JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Volhardende...

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Volhardende...

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op de regiodag te Kootwijkerbroek sprak onze voorzitter, ds. C. A. van Dieren, in de openingsmeditatie over Lukas 14:15-24. De Heere jezus is gekomen in het huis van een van de oversten van de farizeeërs om brood te eten. Een gast zegt daar: Zalig is hij, die brood eet in het Koninkrijk Gods". Dat is waar, want er is geen grotere weldaad, dan deel te hebben aan het Koninkrijk Gods. Deze man is dus zeer rechtzinnig met de mond. Christus, de Hartenkenner, ziet echter geen heilbegerig, verslagen hart, maar iemand die voor zichzelf ten volle overtuigd is van zijn deel aan het Koninkrijk Gods. Dodelijk gerust en verzekerd! In de gelijkenis van het grote avondmaal gaat de Heere deze man (en in hem zovelen ook in onze tijd!) eerlijk behandelen, droggronden blootleggen en het bedrieglijk hart toetsen.

In de gelijkenis is een groot avondmaal aangericht, waartoe al veel voorbereidingen waren getroffen. De mensen waren reeds lang van tevoren genodigd en nu alle dingen gereed zijn, wordt de knecht gestuurd met de boodschap: "Komt, want alle dingen zijn nu gereed". De genodigden verontschuldigen zich echter. Bedroefd komt de knecht terug, maar toch zal het huis vol worden. Zijn heer stuurt hem in de straten en wijken der stad. En als er dan nog plaats is, moet hij ook uitgaan in de wegen en heggen. "En dwing hen!"

Wie zijn eigenlijk de genoden? Dat zijn de Joden, tot wie de profeten gesproken hebben van het heil, bereid in de volheid des tijds. Zij willen echter op de nodiging van vrije genade, zonder de werken der wet, niet komen. Wat een voorrecht, dat Christus gezonden is tot heidenen, armen, blinden en kreupelen!

Van Wie gaat het avondmaal uit? Het kwam niet op in de gedachten van mensen. Het grootste wonder in het leven van Gods kinderen is, dat God Zelf de Eerste is. Door de gasten kan niets worden toegevoegd, maar het is alleen de dadelijke en lijdelijke gehoorzaamheid van Christus, Die de zonden verzoent, tussentreedt, de deur opent. Christus gaat uit om te nodigen, ook nu nog in de prediking des Woords. Hoe vaak bent u al geroepen? Is de lankmoedigheid Gods u al een wonder geworden? Wat leren we ons schuldig kennen, vanwege de vele verontschuldigingen: "Ik heb het te druk, mijn gezin, mijn werk, de begeerlijkheid van het tijdelijke leven..." Maar ook: "Ik kan mezelf niet bekeren. God moet het doen..." Als dat niet beleefd wordt, is het een grote leugen in uw mond. Het moet nood worden en dan zal het ook uitdrijven tot de troon der genade.

In de gelijkenis wordt de heer toornig. Niemand van de genoden zal het avondmaal mogen smaken. Anderen zullen door Gods Knecht worden ingebracht. Dat zijn geen tastende blinden en kruipende kreupelen, die zélf naar de deur van de Gastheer komen. Het zijn verlorenen, die door de Knecht worden opgezocht daar waar ze in hun ellendestaat verkeren. Voor zulken die de gruwel der goddeloosheid gezien hebben, aan hun walgelijkheid en mismaaktheid vanwege zonde en ongerechtigheid ontdekt zijn en zélf van hun plaats niet kunnen afkomen. Voor zulken gaat Gods Knecht, door de zending van de Vader, uit om te zoeken. Hij weet de onwaardigen en de rechtelozen te liggen en overreedt het hart, lost de onmogelijkheid op, spreekt van het welbehagen Gods, dat voor ellendigen dat land bereidt. Zo zal Hij spreken, overreden en gewillig maken tot de laatste zal zijn ingebracht. Ook vandaag gaat het Woord uit, opdat niemand zich langer kan verontschuldigen. Om blinden en kreupelen te brengen aan de voeten van de grote Knecht des Heeren en om huichelaars, zoals de wetgeleerden, te ontdekken.

