Tel wat je hebt, niet wat je mist
Met een flinke zwaai gaat de zware zijdeur open van de christelijke MEAO. Josje van Voorst komt naar buiten. Ze draagt een zware boekentas onder haar arm. Ze heeft na de laatste les nog haar engelse leraar gesproken. Hij had gekonstateerd dat Josjes engelse uitspraak nog niet zo goed is. Om alvast te oefenen voor het mondeling examen gaf hij haar wat cassettebandjes met engelse lessen mee.
Maar nu liggen een paar vrije dagen voor haar en ze heeft nog twee uur eerder vrij ook! Diep ademt Josje de buitenlucht in. Het is heerlijk weerk, bijna zomers.
Als Josje bij het fietsenhok aankomt, staan er twee klasgenoten nog wat te kletsen. Reina Dijkhof met de fiets aan haar hand. en Greet Pasman. Nadat Josje hen heeft begroet, beëindigt Greet abrupt hel gesprek. ..Nou. ajuus, en een prettig weekend hè? ", klinkt het joviaal. Even later rijdt Greet in haar autootje voorbij.
„Heeft Greet jou ook uitgenodigd voor haar verjaardag. zaterdagavond? ", begint Reina als ze samen wegfietsen van school. „Ja", antwoordt Josje. en dan weifelend: „maarre.... ik weet nog niet of ik ga en jij? "
Reina zegt: „Wij hebben zaterdagavond sinds kort een vereniging en dat is voor mij belangrijker!" Even is het stil. Ze fietsen langs het Julianapark. Op een bankje zit een oud mannetje met z'n handen op de knieën te genieten van het zachte lenteweer. Een paar eenden zwemmen traag in het glinsterende water van de vijver.
Op het voorhoofd van Josje komt een dikke rimpel.
„Eigenlijk mag ik Greet niet zo", zegt ze afgemeten.
„Waarom niet? ", wil Reina weten.
Josje somt op: „Nou, ze is gewoon overal goed in. iedereen vindt haar leuk. ze heeft haar rijbewijs en een eigen autootje. Moet je kijken wat en leventje zeg."
'Jaloers', flitst het door Reina heen. Reina knikt begrijpend. ..Dus eigenlijk mag je Greet niet zo omdat je vindt dat ze meer heeft dan jij? '
„Ja.... eerlijk gezegd wel", antwoordt Josje.
„Maar denk je dat ze meer is dan jij? ", vraagt Reina. terwijl ze Josje onderzoekend aankijkt.
„Ja", antwoordt Josje impulsief. Dan moet ze opeens lachen. „Eigenlijk niet hè Reina? "
Reina Dijkhof, die een bos rood krulhaar heeft en helderblauwe ogen. is heel anders dan Josje.
Reina wordt door haar klasgenoten ook wel Reintje Regenboog genoemd omdat ze kleding draagt 'in alle kleuren van de regenboog'. Ze heeft echter wel degelijk smaak.
Reina is nuchter, evenwichtig en heeft gevoel voor humor. Josje daarentegen, klein van postuur, met bruine ernstige ogen. is een echte piekeraarster; ze is stil en twijfelt vaak aan zichzelf.
Al zijn ze niet van hetzelfde kerkgenootschap, toch kunnen Josje en Reina het goed met elkaar vinden. Juist omdat zij van heel de klas de enige twee zijn die 's zondags naar de kerk gaan.
De school is wat je noemt „naam-christelijk", er zitten jongelui op van allerlei pluimage. Vooral met de maatschappijlessen komen de verschillende meningen naar voren. Het is vaak Reina die tijdens de diskussies door een korte kernachtige opmerking of mening haar christen-zijn laat blijken. Zij wordt wel gewaardeerd door haar klasgenoten, ook al zijn ze het lang niet altijd met elkaar eens.
Josje heeft veel respekt voor Reina. Zijzelf blijft vaak op de achtergrond.
Ze fietsen al pratend de stad uit. Josje stroopt de mouwen van haar jack op om nog meer te kunnen genieten van het heerlijke voorjaarszonnetje. Ze komen bij het kruispunt op de Veerweg. Reina gaat hier gewoonlijk rechtdoor, en Josje linksaf. Reina stopt en Josje volgt als vanzelf haar voorbeeld.
„Zeg Jos, we zijn nog lang niet uitgepraat hè. heb je zin om bij mij thuis koffie te komen drinken? We hebben toch twee uur eerder vrij!" Josje moet er eerst over nadenken: dan zegt ze: „Ja leuk. ik ben eigenlijk nog nooit bij jou geweest!"
