuurlijke mens begrijpt niet de dingen die des Geestes Gods zijn... ze zijn hem een dwaasheid.' Hoe helder en eenvoudig een predikant ook spreekt, er zullen er blijven die zeggen: 'Wat wil toch deze klapper zeggen? ' Op de Areopagus waren dat de intellectuelen. Ten tweede: een dominee kan z'n preek onnodig moeilijk maken door een verouderd taalgebruik. Ten derde: soms zeggen mensen dat ze een preek moeilijk vinden terwijl ze bedoelen dat ze het er niet mee eens zijn. Dat maakt het wat gecompliceerd
Geldt nog steeds dat de prediker zich moet richten op de leeftijd van twaalf-tot vijftienjarigen? Zo'n aanduiding blijft wat subjectief.
Een prediker moet in ieder geval écht zijn. Daarmee bedoel ik dat jongelui het helemaal niet erg vinden als ze eens een moeilijk woord horen. Als ze maar de gedachte hebben: die man op de kansel spreekt, zoals hij is. Dat betekent niet dat hij spreekt zoals thuis in de huiskamer, op de bank. De kansel vereist eerbied. Een ingetogen woordgebruik, eerbiedig en eenvoudig. Maar wel, dat de prediker staat voor wat hij zegt! Wanneer luisteren jongeren niet meer? Als ze het gevoel hebben dat een prediker veinst (huichelt), niet oprecht overkomt. Daarnaast is het ook funest voor de aandacht, als je elke zin na twee beginwoorden al tot het eind aan kunt vullen. Dat verraadt soms een zekere gemakzucht, die onze oude schrijvers niet hadden.
Wat vindt u van de uitspraak van een jongere: 'De hele preek was voor Gods volk en daar reken ik mezelf niet toe, dus was er voor mij eigenlijk niets bij.'
Ik zou die preek wel eens hebben willen horen. Of dat werkelijk zo was. En stel je nu eens voor dat het waar was: de hele preek was voor Gods volk. Dan nóg is er een boodschap. Denk maar aan de preek over Psalm 32, die in mijn leven zo ingrijpend is geweest. Die is voor mij wél gebruikt! Dat is de ene kant. Maar een dienaar des Woords moet aan de andere kant wel beseffen, dat helaas in de meeste gevallen een groot deel van de gemeente zonder God in de wereld leeft. Ook daar moet hij een woord voor hebben!
Dominee, is een preek zonder een indringend appèl op alle hoorders en in het bijzonder op de onbekeerden wel een preek te noemen?
Ik ben een beetje allergisch voor het woord appèl! Waarom? 't Staat niet in de Schrift en niet in de belijdenisgeschriften. Ik heb er overigens geen moeite mee om te zeggen, dat een preek indringend en appellerend moet zijn. Als men daarmee bedoelt, dat de volle verantwoordelijkheid van de mens verkondigd moet worden. Velen verstaan helaas onder een appellerende prediking een verkondiging waarin afbreuk wordt gedaan aan de doodsstaat van de mens. Dat maakt mij wat huiverig voor het woord appellerend. Maar bedoelt ermee wat de Dordtse Leerregels zeggen in hoofdstuk 2, artikel 5... 'Voorts is de belofte des Evangelies, dat een iegelijk, die in de gekruisigde Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe; welke belofte allen volken en mensen, tot welke God naar Zijn welbehagen Zijn Evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof...' dan mag men van mij het woord appellerend gebruiken.
Als een preek opgaat in kenmerken van het geestelijk leven, dreigt dan geen eenzijdigheid?
't Is goed is om in elke preek de kenmerken van het geestelijk leven te verkondigen. De Heere Jezus deed dat ook. Denk aan de Zaligsprekingen. Maar hoe preek je ze en waartoe preek je ze? Hoe? Kenmerken prediken moet een element in de prediking zijn, de preek mag er beslist niet in opgaan. Bij een trinitarische preek komt het werk van de Heilige Geest naar voren. Hoe gaat het nu toe, als God een mens bekeert? Dus dan komen de bijbelse kenmerken naar voren. En waartoe? Nooit als grond voor het zalig worden. Maar als toetssteen, tot beproeving. En dan kunnen kenmerken een bemoediging zijn, nooit een rustgrond. Ze kunnen ook - en dat is heel belangrijk!-dienen tot ontdekking van degenen die deze kenmerken missen. De oude schrijvers hebben dit altijd zo gedaan.
