JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

HERBERT MARCUSE EN HET NEO-MARXISME

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HERBERT MARCUSE EN HET NEO-MARXISME

8 minuten leestijd

Een artikeltje in het R.D. van 31 juli j.1. vertelde ons dat op de voorafgaande zondag — 29 juli — een eind was gekomen aan het leven van deze omstreden man. Tussen zijn geboortedatum — 18 juli 1898 — en zijn sterfdatum — ruim. 81 jaar later — ligt een werkzaam en veelbewogen leven.

Marcuse bestudeerde in zijn jeugd in Duitsland de fenomenologie van Husserl en het existentialisme van — vooral — Heidegger, en werd daardoor ook diepgaand beïnvloed. Deze denkrichtingen legden de nadruk op respektievelijk het afzonderlijke verschijnsel en de afzonderlijke mens, het individu. De blik wordt dan vooral gericht op het bewustzijn van de mens. Toch wilde Marcuse van meet af aan dat bewustzijn van de mens niet uitsluitend zien als zelfbewustzijn, als een abstraktie, los van de wereld om hem heen.

Dat bewustzijn was ook een maatschappelijk bewustzijn, een klasse bewustzijn. De mens moest worden gezien in relatie tot zijn wereld. Wie praat over de mens, moet ook zijn wereld er in betrekken. Hier werd een mogelijkheid geopend een brug. te slaan tussen het existentialistische denken — met zijn nadruk op het zelfbewustzijn — en het marxisme — met zijn nadruk op het maatschappelijk bewustzijn. Marcuse maakte dan ook, naast zijn studie van fenomenologie en existentialisme, een even diepgaande studie van het marxisme. In de twintiger jaren van deze eeuw sloot hij zich aan bij het „Institut für Sozialforschung" (Instituut voor sociaal onderzoek) te Frankfurt. Onder invloed van de belangrijkste leden van dit instituut — Horkheimer en Adorno — schoof Marcuse steeds meer op in marxistische richting. Zo werd hij een van de Frankfurters, een nee-marxistisch denker.

Toen de nazi's in Duitsland de macht overnamen, moesten de Frankfurters uit Duitsland vertrekken. Een marxistisch instituut aan een universiteit, bemand .door bijna allemaal joden, kon in nazi-Duitsland niet worden geduld. Het instituut werd uiteindelijk verplaatst naar Amerika. Daarheen vertrok in 1933 ook Marcuse. Toen het instituut na de val van Hitier weer terugkeerde in Frankfurt, bleef Marcuse in

Amerika. Daar doceerde hij aan de universiteiten van Columbia, Harvard en San Diego. Daar schreef hij ook zijn belangrijkste boeken. Daar maakte hij ook de studentenonlusten in de zestiger jaren mee. De studentenbeweging maakte zich meester van zijn boeken, verspreidde de ideeën daaruit in populaire vorm en maakte hem zo tot de ideoloog, van het studentenverzet. Dat niets zo veranderlijk is als de volksgunst en dat de leerling in radikaliteit spoedig de leermeester overtreft, moest Marcuse enkele jaren later ervaren, toen hij door diezelfde studenten werd uitgejouwd. Zo langzamerhand waren de emoties voor en tegen Marcuse wat afgevlakt en keerde de stilte rond hem terug. En d.an herinnert een krantenberichtje je er aan dat hij toch nog niet helemaal vergeten was. Rond het tijdstip van zijn dood wordt er teruggeblikt, geeft men zich rekenschap van zijn betekenis en vraagt men zich af wat hij nu nog te zeggen heeft.

Marcuse en de konsumptiemaatschappij

De maatschappij die Marcuse bekritiseert is de hoog-ind'usiriële maatschappij. Die maatschappij neemt hij niet alleen in de Ver. Staten, maar ook in de Sovjet Unie waar. Het is een maatschappij die — op een misschien onbewuste wijze — alle tegenspraak en verzet heeft gesmoord: „Technische vooruitgang — wél een voorwaarde tot vrijheid — betekent geenszins, dat er ook werkelijk een grotere vrijheid tot stand komt. Wij hoeven ons slechts een totalitaire welvaartsstaat voor te stellen — deze is trouwens helemaal niet meer zo abstrakt en spekulatief — om te kunnen begrijpen, dat hier weliswaar de behoeften van de mensen min of meer bevredigd zijn, maar dan op een dergelijke manier dat zij, zowel in hun persoonlijke als in hun maatschappelijke existentie, van de wieg toit het graf bestuurd worden. Wanneer hier dan al sprake is van geluk, dan toch slechts in de zin van bestuurd geluk". (Psycho^-analyse en politiek, Amsterdam 1970).

De moderne welvaartsstaat is tolerant genoeg, in zekere zin zelfs té tolerant: „Tolerantie strekt zich aldus uit tot politieke maatregelen, situaties en gedragswijzen, die men juist niet zou moeten tolereren, omdat ze de kansen om een bestaan zonder angst en gebrek naderbij te brengen in de weg staan z: oal niet vernietigen". Geweld en vrijheid, Amsterdam 1971).

Alleen wat werkelijk het bestaande systeem bedreigt, wordt onderdrukt met geweld of omgekocht met een veelheid van konsumptiegoederen. Marcuse noemt dit repressieve — d.i. onderdrukkende — tolerantie.

Overigens, de gevaren die het voortbestaan van deze maatschappij bedreigen zijn niet zo groot, want door een overdaad aan konsumptiegoederen tast op een wezenlijke manier het menszijn zelf aan; d.e mens wordt gereduceerd tot een ding.

