Kerstening (2)
Toen rezen alom kerken voor de scharen, die zochten naar de onbekende God, Die Zich aan heidenen wou openbaren en deernis had met hun rampzalig lot.
Wie wodan diende hoorde nu verklaren de wil van God in 't heilige gebod. Zijn eeuwge liefde kon Zijn Zoon niet sparen: aan 't vloekhout hing Hij tot een smaad en spot.
Nu sproten in het nieuw getij de loten, door dauw en regen vruchtbaar overgoten. De bloesem plooide open in de zon.
De vruchten zwollen zichtbaar tussen 't lover en vluchten moest de sluwe zielenrover: het witte paard ging uit en overwon.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 mei 1969
Daniel | 16 Pagina's