Kunt u in het kort zeggen hoe u de studenten onderwijst in de homiletiek (predikkunde)?
Op de Theologische School maken we gebruik van de grote en wat oudere handboeken van T. Hoekstra en K. Dijk. Maar ook nieuwere literatuur wordt wel geraadpleegd. Overigens is de spits van dit vak vooral praktisch gericht. In het tweede leerjaar moeten de studenten hun preek uitschrijven en aan mij en hun jaargenoten voorlezen. Vervolgens lezen zij een uitgeschreven preek aan alle docenten en studenten voor. Telkens met een positief kritische bespreking. Later moeten ze een preek uitspreken ten aanhore van alle studenten en docenten.
We zijn niet geroepen tot het uitspelen van predikanten, maar er is in onze gemeenten toch wel een verscheidenheid in het houden van een preek? Ze hebben toch allemaal dezelfde Theologische School gehad en veelal hetzelfde geleerd? Dit behoort tot het eigene van ons kerkverband, leder heeft zijn eigen voordracht en manier in het brengen. Ik ben afkerig van imitatie, 't Maakt zo'n onechte indruk. Wel moeten - afgezien van de voordracht - uitleg en toepassing in een juist evenwicht zijn. Een predikant die veel exegetische gaven heeft, moet oppassen dat de preek niet teveel een exegetische verhandeling wordt. Het bevindelijke element komt dan wel eens in de verdrukking. Géén exegese in de preek is een teken van luiheid. Mijn vuistregel: evenwicht! Wordt dit evenwicht verbroken, dan krijg je óf een exegetisch referaat óf een prediking waar bevindelijkheid (dat is niet hetzelfde als bevinding!) zich repeteert.
Krijgt u wel eens opmerkingen van jongeren over de preek?
Ik heb geen gemeente meer. De contacten met jonge mensen mis ik nu. Die heb ik wel 2 2 jaar gehad. Ik kreeg veel reacties, zowel positief als negatief. Denk aan dat jochie van vier. Maar... de lelijkste opmerkingen kreeg ik in het algemeen niet van jongeren.
In jonge gezinnen is vaak een zekere mate van ontvankelijkheid om over deze dingen te spreken. Twee dingen moet je - lijkt mij - in contacten met jongeren niet doen: geen zelfverzekerde houding aannemen en ook geen gewild populaire, zoekende houding. Zo van: ik ben er eigenlijk ook niet uit. 't Is mijn ervaring dat jonge mensen een bescheiden, maar besliste overtuiging wel waarderen.
Wat moet ik met de opmerking van een meisje: 'Iedere zondag bid ik voor de predikant, maar als hij twee of meer woorden gezegd heeft, weet ik al wat er komt. Het is bijna altijd hetzelfde, maar met een andere tekst! Ook het gebed! Dit komt voor uit een bewogen hart en beslist niet uit een kritische houding.
Ik betrek hierbij een opmerking van Prof. Graafland: 'Het leggen van het bevindelijk belevingsschema over de tekst speelt een grote rol bij het voorspellende karakter van de preek'. Ik denk dat deze vragen niet gelijk zijn. Wat professor Graafland betreft: we mogen geen stolp over de tekst zetten. Maar er is niets mis mee als de heilsordelijke doorleving van de drie stukken functioneert in de prediking. Ik bedoel ellende, verlossing en dankbaarheid. Maar - en dat betreft de opmerking van dat meisje - als een preek zó voorspelbaar wordt, dan is er iets mis. In zijn algemeenheid gesproken moet een prediker de talenten, die hij ontvangen heeft, gebruiken. Ernst maken met de voorbereiding, met het doorzoeken en onderzoeken van Gods Woord. Dat is dringend nodig om iedere zondag vers te blijven.
In leesdiensten worden wel eens 'oudvaders' gelezen. Mogen we deze preken enigszins in de hedendaagse spelling zetten, zodat ze begrijpelijker worden.
