BIDDEN HELPT
Elke zondagmorgen als we in dc kerk zitten horen we de Tien Geboden lezen, waaronder het achtste gebod: Gij zult niet stelen. Bij het horen van deze woorden denken we als jongens en meisjes meestal dat stelen betekent grote geldbedragen wegnemen bij een bank, een auto stelen of een vliegtuig kapen. Maar hier wordt ook mee bedoeld de kleine dingen, zoals een koekje of een snoepje uit de doos van moeder en oma. En wat ook wel eens gedaan wordt, het geld wat voor de catechisatiebus gestemd is, omzetten in patat of ijs. Zullen jullie daar nooit toe overgaan jongens en meisjes! Want geld wegnemen van je ouders is erg, maar geld dat bestemd is voor de dienst des Heeren gebruiken voor de eigen genot is nog erger.
Mag ik jullie eens een raad geven. Als je in de verleiding komt, vraag dan aan de Heerc of Hij je wil bewaren voor deze zonde. Ds. van Reenen vertelt in zijn mooie preek over het achtste gebod het volgende: „Een schatrijk heer, die in zijn schatkamer een karweitje had, verzocht aan een timmerman hem een eerlijk man te zenden, om in zijn kamer met schatten, dit werk te verrichten. Toen de arme knecht, die dc timmerman zond, in die kamer zo vol schatten rondzag, riep hij uit: „O God, bewaar mij dat ik niet stele!" Toen die rijke heer die arme man dit hoorde zeggen, vroeg hij aan de timmerman een andere knecht, hij moest er een hebben die eerlijker was. „Ik heb geen eerlijker man dan deze, het is mijn ervaring, dat zulke dieven niet stelen, " gaf de baas ten antwoord.
Jongens en meisjes, staan ook wij zo bekend als deze man, die in moeilijke zaken zijn werk biddende verricht? Wij willen nog graag een mooi verhaal vertellen van een man die onschuldig was, en hoe hij biddende zijn onschuld aan het licht kon brengen.
Er was een koopman in Londen die een bankbiljet van tien pond Sterling miste, dat hij in een lade van zijn bureau had gelegd. Hij wist haast zeker, dat niemand in die lade was geweest als Weston, een kantoorbediende, en hij dacht niet anders of deze man had dit geld gestolen, vooral omdat Weston in een nieuw pak op het kantoor kwam. De koopman liet Weston op zijn kantoor komen, en beschuldigde hem van deze diefstal. Stom van verbazing hoorde Weston deze woorden aan. Doch toen hij zag dat zijn baas het meende, wierp hij de schuld van zich af, en zei, dat hij zijn nieuwe pak gekocht had van een grote fooi, die hij met Kerst had ontvangen. Als je me kunt bewijzen dat je dit geld werkelijk gekregen hebt, zal ik je verhaal geloven. Het enige bewijs dat hij misschien nog had, was een brief van zijn tante, van wie hij deze fooi kreeg. Maar deze tante was inmiddels overleden. Weston ging naar z'n woning, en ging op de juiste wijze te werk. Hij knielde neer en smeekte de Heere, of zijn onschuld aan het licht mocht komen. Daarna ging hij zijn hele huis doorzoeken, maar kwam tot de ontstellende ontdekking dat de brief weg moest zijn. Wanhopig ging hij zitten, maar nam na enige tijd weer zijn toevlucht tot het gebed. Toen hij van zijn knieën opstond, bleef zijn voet haken achter een spijker van de vloerbedekking, en toen zag hij onder het enigszins opgewipte kleed een stuk papier uitkomen. Hij trok er aan en in zijn handen hield hij de verloren gewaande brief. Hoe deze daar gekomen was, was hem een raadsel, maar het was voor hem voldoende om weer op z'n knieën te gaan, om de Heere te danken voor deze vondst. Hij ging met de brief naar z'n baas. Deze wilde zijn onschuld inzien en vroeg om vergiffenis voor zijn aanklacht. Een maand later vond de koopman het vermiste bankbiljet in de zak van zijn pak, dat hij de bewuste avond gedragen had.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1973
Daniel | 16 Pagina's
