JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

De witte dolfijn

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De witte dolfijn

vervolgverhaal deel 2

8 minuten leestijd

Drie dagen na de aanval van de orka's is het jonge walvisje gereed om met zijn moeder naar de kust te trekken. Hij kan nu bijna even snel zwemmen als zijn moeder. Hij heeft geleerd hoe hij als een tonnetje om zijn as moet draaien zoals elke walvis dat kan. Hij kan zich plotseling stil houden en enkele minuten bewegingloos in het water hangen. Nu zullen ze samen naar Kaap Hope trekken om daar de andere walvissen die bij honderden weggetrokken zijn te ontmoeten. De witte dolfijn popelt om naar de kust te trekken. Langs het ijs hier wordt de vis schaars en nu ze haar jong moet voeden heeft ze veel meer voedsel nodig. Om middernacht gaan ze op weg. Ze moeten een lange afstand zwemmen zonder enige beschutting van het ijsveld dat veertig kilometer van het land af eindigt. De witte dolfijn zwemt zo snel ze kan. Maar dat moet ze al gauw opgeven, want het walvisje kan haar niet bijhouden. Als ze zijn aanraking niet meer voelt, blijft ze even stilliggen en geeft hem wat melk, terwijl ze intens luistert of ze de orka's niet hoort terugkomen. Ze staat hem niet toe ook maar even te treuzelen. Tegen de morgen bereiken ze de zandbanken en eilanden bij de Yukondelta. Hier zijn ze veilig voor de orka's die zich nooit in ondiep water wagen, omdat ze dan hun rugvinnen niet onder water kunnen krijgen. Rustig zwemt de witte dolfijn een brede riviermonding in.

Voedsel in overvloed

Tijdens de snelle tocht heeft ze alleen maar stilgehouden om haar jong te voeden. Ze heeft zich geen rust gegund om voedsel voor zichzelf te zoeken. Hier is eten volop. De haringtrek is begonnen en het water is donker gestreept door de honderden vissen. De walvissen die nog niet verder getrokken zijn, lijken te zwemmen in een zee van vis. Het jonge walvisje is wat in de war door al die drukte om hem heen en zwemt zenuwachtig heen en weer. De volwassen dolfijnen bewegen zich traag door het ondiepe water en doen zich te goed aan de overdaad van vis. Nog een dag of tien zullen de haringen bij duizenden tegelijk naar de kust blijven stromen. Daarna zullen er andere scholen vis komen, zalmen en spieringen. Maar net zoals de haringen en de andere vissen, hebben de witte dolfijnen een perfekte tijdsindeling. Straks — over een week of twee — zullen ze wegtrekken naar het noorden. Daarbij de arctische kust komen ze samen, dicht bij Kaap Hope, waar ze elkaar het hof zullen maken. Tijdens die lange reis zwermen ze vaak uiteen, maar de zomer zullen ze samen doorbrengen in de koude, noordelijke wateren. Daarna gaan de witte dolfijnen weer naar het zuiden enkele dagen voor het ijs uit. In grote groepen zwemmen ze dan in V-vorm voort, de ganzen van de zee.

Te laat

Op een uitstekende punt, daar waar de kust in de Nortonsont overgaat, ligt de Eskimo-nederzetting St. Michael. De witte dolfijn weet dat heel goed en zal op dat punt verder de oceaan opgaan om zo niet te dicht langs het eskimodorp te trekken. Drie uren geleden is ze met haar jong op weg gegaan. Ze volgt de kustlijn en buigt bij St. Michael af om uit de buurt van het dorp te komen. Maar ze zwemt niet snel genoeg van de kust weg. Uit de kreek die achter de hoge met mos begroeide oever ligt, schiet in snelle vaart een kajak op haar af. De Eskimo in het bootje werpt met kracht zijn harpoen. De punt van het wapen treft het walvisje in zijn schouder. Aan die punt is een lange lijn vastgemaakt. Aan het einde van die lijn zit een drijver, een zak gemaakt van de huid van een zeehond. Alle openingen in dat vel zijn dichtgenaaid en de zak is opgeblazen met lucht. Als de spits van de harpoen iets

raakt, laat hij los van de harpoenschacht. Waar moeder en kind ook zullen heenzwemmen, die zak zal hen altijd aan de oppervlakte van het water blijven volgen. En de jager volgt de zak.

