ZONDER FUNDAHEHT IN EEN NORMLOZE WERELD
In een vorig artikel hebben we laten zien welke rol vooral de natuurwetenschap heeft gespeeld in het proces van ontkerstening, waarin onze westerse wereld nog steeds verkeert. Daarnaast hebben we gezien dat het optimisme van de Verlichting een geduchte knak heeft gekregen en geleid tot een gevoel van onzekerheid en angst voor de toekomst. In dit artikel willen we nog een ander aspekt van het sekularisatie-proces laten zien, n.1. het steeds meer wegvallen van de bijbelse normen en waarden.
God als „Klokkemaker"
Onverbloemd werd in de tijd van de Verlichting aangegeven hoe men over de betekenis van de godsdienst dacht. In het voorwoord van de „Grande Encyclopédie" schreef de samensteller Diderot: „het tijdperk van de godsdienst heeft plaats gemaakt voor de eeuw van de wetenschap".
Toch geloofde men in de Verlichting nog wei aan God. Immers, waar was de wereld en de mens vandaan gekomen? Er moest wel Iemand geweest zijn Die dat alles gemaakt had. De „godsdienst" van de Verlichting was dan ook het Deïsme. God werd voorgesteld als „klokkemaker". Hij had eenmaal alles geschapen en teen tevens de natuurkundige wetten eraan meegegeven. Als een „klok" liep die wereld nu, zonder bemoeiing van zijn oorspronkelijke Maker. Men geloofde dus niet meer in de Goddelijke Voorzienigheid. De mens was nu overgelaten aan een soort noodlot. Arme mens!
Dan iaat onze Nederlandse Geloofsbelijdenis in artikel 13 toch een veel bemoedigender geluid horen:
„Wij geloven, dat de goede God, nadac Hij alle dingen geschapen had, deze niet heeft laten varen, noch aan het geval of de fortuin heeft overgegeven, maar ze naar zijn heilige wil alzo bestuurt en regeert, dat in deze wereld niets geschiedt zonder zijn ordinantie. ( ) Deze lering geeft ons een onuitsprekelijke troost, als wij door haar geleerd worden, dat ons niets bij geval overkomen kan, maar door de beschikking van onze goedertieren hemelse Vader, die voor ons waakt met een vaderlijke zorg."
Darwin 6bi de evolutietheorie
Een zeer grote invloed op het ontkersteningsproces heeft Charles Darwin gehad. Na een studiereis met het zeilschip de „Beagle" kwam hij met een theorie die vandaag de dag miljoenen aanhangers heeft. Bij zijn bezoek aan Zuid-Amerika en vooral de Galapagos-eilanden viel het hem op dat in verschillende gebieden een geheel andere flora en fauna bestond. Elk dier had zich aangepast aan de omgeving waar het leefde. Zo kwam Darwin met de theorie dat alles in de natuur langzaam veranderde en zich aanpaste. Natuurlijk ontwikkelde alles zich in opgaande lijn. Het optimisme van de tijd stond geen andere keus toe. Zo ontstond de evolutie-theorie: vanuit een primitief oercelletje heeft, langs allerlei onbegrepen en onbewezen veranderingen, het leven zich steeds meer ontwikkeld tot het „meest ontwikkelde dier", de mens.
Deze theorie sloeg geweldig aan. Hier was een mogelijkheid om alle leven te ver-
klaren buiten een Schepper om. Met beide handen klampte de moderne mens zich aan dit touw vast en verklaarde dat God niet bestond. God was dood.
Helaas is dit touw nergens aan vast gemaakt, met het gevolg dat de moderne mens in een bodemloze put terecht gekomen is.
„Vrijheid" voor de mens
De kerstening van de westerse wereld is een proces van eeuwen geweest, de ontkerstening is dat ook. Vandaag de dag zijn er in ons land nog allerlei „resten" te zien van een door het christendom beïnvloede kuituur, 't Wordt wel steeds minder. Wil je enkele voorbeelden?