Marcuse en de revolutionaire tegenspraak

De toestand van de mens is er een van vervreemding. De mens is vervreemd 1 van zijn maatschappelijke omgeving. Die staat immers als een slavendrijver tegenover en boven hem! Hij is ook vervreemd van zichzelf. Zijn bewustzijn is zo versmald dat hij geleefd wórdt en vérwordt tot een ding. Het antwoord daarop zou moeten zijn: verzet! De mens zou er zich tegen moeten verzetten dat hij gemanipuleerd wordt, maar juist van die gemanipuleerde massamens is geen verzet te verwachten. Ook niet van de moderne arbeider. Hij is zo ingedommeld, is zo tevreden gesteld met zijn deel van de

welvaartspot, dat een herleven van de oude klasse strijd niet waarschijnlijk lijkt. Het revolutionaire vuur is er af. De hoop van Marcuse was dan ook meer gericht op kleine aktieve pressiegroepen van arbeiders en intellektuelen, dan op de grote massa van de arbeiders. Zo wordt het begrijpelijk, dat het studentenverzet in hem de ideoloog van de moderne revolutie zag. Marcuse was echter meer het type van de salon-marxist; zijn verzet was theorie en werd nooit praktijk. Die toepassing in de praktijk was voorbehouden aan anderen*. (Marcuse in een interview) „Het zijn de pers en de publiciteit die mij de titel van spreekbuis van de studentenrevolte hebben gegeven en die van mij een goed verkocht marktartikel hebben gemaakt. Ik verzet me er in het bijzonder tegen dat mijn naam en foto naast die van Che Guevara, Debray, Dutsehke enz. worden geplaatst. Deze men-sen hebben metterdaad hun leven geriskeerd (en doen dat nog) in de strijd voor een meer humane maatschappij, terwijl ik slechts aan de strijd deelneem door mijn woorden en ideeën. Dat is een fundamenteel verschil".

Marcuse als meo-marxlstisch denker

Het marxisme van Marcuse kan het voorvoegsel „neo" niet ontberen. Een orthodoxe marxist zou hem niet als geestverwant willen erkennen. Mens en wereld worden — net als in het marxisitisch-dialektische denken — op elkaar betrokken: de mens is een produkt van zijn wereld en die wereld is een produkt van de mens. Zijn afkomst uit de school van het existentialisme maakt het al verklaarbaar dat Marcuse toch wel sterker dan het oude marxisme de nadruk legt op de menselijke, de persoonlijke kant. We zien dit heel duidelijk in de verbinding die Marcuse legt tussen de oude marxistische sociale theorie en de psycho-analyse van Freud. Een goede maatschappij is niet langer uitsluitend — zoals bij Marx — een maatschappij met een goede ekonomische, sociale en politieke organisatie, maar een maatschappij die ruimte geeft voor een optimale psychische ontplooiing. En zo'n psychische ontplooiing wordt dan. — in de lijn van Freud — gezien in een onbezorgde uitleving van een speelse kreativiteit en van het —• nu nog aan zo veel taboes gebonden — driftleven.

Waar Marx — vanuit zijn ekonomische verklaring van de maatschappij —-de arbeid hoog waardeerde, kan dat van Marcuse niet worden gezegd. De arbeiders zijn bij hem geen revolutionaire klasse meer; een klassestrijd, op basis van arbeid en arbeidsvoorwaarden, is voor Marcuse niet alleen onmogelijk, maar onwenselijk geworden. Arbeid ziet hij als een noodzakelijk kwaad. De gewone maatschappelijke arbeid, het lopen in de tredmolen van het alledaagse werk, is voor Marcuse iets dat men via een vergaande automatisering van het produktieapparaat tot een minimum moet beperken. Dat zal dan ruimte scheppen voor het kreatieve bezigzijn, voor een niet-vervreemde arbeid.

Marcuses antwoord op osise maatschappelijke situatie

Marcuses analyse van onze meatschappij is knap. Hij tekent een hoog-geïndustrialiseerde maatschappij, met een overdaad aan konsumptiegoederen. Hij tekent een mens die verslaafd is aan deze overdaad, en wiens zelfbewustzijn vrijwel is uitgedoofd. Een angstaanjagend beeld van repressieve tolerantie! Zijn reaktie is een oproep tot verzet aan het adres van allen die nog tot kritisch denken in staat zijn. Zijn oproep tot vrijheid heeft echter een uiterst negatieve vulling: het is een vrij worden van en niet een vrijworden tót. En zo komt hij ook tot een antwoord op onze maatschappelijke situatie dat ons moet verbazen.Het produktieapparaat dat zo overheersend is geworden, dat het de mens manipuleert en het menszijn maakt tot een ding, zo'n produktieapparaat wil hij via een vergaande automatisering nog meer een eigen leven laten leiden.

De menselijke vrijheid wil hij terugkopen door de mens zo veel mogelijk los te maken van het produktieproces. De prijs is wel hoog: de mens wordt losgemaakt van zijn arbeid (over vervreemding gesproken!) en verliest zijn verantwoordelijkheid voor de maatschappij waarin hij leeft. Zo krijgt de mens dan zijn vrijheid terug, kan hij helemaal zichzelf zijn. Je kunt beter zeggen: zo wordt de mens teruggeworpen op zichzelf, wordt afhankelijk van zichzelf en van zijn eigen lusten. Marcuse ruilt de slavernij van een konsumptiemaatschappij in voor de slavernij van het eigen ik. Marcuses schildering van onze maatschappelijk situatie kan ons iets laten zien van de vloek van de zonde op een menselijke samenleving, zijn antwoord daarop kan voor ons geen antwoord zijn. De boodschap die Marcuse ons heeft nagelaten, is wel zeer eenzijdig.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 oktober 1979

Daniel | 24 Pagina's

HERBERT MARCUSE EN HET NEO-MARXISME

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 oktober 1979

Daniel | 24 Pagina's