Ze fietsen de Veerweg af. Reina pakt de draad weer op van het gesprek. Ze legt duidelijk uit aan Josje dat ze niet altijd naar anderen moet zien waarvan ze denkt dat ze beter zijn dan zijzelf. Er zijn zoveel mensen die minder gaven gekregen hebben. „Maar je eigen gaven moet je ook zien Josje. Wéét je eigenlijk wel dat jij ook gaven hebt? "'
„Ik? " vraagt Josje verwonderd. ..Ja jij.... Kijk maar eens naar het zondagschoolwerk waarover je mij laatst vertelde. Dat is een gave als je zo goed met kleine kinderen om kan gaan. En een gave dat je zo'n gezellige sfeer kunt maken
met kleine dingen, zoals die plantjes die je verzorgt in het lokaal van juffrouw Bosch. Ja. dat merk ik wel eens op!" Josje zucht, ze weet niet hoe ze moet reageren. Ze mompelt zoiets van „dankjewel". Haar grote donkere ogen kijken triest naar het fietspad als ze zegt: „Ja maar Reina. ik doe ook zóveel dingen verkeerd, dan zie ik die gaven niet". I 1
Reina denkt even na. Dan zegt ze: „Volgens mij. Josje. is het ook zo. Van nature zijn wij ook verkeerd, zondaren, daar heb je gelijk in. Maar dankzij Gods algemene genade hebben wij gaven en talenten gekregen. Nu geeft God er de één wat meer, de ander wat minder, dat is Zijn wijze wil. Dat beslissen wij niet gelukkig".
Josje zucht; met een vragende blik kijkt ze Reina aan. „Maar hoe moet ik mijn gaven nou besteden, dat weet ik juist niet!"
Reina antwoordt daar direkt op: „In ieder geval niet zo lui zijn als de man die zijn talenten begroef weet je wel uit die gelijkenis. Nee. je moet je eigen gemakszucht overwinnen. Je gaven en talenten daar moetje zélf aan werken. Een ander kan dat niet voor je doen!"
Ongemerkt zijn ze bij de rivier aangekomen. Er staan enkele fietsers en brommers op het veerpontje te wachten. Het water klotst tegen de oever aan. Met een doffe dreun botst het bootje tegen de steiger aan.
„Ie bin vrög. hej een vriendin meegenóme? " begroet de pontbaas hen. Reina lacht. „Jazeker, en ze komt bij ons koffiedrinken". Josje staat bij de reling. Ze tuurt naar de krijsende meeuwen boven het water. De pont maakt een draai en even later staan ze aan de overkant.
Het is niet ver meer fietsen naar het dijkhuis waar Reina woont. Voorzichtig nemen ze de helling naar beneden, en zetten de fiets tegen de . I houten wand van het schuurtje.
Ze lopen het smalle stenen trapje op. dat leidt naar de achterdeur. Een klein zwart hondje komt keffend op hen afrennen.
Een vriendelijk uitziende vrouw met een vrolijk gebloemd schort voor. staat in de deuropening.
„Dag, ik ben Reina's moeder", zegt ze eenvoudig tegen Josje en geeft haar een hand.
„Dag mevrouw Re....", dan slaat ze verschrikt haar hand voor haar mond.
„Ja. ze wou mevrouw Regenboog zeggen!", zegt Reina quasi ernstig met een opgestoken vinger en dan moeten ze alledrie lachen. Even later zitten ze aan de koffie in de sfeervol ingerichte kamer. Josje vergelijkt het met thuis. Josjes broers zijn getrouwd en nu is zij de enige thuis. Hier, bij Reina, kun je gewoon voelen dat het anders is. Veel levendiger. Reina heeft nog twee broers die thuis wonen en onder haar nog een broertje en zusje.
„Ga je mee Josje, naar boven? ", vraagt Reina opeens. Ze stommelen de trap op. „Wat een leuk kamertje", verzucht Josje als ze het zolderkamertje van Reina binnenkomen.
Het valt direkt op dat Reina gevoel heeft voor kleuren. De balken zijn wit geschilderd. en de muren lichtblauw geverfd.
„Kijk Jos", zegt Reina. „als je op je tenen gaat staan kun je door het dakraam zo de IJssel zien stromen".
Josje doet het. Prachtig is het gezicht op de rivier, de wolken die erboven drijven en de brede zonnestralen. Een groot schip komt 1 angzaam strooma fwaarts gevaren.
In de verte staat het pontje aan de oeverkant te wachten. „Mooi zeg", verzucht Josje.
De grote hobby van Reina is schilderen. Tegenover het zolderraam is een wit stuk wand van hardboard, waaraan door haar vervaardigde schilderstukjes hangen. Josje bewondert ze stuk voor stuk: een witte waterlelie, een jongen op een paard, een zonsondergang, een rose bloesemboom. een zilvermeeuw op een paaltje, een meisje op een schommel en tenslotte enkele portretten. „Schitterend zeg!", geniet Josje. „Hoe heb je die eigenlijk gemaakt? "
Reina vertelt haar over de gebruikte kleuren en technieken en over de hobby die haar zo boeit.