— De naam van God mag in de troonrede niet meer genoemd worden, terwijl er ook al stemmen zijn opgegaan de zinsnede „Koningin bij de gratie Gods" in de aanhef van elke wet weg te laten.
— Plaatsen die de zondagsrust nog enigszins handhaven, worden van bovenaf gedwongen sportterreinen en zwembaden op de dag des Heeren te openen.
— Normen en wetten uit Gods Woord ten aanzien van huwelijk, gezin en zedelijkheid worden meer en meer uit onze wetgeving gebannen, ondanks een zogenaamd „ethisch réveil" van de christen-democraten.
Zo zou ik door kunnen gaan.
Ten diepste komt dit alles voort uit de opstand tegen God en is het ontkersteningsproces begonnen in het Paradijs. De mens wil vrij zijn. Vrij van de wetten en normen die God in Zijn wijsheid en goedheid nog wilde geven om de mens voor zichzelf en de ander te beschermen.
Vooral de moderne mens in onze tijd erkent geen enkel gezag en dus ook geen wetten en normen. Hij is immers door zijn rede mondig geworden. Hij kan zelf wel bepalen wat mag of niet mag.
Enkele lijnen van dit „vrijheids-streven" zal ik proberen aan te geven.
Rousseau
Van geweldige betekenis voor het moderne denken is Jean Jacques Rousseau geweest. Hij leefde in de overgangstijd van Verlichting naar Romantiek.
We zagen dat in de Verlichting de betekenis van de godsdienst eigenlijk nihil werd. Daarmee verviel ook de betekenis van de bijbel als „wetgever" voor het dagelijkse leven. Dat wilde niet zeggen, dat alle bijbelse normen ineens overboord gezet werden, maar wel dat die normen niet langer gebaseerd konden worden op Gods Woord.
Wat moest dan nu de basis voor normen en waarden worden?
Volgens Rousseau was dat de rede. Het verstand laat ons immers zien, meende hij, dat het heel „redelijk" is dat bijvoorbeeld doden of stelen verkeerd is. Kan de mens dat dan inzien, zou rnen tegen kunnen werpen, is hij niet zo verkeerd dat hij dat misschien niet kan? Nee, meent Rousseau, want de mens is in wezen goed! Hiermee is de oude Griekse gedachte van Socrates en Plato weer in het westerse denken naar voren gekomen en heeft daar haar verschrikkelijke uitwerking tot op de dag van vandaag. Liberalisme, socialisme, anarchisme en noem maar op, al deze stromingen gaan uit van de „goede mens".
Pas als deze goede mens zich in vrijheid kan ontplooien, wordt dit goede in hem tot werkelijkheid.
Hoe anders leert ons Gods Woord. De bijbel is beslist niet zo optimistisch over de mens. De mens is, om het met de woorden van het doopformulier te zeggen, „in zonden ontvangen en geboren" en „geneigd tot alle kwaad".
Met Rousseau dringt dan ook een duidelijk anti-christelijke tendens onze westerse kuituur binnen. In zijn beroemd geworden boek „Du Contrat Social" van 1761 gaf Rousseau reeds in de eerste regel het programma voor de moderne tijd mee: „De mens is vrij (en dus goed) geboren, maar ligt overal in ketenen."
Het programma voor de volgende eeuw(en) werd dan ook de mens te bevrijden uit zijn ketenen!
De bevrijders"
Eén van die bevrijders werd de Oostenrijker Sigmund Freud. Hij ontdekte bij zijn werkzaamheden als psychiater dat de mens een onderbewustzijn had. Dit onderbewustzijn is volgens Freud de eigenlijke „motor" van ons leven. In dit onderbewustzijn spelen de driften (begeerten) de grootste rol. De belangrijkste van deze driften is de „libido", de sexuele drift. Spanningen in het leven ontstaan als aan deze aandriften beperkingen worden opgelegd. Uitleven van d.e driften is daarom veel gezonder.