Vruchten dee Geestes

Na de pauze spreekt ds. P. Blok over 'Vruchten des Geestes'. Hij leest Handelingen 2:37-41. In dit gedeelte vinden we de openbaring van de Nieuw-Testamentische gemeente op de Pinksterdag. "Zij waren volhardende in de leer der apostelen", lezen we. Het is het bijzondere werk van de Heilige Geest, als Werkmeester des geloofs. Dat is niet alleen het plantende werk, maar onlosmakelijk zijn de vruchten daaraan verbonden in harten van mensen die van eeuwigheid verordineerd zijn.

In de Dordtse Leerregels lezen we over het werk van de Heilige Geest in hoofdstuk III en IV, artikel 14. Het gaat over het geloof, dat de mens 'metterdaad wordt medegedeeld, ingegeven, en

ingestort'. Dodelijk is deze omschrijving voor het remonstrantisme, dat de mens het vermogen toekent om te geloven. Het is echter eenzijdig, zowel de habitus (het wonder van de planting), als de actus van het geloof (de geloofsactiviteit, de oefeningen des geloofs).

Het volharden in het geloof is een vrucht des Geestes, voortvloeiend uit de arbeid van de verhoogde en verheerlijkte Goël. De Geest is het, Die de wereld overtuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel. Het nieuwe leven vindt zijn oorsprong in de Goël. Het is soeverein, ook in de uitvoering. Geen nagelschrap van de mens komt in aanmerking, 't Is God, Die in u werkt, beide het willen en het werken naar Zijn welbehagen.

Er staat: "En zij..." Dat was niet algemeen, hoewel de pinksterboodschap aan duizenden gebracht was. En zij... Dat waren diegenen, die Petrus' woord gaarne aannamen. Dat waren degenen, die verslagen waren in het hart. Veel is er gebeurd. Jezus Christus is verheerlijkt in hun leven en genadevruchten kwamen openbaar.

Vroeger, op de gezelschappen, werd gevraagd naar het begin van het leven; dan mocht het 'kindergeschrei' gehoord worden en dat maakte vaak voor de andere aanwezigen het hart gaande. Het nieuwe leven is onlosmakelijk verbonden aan de leer, aan Gods handelen. Daar buigen ze absoluut voor. Ze willen weten hoe God een mens bekeert. God opent ogen en oren, maar dat gaat niet buiten het Woord van God om. Zowel de Waarheid als de bediening moeten verklaard liggen in het Woord. Een mens kan met een schreeuwende ziel naar Gods huis gaan: "Heere, laat het eens verklaren!". En dan kan zo iemand wel eens verbaasd en verwonderd onder de inzettingen verkeren. Dan wordt daar vertolkt, wat in het hart leeft en hij of zij vraagt: "Heere, hoe weet die man dat? " Zij waren volhardende in de leer en in de gemeenschap. Dat kun je niet maken, niet opdringen, niet forceren, maar dat doet Gods Geest in wonderlijke verbondenheid: Ruth aan Naomi, maar niet aan Orpa, David aan Jonathan, maar niet aan Saul. Wie vertolkt die wonderlijke band van de gemeenschap met de Hogepriester? Het is een vrucht van de bediening van Christus: "Ik wil dat ze allen één zijn". Dat heeft niets te maken met normen en vormen, met maatschappelijke standen en leeftijden. Het wordt wonderlijk door God gewerkt. Uit de praktijk van het ware leven blijkt, hoe het ene kind van God het andere op de ziel gebonden krijgt.