„Dit is het portret van irTn vader, die vier jaar geleden gestorven is. Dat wist je toch wel? "
Josje knikt. Toen zij op de MEAO kwam was Reina blijven zitten en kwam ze bij haar in de klas. Later had Reina verteld dat haar vader overleden was, haar zusje naar een z.m.l.k.-school moest en haar broer in dienst moest: allemaal zorgen die ze toen niet kon verwerken. Daarom was ze blijven zitten. Reina gaat verder: „Ik had het er toen zo moeilijk mee hè? Maar Josje, je moet niet vergeten dat God door vreugde, maar ik denk nog wel meer door verdriet, teleurstelling en tegenslag en noem maar op bezig is met eh.... je te slijpen zal ik maar zeggen. En dat doet wel eens pijn: maar Hij doet het uit liefde. Als het je voor de wind gaat, denk je. misschien onbewust, dat je het wel alleen afkunt. Maar God moet ons wel eens beproeven opdat wij onze zonden en tekortkomingen zien en meer afhankelijk van Hem gaan leven. Ja zo. dat je vóór dat je iets wil gaan beslissen, eerst op je knieën gaat, begrijp je? " Josje heeft heel stil naar Reina geluisterd. „Ik geloof dat het zo is", zegt ze zacht. „Vaak begrijp ik Gods wil niet. en mischien wil ik die ook niet begrijpen".
Het wordt een fijn uurtje waarin een heel vertrouwelijk gesprek ontstaat. Reina is blij dat de stille Josje zich nu eens wat meer geeft. Dan staat Josje op omdat ze nu
echt naar huis moet. Rei na pakt een boekje van haar boekenplank. „Dit moet je eens lezen Josje. Het is een boekje dat over het onderwerp gaat waar we het zo straks over hadden". Met het boekje in de hand blijft Josje in de deuropening staan. Dan valt haar oog op een klein schilderijtje naast de deur. Er staat een rij populieren op afgebeeld aan een brede sloot. Onderaan het schilderijtje staat in duidelijke witte letters: TEL WAT JE HEBT. NIET WAT JE MIST.
Josje herhaalt hardop de woorden. ..Nou zeg. dat is precies van toepassing op ons gesprek." En dan zegt ze: „Ja, inderdaad er zijn m'n zondagsschoolwerk, m'n familie, ja.... eigenlijk zoveel." Reina legt een hand op haar schouder. „Josje, er is altijd een Ander, die ons helpen wil om dat te zien."
Josjes ogen worden vochtig. „Reina". zegt ze, „bedankt voor alles, ik zal het nooit vergeten."
Reina glimlacht en zegt: ..Ik vond het ook lijn!" En haar ogen zeggen ook dat het zo is.
Als Josje naar huis fietst, heeft ze veel om over na te denken. Haar gedachten gaan terug naar de J.V.-avond van enkele maanden geleden. Ze weet het nog goed. het was voor haar de eerste keer dat ze de J.V. bezocht. Het onderwerp ging toen over „Jong zijn en jezelf zijn". De inleider zei toen: Volwassen worden zonder vallen en opstaan is niet mogelijk." Het ging over identiteitskrisis en relaties. Ook over het zien van je gaven. „Vreemd", denkt Josje. „eigenlijk heb ik toen ook niet nagedacht over mijn gaven. Nu ze er een gesprek met Reina over heeft gehad wel. „Ik heb wel gaven maarre... ben ik niet alti jd jaloers op anderen? Besteed ik mijn gaven wel in de dienst van God? Of woekere ik er helemaal niet mee. net als de man die zijn talenten begroef? " Het blijven toch vragen voor Josje. Die avond voordat ze naar bed gaat. leest Josje een stukje uit haar bijbels dagboek. Vandagag is aan de beurt 2 Korinthe 9 : 15:
„Doch Gode zij dank voor Zijn onuitsprekelijke gave" Hiermee besluit Paulus dit hoofdstuk om de Korinthiërs te vermanen. Want al de eer die eerder in dit hoofdstuk naar voren kwam. en al de gaven waarvan Paulus de Korinthiërs geprezen had. komt niet aan hen. maar alleen aan God toe. Josje leest verder: En hoe is dat bij jou? Dank jij de Heere als je gaven van Hem ontvangen hebt. als je tentamens goed zijn verlopen, als je een fijn thuis hebt. als je echte vrienden hebt? Of pronk je ermee, alsof je al deze gaven vanzelfvan je zelf hebt?
Als je dat doet, ben je een eerrover van God. De Heere is het zo waard om geprezen te worden. Dank de Heere voor al de gaven en weldaden die je vandaag weer ontvangen hebt. God alleen de eer!"
Josje herleest het. Het is alsof ze Reina's stem weer hoort: „Tel je zegeningen, tel wat je hebt. niet wat je mist. En.... er is altijd een Ander die ons helpen wil om dat te zien". Langzaam sluit ze het boekje dicht.
Ze buigt haar knieën. Ze vindt geen woorden om te danken, en schaamt zich over haar ondankbaarheid. „Heere help mij", komt er van haar lippen.
Toch weet ze: de Heere zal haar helpen om te woekeren met haar talenten. Ze zal morgenvroeg de vertelling voor de zondagsschool anders gaan voorbereiden. Bidden en werken. Het wordt vredig in het hart van Josje dat daarnet nog zo onrustig was.
Met haar handen nog gevouwen valt ze in een rustige, droomloze slaap.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 oktober 1988
Daniel | 32 Pagina's