Het hoeft geen betoog dat deze theorie op het gebied van de door de christelijke zede beheerste moraal een geweldige ommekeer tot stand bracht. Wat de Bijbel „kwade begeerlijkheden" noemde en daarom zonde, werd nu opeens niet verkeerd meer. Wat eeuwenlang als zonde gegolden had, werd nu tot deugd verklaard. Uitleven was beter dan te strijden tegen de zondige begeerten van het menselijk hart. Is dat uitleven niet één van de kenmerken van onze tijd?
Een man die nóg een stap verder gaat, is de Duits-Amerikaanse filosoof Herbert Marcuse, de geestelijke vader van de opstandige studentenbeweging van de zestiger jaren en de inspirator van huidige anarchistische bewegingen als de „Rote-Armee-Fraktion". „Is", want voorzover ik weet, leeft hij nog steeds. Met Jean Paul Sartre is hij waarschijnlijk de meest invloedrijke filosoof van deze eeuw. Marcuse is neo-marxist. Evenals Marx meent Marcuse dat de mens uitgebuit wordt en verhinderd zich in vrijheid te ontplooien. Marx bedoelde met die uitbuiting de onderdrukking van de arbeiders, die te weinig verdienden om te leven en te veel om te sterven. Die armoedige omstandigheden zijn nu, althans in de westerse wereld, verleden tijd. Met uitbuiting bedoelt Marcuse dan ook iets anders dan Marx.
Marcuse gelooft, net als Freud, dat de mens bepaald wordt door zijn onderbewuste „drift-struktuur". In dit driftleven wordt de moderne mens echter beperkt door allerlei „instellingen" van de hedendaagse kuituur. Kerk, staat, school, bedrijfsleven, reklame enz. persen de mens in een keurslijf en bepalen wat hij doen en laten moet. Het belangrijkste onmenselijk (? ) kenmerk van onze tijd is volgens Marcuse dat zij autoritair is. De mens moet zich daarvan bevrijden, wil hij waarlijk mens kunnen zijn. Evenals bij Marx zal dit alles alleen kunnen als de maatschappij radikaal veranderd wordt. Aangezien dit niet vrijwillig zal gebeuren, is verzet, in welke vorm dan ook, geboden.
„Zonder Christus, geen hoop hebbende"
Twee kenmerken van onze tijd hebben we laten zien. In de eerste plaats het „god-loze" van de moderne maatschappij en in de tweede plaats het „goddeloze", het uitleven van de innerlijke begeerten en driften. De leus van de Franse revolutie is nu voltooid: „geen god en geen meester".
De vrijheid en het geluk zouden dan ook nu bereikt moeten zijn. Het tegendeel blijkt het geval te zijn. Allerlei angsten en banden houden de moderne mens in een wurggreep. Het loslaten van God en Zijn woord heeft de moderne mens alle houvast en troost kwijt doen raken. Allerwege kunnen we zien dat er in onze zeventiger jaren, vooral onder de jongeren, gezocht wordt naar een houvast. Helaas zoeken velen het in drugs of allerlei oosterse stromingen.
Wat een vertwijfeling is er niet overal te konstateren. Het R.D. had nog zeer onlangs een artikel onder de kop: „Aantal zelfmoorden stijgt beangstigend". Bij jonge mannen blijkt het aantal zelfmoorden in veertien jaar met 165 procent gestegen te zijn!
Het kan ook niet anders, want zonder Christus, is zonder hoop. Hoe schril steekt de angst, de vertwijfeling en de eenzaamheid van de moderne mens af bij de zekerheid en het vertrouwen van de ware christen. Vooral de Psalmen geven veel voorbeelden van dat vertrouwen op God. Zo bijvoorbeeld psalm 23:
„De Heere is mijn Herder, mij zal niets ontbreken. Hij doet mij nederliggen in grazige weiden; Hij voert mij zachtjes aan zeer stille wateren. Hij verkwikt mijn ziel; Hij leidt mij in het spoor der gerechtigheid, om Zijns naams wil."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 november 1977
Daniel | 20 Pagina's