De eerste christengemeente was volhardende in de leer. Dat ging gepaard met strijd. Zoals Sions Koning niet gespaard werd, zo zal ook op Zijn gemeente de pijlen afgeschoten worden. Ze waren ook volhardende in de gemeenschap en dat bracht eveneens strijd, want de duivel is uit op verbreking, vernietiging en verwijdering: Gods kinderen moeten gescheiden worden. Maar er is ook strijd, als de Heere de diepte ingaat met de Zijnen. Zij krijgen kruisen opgelegd, moeten diepten doorwaden, het vlees blijft aan de posten hangen, en toch zijn zij volhardende. Het wordt beleving: "Ik ben een vreemdeling hier beneden". Dat gaat er scherp aan toe. Scheuringen kunnen er zijn: twee op een akker, twee op een bed, twee in de molen en toch... volhardende. Dat vloeit voort uit de arbeid van Christus. Hij zal raad geven, Zijn oog zal op hen zijn, want Hij volvoert Zelf de raad van Zijn Vader. Hem is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Gods kind kan volharden, omdat Christus volhardende was. Hij dronk de drinkbeker ten einde toe. En temidden van de afval vraagt Christus aan zijn jongeren: "Wilt gijlieden ook niet heengaan? " Maar nee, dat kan niet. Gods kinderen raken Hem nooit kwijt.

Waarin waren ze nog meer volhardende? De Heilige Geest werkt - vanuit dezelfde Bron Christus Jezus - verder in het leven van Gods kinderen. We lezen over: volhardende in de breking des broods en in de gebeden. Dat ziet op de gemeenschap. De liefde tot de dienst van God en van de naaste openbaart zich naar buiten. In de liefdemaaltijden van de eerste christengemeente wilden ze hun gaven ten nutte van anderen delen. Liefde is mededeelzaam en gunnend. Het is teer en gevoelig en zegt: 't Is niet door kracht, noch door geweld!"

Ze waren ook volhardende in de gebeden. Ze kenden eikaars noden en droegen de zorgen in natuur en genade op aan de troon der genade. Dan kan het zijn, dat de één de nood van de ander opgebonden krijgt. Dat iemand aan moet kloppen en moet vragen: "Heb je zorgen? " en dat de andere zo uit de hand Gods mag leven.

Het gebedsleven kan ook veranderen. • Dan weten, durven en kunnen ze niet meer bidden vanwege de innerlijke beroering van het hart. Er is zelfs geen lust meer. Wie verstaat dat? Het

gebedsleven wordt geleerd vanuit de biddende Hogepriester. Het is alles uit Hem, de Fontein der hoven, de Put der levende wateren. Mijn lege handen moeten bij de voortduur vanuit Hem bediend worden. Wij, armen en ellendigen, hebben geen zakken vol, maar ons gebedsleven moet een aangebonden leven zijn aan de troon der genade.

Kent u deze vruchten? Gods verborgen omgang vinden zielen, waar Zijn vreze in woont.

Vragenbeantwoording

Na de opening van de middagvergadering leest mevrouw G. Knapen-Faas het gedicht van mevrouw De Priester, waarna ds. Blok een groot aantal vragen te beantwoorden krijgt.

Om des tijds wille voegt de dominee de vragen samen tot enkele onderwerpen, die ook op de andere regiodagen in de vragenbeantwoording min of meer naar voren kwamen.

In het referaat kwam naar voren, dat er in het leven kruiswegen te gaan zijn. Is dat nu een richterlijk of een vaderlijk handelen? Niet altijd zijn deze voor ons te onderscheiden. De Heere handelt Vaderlijk met Zijn gemeente en zelfs in de diepste kruiswegen is dat nooit richterlijk. Het richterlijk handelen is over Christus gegaan, waarmee Hij ruimte baande voor het vaderlijk handelen. De ziel ervaart dat niet altijd. Ze is in opstand, biedt tegenstand en aanvaardt niet de oorzaak van de tuchtigingen. Maar als zelfkennis doorleefd wordt en God aan de voet van onze kruiswegen onze schuldbrief legt, dan hoeft het hart niet meer te zoeken naar de oorzaak. Dan zijn er duizend redenen, waarom de Heere ons had moeten verteren.