Is dat zo? Daar ben ik blij mee! Ik denk dat er gemeenten zijn, waar dit nooit gebeurt, 'k Zou zeggen: niet altijd een oude schrijver in de leesdiensten, dat hoeft niet. Maar nooit een oudvader is ook niet goed. Zelf lees ik ze altijd zoveel mogelijk authentiek, in de oude druk en spelling. Op de kansel gaat dat moeilijk, dat begrijp ik wel. Een van mijn lievelingsboeken is De kruistriomf van Vorst Messias van Hellenbroekl Zó alleen is het de 'Kruistriomf' voor mij. Het overzetten in de hedendaagse spelling is voor mij geen probleem. Maar men moet niet aan de inhoud tornen!
Soms wordt van binnenuit en van buitenaf gezegd dat de preken in onze gemeenten te beschrijvend zijn en te weinig het verkondigende element bevatten! Prediken is toch proclameren, verkondigen?
Ik ken die kritiek wel. Wordt hier geen valse tegenstelling opgeroepen? Als onder beschrijvende prediking verstaan wordt dat over de bevinding van Gods kinderen van a tot z in de derde persoon gesproken wordt, is deze kritiek wel gerechtvaardigd. Maar het is aan de andere kant toch ongewenst dat we alleen in de uitleg blijven steken! En wanneer gesproken wordt over het werk van de Heilige Geest, dan is daar toch onlosmakelijk aan verbonden, hoe Die in het hart van een zondaar werkt? je ontkomt dan toch niet aan een 'beschrijving' hoe de Geest werkt? Dat mag en moet verkondigd worden. Dat er verzoening is voor de grootste der zondaren, maar ook hoe dat uitgewerkt wordt.
Wat zou u willen zeggen in verband met de begrijpelijkheid van de preek?
Zoals als wijlen ds. A. Vergunst - mijn vroegere docent - dat ons op school altijd leerde: bedien je van natuurlijk taalgebruik, vertoon eerbied, oprechtheid, spreek zoals je bent, gebruik niet onnodig moeilijke en onbegrijpelijke woorden. En al zou je in staat zijn al deze zaken te realiseren in de preek, dan blijft toch het woord uit 1 Korinthe 2 staan: de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen die des Geestes Gods zijn, want ze zijn hem dwaasheid. Maar dat ontheft de prediker niet van zijn taak om de boodschap zo begrijpelijk mogelijk aan de harten van de hoorders te leggen. Van zijn kant mogen geen onnodige barrières worden opgeworpen.
Wat zou u tot de jongeren willen zeggen, die oprecht worstelen met de verstaanbaarheid van de preek? Kun je het luisteren naar een preek ook 'leren'?
ja, door het aandachtig, studerend, biddend en mediterend lezen van de 'oude schrijvers'. Maak je het taalgebruik eigen van onze gereformeerde vaderen. Lees bijvoorbeeld de zevende Zondag van Comrie. Die is hertaald. 't Zal je - vooral in het begin - wat moeite kosten, maar die wordt rijk beloond. Daar klinkt het hart van het Evangelie in door!
Dominee, hebt u voor de lezers van ons blad nog een slotopmerking?
Kom getrouw op onder de prediking, wie er ook preekt of leest. De Heere is niet aan de middelen gebonden, jij wel. Doe dat biddend voor jezelf en voor hen, die voorgaan. En heb je soms 'kritiek'? Die heb ik als jongen ook wel gehad, totdat de Heere in mijn nabije omgeving op een kennelijke wijze iemand bekeerde. Juist onder die prediking, waar ik nogal eens wat op aan te merken had. Toen liet de Heere mij m'n armoede zien, dat ik zoveel had aan te merken, terwijl een ander onder datzelfde Woord genade ontving. Zo gebruikt de Heere op wonderlijke wijze Zijn Woord. Laat dat tot troost zijn van allen, die het in waarheid om Hem te doen is. Zijn Woord keert nooit ledig weer, maar doet altijd wat Hem behaagt. Dwars door alle omstandigheden heen. Hij houdt getrouw Zijn Woord.
H.l. Ambacht
B.S. van Groningen
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 september 1999
Daniel | 32 Pagina's