De jacht begint

Met een geweldige vaart schiet de witte dolfijn weg van het land. In haar angst zwemt ze te vlug en raakt haar jong ver voor. Snel draait ze zich om en regelt nu haar vaart naar de zijne. Met angstige, dringende kreten spoort ze hem aan sneller te zwemmen. Het walvisje doet zijn uiterste best. Langer dan zes minuten kan het niet onder water blijven. De Eskimo peddelt wat hij kan. Het walvisje heeft nog niet geleerd even glad boven te komen als zijn moeder. Het schiet half boven water uit. Snel haalt de Eskimo zijn peddel in, grijpt zijn geweer en vuurt drie, vier keer. Maar de donkere huid van de kleine walvis geeft geen duidelijk mikpunt. De jager mist deze keer en de witte dolfijn duikt diep, diep naar de bodem van de oceaan. De opgeblazen zeehondenhuid danst op en neer over het water en rukt aan de lijn. Het walvisje voelt elke keer een nieuwe pijnscheut. Bleef die „ballon" nu maar ergens achter haken, dan zou hij de punt uit zijn schouder rukken. Maar de drijver blijft nergens achter haken en de jager volgt de vluchtende dolfijnen op de voet. Het walvisje zwemt zo vlug en zo vast hij kan. Hij raakt bijna over de hele lengte van zijn lichaam zijn moeder aan. Hij klampt zich aan haar vast alsof hij heel goed weet dat dit geen probleem is waarbij je de hulp van je moeder nodig hebt. Hij zal zich zelf van die lijn moeten bevrijden.

Zou het lukken

Steeds als haar jong moet ademhalen, brengt de witte dolfijn hem omhoog door zelf op te stijgen. En iedere keer petsen de kogels om hen heen. Gelukkig hebben de golven schuimkoppen en maken het zo voor de jager erg moeilijk om goed te mikken. De moeder begint te begrijpen dat een snelle vlucht naar zee hen niet in veiligheid zal brengen. Deze jacht is zo heel, heel anders dan andere, die ze in haar leven heeft meegemaakt. De jager blijft hen volgen. Ze raakt bijna in paniek. Hoe is dat toch mogelijk. Ze zal een andere taktiek toepassen. Achter de kustlijn ligt een breed terrein waar kanaaltjes en modderpoelen door de toendra lopen. Ze zal de monding van een riviertje inzwemmen en wegkruipen in een wirwar van water en eilandjes met oevers van riet. Ze is vorigjaar op zo'n manier ook aan een jager ontsnapt. Als ze weer onderduiken maakt ze een scherpe bocht en loodst haar jong naar het strand. Even hangt de lijn slap als het walvisje zijn moeder volgt in haar snelle zwenking. Maar vlak daarop spant hij en trekt met een ruk de zeehondenhuid weer mee. Nog één keer moeten ze bovenkomen om te ademen, dan zwemmen ze de riviermonding binnen. Ze bereiken een ver verwijderd kanaal en de witte dolfijn voelt dat ze hier een goede schuilplaats hebben. Haar zoontje is vreselijk moe. Ze geeft hem wat melk. Dat moet onder water gebeuren en duurt niet langer dan tien seconden. Drie, vier keer spuit ze een stroom melk in zijn mondje. Zijn wangen en lippen hebben geen spieren, daardoor kan hij zelf niet zuigen. De melk is even vet als room. Af en toe komen ze even boven om adem te halen. Omdat het walvisje zich niet in moet spannen, kan het veel langer onder water blijven. Toen ze de modderpoelen inzwommen, was de vloed nog niet op zijn hoogtepunt. Het zeehondenvel drijft zacht wiegend achter hen. Na enkele uren drijft het langs hen heen. Het wordt door de ebstroom meegetrokken naar de mond van de rivier. De walvissen slapen diep en merken niets, maar als de moeder zich op een gegeven moment omlaag laat zakken, raken haar staartvinnen al te vlug de bodem. Ze is meteen klaar wakker.

De jacht begint opnieuw

Snel verlaten moeder en zoon het ondiepe kanaal. Op enkele plaatsen staat het water zo laag dat de moeder op haar zij moet gaan liggen om verder te kunnen. Bij het dichte riet blijven ze even wachten. Honderden haringen zijn bezig hun kleverige eieren op de rietstengels te leggen. Snel eet de dolfijn er een stuk of tien op. Dan trekken ze samen naar zee. Nog maar nauwelijks hebben ze het strand achter zich of ze zien boven zich de lange, slanke onderzijde van de kajak. Ze zien hoe het anker wordt opgehaald, ze horen hoe de peddel in het water slaat. De Eskimo wist dat hij zijn buit kwijt zou raken in het moeras, maar hij wist ook dat de eb het paar zou dwingen weer tevoorschijn te komen. Rustig had hij buiten de monding van de rivier gewacht. Ha, nu is het zover. De jacht begint opnieuw!!

(wordt vervolgd)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 januari 1985

Daniel | 32 Pagina's

De witte dolfijn

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 januari 1985

Daniel | 32 Pagina's