In het leven is er op onderscheiden wijze vrucht en onderscheiden leidingen. Er zijn zuigelingen, jongelingen, vaders in de genade. In het leven van bijvoorbeeld Petrus is duidelijk te zien, dat er geloofsoefeningen zijn. Hij was onder de prediking van Johannes de Doper, die de besneden Joden voor ogen hield, dat ze zich moesten bekeren. Ook hoorde hij de boodschap: "Zie het Lam Gods!". Daarna werd hij door Andreas tot jezus geleid. Van hem was de belijdenis: "Gij zijt de Christus", maar de Heere sprak ook tegen hem: "Ga achter mij, satanas". Petrus was toen nog niet vatbaar voor het priesterlijk werk van Christus.

Niet alles is in één keer te leren. De geloofsbeleving gaat verder; de Heere geeft nadere weldaden en tot de laatste snik blijft de gelovige op de leerschool.

Wie het ware leven kent, hoort dat in de prediking ook benoemen. De prediking is een middel in Gods Hand, om de boodschap in de gemeente te leggen. Een prediker kan gedreven worden dingen te zeggen, die een antwoord mogen zijn voor één die met een hart vol raadsels in de kerk zit. Dat is de leiding Gods. Zo geeft de Heere onderwijs uit de hemel. Dan kan het zijn, dat God u te sterk wordt, dat u voor God niet kan bestaan en Hem niet kan ontmoeten. Alle eigen werk is tekort en er is maar één weg tot zaligheid. In die verlorenheid kan God niet achterblijven, want Hij komt tot verlorenen. Voor zo één is hulp beschoren: "Kom herwaarts tot Mij!". Dat is een rijke openbaring vanuit Christus.

Dat kan voor de mensen niet verborgen blijven. Toen ik - aldus ds. Blok - op 23jarige leeftijd met een beleefde breuk over de aarde ging, werd ik door Gods volk opgezocht. Het was een aanbiddelijk wonder, dat ze met mij te doen wilden hebben! En dat God met mij te doen wilde hebben. Ik wilde niet anders dan goed van God spreken. Ik wilde wel iedereen bekeren. Er was ruimte voor iedereen. Maar hoewel ik wel wilde praten, durfde en kon ik het niet. Ootmoedig, schuchter en benauwd was ik, totdat Gods volk mij probeerde uit te halen, en de Geest Zelf trok om mededeling te doen. Dat is gemeenschapsleven, voortvloeiend uit Christus, waarbij door de inkomsten van Boven er ook uitgaven zijn.

En hoe is dat op de verenigingen? Wordt daar nog wel eens 'uitgepakt' uit het eigen leven? Wordt daar nog wel eens over het wezen van de zaak gesproken, of blijft het allemaal algemeen? Zijn we vreemd van elkaar? Spreken we er niet over als de Heere goed geweest is en we Zijn zorg en leiding hebben mogen aanvaarden?

Door de oefeningen des geloofs wil de Heere Zich verder verklaren in Zijn namen, staten, naturen en weldaden. Een 'spaarpotleven' is echter niet goed. De penningen - de weldaden die men van Koning ontving, want Zijn beeltenis staat erop - worden geteld. Dan bouwt men echter op wat van de Heere ontvangen is, op de weldaden. Draai die penningen nu maar eens om, tel de waarde, en vraag de Heere om de rekening! Wat blijft erover? Het gaat om de Weldoener. Christus alleen is het fundament! Het is de praktijk van de godzaligheid, dat we iedere dag opnieuw bekeerd moeten worden. De Heere zegt: "Zijt heilig, want Ik ben heilig", maar ik ben behoefteloos en dor en te moe om mijn knieën te buigen. Door genade is mijn staat voor God wel vast. Ik moet een stad op de berg zijn en het zout der aarde, maar ik kan die maat niet halen. Op de doorreis van het leven moet ik voortdurend met mezelf sjouwen, mezelf meedragen.

Zo worden bekeerde mensen nooit bijzondere mensen. Dan blijft het elke dag: "Bekeer mij, zo zal ik bekeerd zijn!"

Na de vragenbeantwoording wordt ds. Blok door de voorzitter hartelijk bedankt. We zingen tenslotte Psalm 133:1 en 3 en gaan vol gedachten huiswaarts.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 maart 1998

Daniel | 32 Pagina's

Volhardende...

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 maart 1998

Daniel | 32 Pagina's