JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Luther en de Bijbelvertaling

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Luther en de Bijbelvertaling

6 minuten leestijd

Velen zijn in de middeleeuwen in Duitsland bezig geweest met de vertaling van de Heilige Schrift in de landstaal. Talloze handschriften zijn bekend van Bijbels of Bijbelgedeelten. De drukpers heeft aar». ve 1 " daarvan een vrij ruime verspreiding gegeven, al halen hun oplagen niet bij die van heiligenlevens en dergelijke lectuur.

Principieel kon de kerk moeilijk bezwaar hebben tegen overzetting van de Bijbel in de volkstaal. Van oudsher was de Schrift immers vertaald: de Septuagint was een vertaling van het Oude Testament in het Grieks, de Vulgaat een vertaling in het Latijn, maar deze officiële overzettingen, inzonderheid de Vulgaat, werden als authentieke Bijbels beschouwd. Op de tekst van de Vulgaat was de scholastieke theologie gebouwd.

Afwijkende vertalingen konden onoverzienbare gevolgen hebben voor de leer der kerk. Daarom wenste de kerk in die dagen zeker de lekenbijbel niet. Het lezen en bestuderen van de Heilige Schriftuur moest voorbehouden blijven aan de geestelijke stand, die immers ook alleen in staat was haar inhoud te verklaren. Zo waarschuwt de Straatsburger prediker Geiler von Kaisersberg: „Het is een kwaad ding om de Bijbel in het Duits te drukken.

Hij moet immers geheel anders verstaan worden dan de tekst luidt. Het is gevaarlijk om kinderen het mes in de hand te geven om ze hun eigen brood te laten snijden. Ze kunnen er zich mee verwonden. Zo moet ook de H. Schrift, die het brood van God bevat, gelezen en verklaard worden door mensen met gevorderde kennis en ervaring, die de ware zin eruit kunnen halen."

Vertalingen in de volkstaal ontstonden dan ook veelal in ketterse kringen, die zich in hun verzet tegen de wereldlijke macht der kerk en haar leergezag terugtrokken op Gods Woord om van daaruit steeds weer hun aanvallen in te zetten. De kerk heeft nooit met zoveel woorden het vertalen van de Bijbel verboden; wel deed ze alles wat ze kon om deze voor haar positie zo gevaarlijke neiging tegen te gaan. Richting gevend was de uitspraak van paus Innocentius III ± 1200, waarin nadrukkelijk gewezen werd op de gevaren van het bijbellezen door leken zonder leiding van de geestelijkheid. In 1485, twee jaar na Luthers geboorte, vaardigde aartsbisschop Berthold van Mainz een edict uit, waarbij hij de uitgave van niet kerkelijk goedgekeurde Duitse bijbelvertalingen verbood. De bisschop zegt, dat hij hiertoe gekomen is, omdat hij geroepen is de volkomen zuiverheid van de goddelijke Schriftuur te handhaven. Hij noemt degenen, die de Bijbel in het Duits trachten over te brengen, misdadige, schandelijke, dwaze en ongeletterde lieden, die alleen geïnteresseerd zijn in hun eigen roem en door winzucht gedreven worden. Door hun werk wordt de Schrift naar beneden gehaald, zegt hij, want de Duitse taal is niet in staat om er de diepe wijsheden van de Griekse en Latijnse schrijvers in over te brengen. Het is uitermate gevaarlijk, voegt hij er aan toe, om de heilige geschriften in handen te geven van het gewone volk, zelfs van vrouwen, want ze kunnen deze niet zonder oordeel des onderscheids gebruiken. Deze uitspraken zijn zeer typerend voor wat er in de middeleeuwen bij de kerkleiding in het algemeen leefde.

Het gevolg was, dat vooraanstaande geleerden of kerkelijke geleerden van betekenis zich met de bijbelvertaling niet of auwelijks bezig hielden. Het blijkt dai ook wel, dat de vertalers, vrijwel zonder uitzondering uitgaande van de Vulgaat, gewoonlijk slechts een geringe kennis van het Latijn hadden. Bovendien volgden zij de latijnse tekst zoveel mogelijk woord voor woord, zonder zich af te vragen, of ze goed Duits schreven, afgezien nog van de vraag, in hoeverre ze tot dit laatste in staat waren.

Door het werk van mannen als Erasmus waren de voorwaarden geschapen voor een nieuwe aanpak. Deze greep terug op de oorspronkelijke talen. In de opdracht aan paus Leo X, aan wie hij met wijs overleg zijn uitgave van het Nieuwe testament wijdde, sprak hij uit, dat het zijn

plicht was om „de christelijke godsdienst uit de bronnen zelf te vatten." Maar hij wilde daar niet bij blijven staan. In de voorrede van hetzelfde werk pleitte hij hartelijk voor overzettingen in de volkstalen: „Ach, waren deze Schriftgedeelten maar in alle talen overgebracht, zodat niet alleen de Schotten en Spanjaarden, maar ook Turken en Saracenen ze konden lezen en leren kennen. Mocht daaruit de akkerman bij het hanteren van de ploegstaart en de wever bij het snorren der klossen een stuk voor zich opzeggen en de reiziger daarmee onderweg de verveling verdrijven. Mochten de gesprekken van alle christenen daarover handelen."

Toch stonden de humanisten, waartoe Erasmus behoorde, te ver van het volk af om zelf tot overzetting van de Schrift in de volkstaal te komen. Zij misten de religieuze drift, die Luther niet zou doen rusten, voor hij de Bijbel aan zijn Duitse volk in eigen taal in handen had gegeven. In de gedwongen rust, welke hem op de Wartburg ten deel viel, was hij begonnen, behalve aan andere geschriften als het belangrijke over de monniksgelofte, aan een prekenbundel, de zgn. Kerkpostille. Daartoe moest hij de pericopen in het Duits overbrengen, een goede oefening.

Aan het einde van het deel van de Postille, dat hij in december 1521 op de Wartburg afsloot, roept hij uit: „O, dat God al mijn uitleggingen en die van alle andere leraars liet vergaan, en dat elke christen niets anders mocht overdenken dan de eenvoudige Schrift zelf en het zuivere Woord van God. Daarom, ga tot de Schrift, lieve Christenen, ga tot haar en laat mijn uitleggingen en die van alle andere leraren niet anders zijn dan een steiger rondom het gebouw zelf, opdat we het eenvoudige, zuivere Woord van God mogen aangrijpen, dat we het ons mogen toeëigenen en vasthouden, want alleen hier in Sion woont God."

In deze dagen groeide bij hem het voornemen om zelf het werk ter hand te nemen, opdat zijn volk werkelijk in staat zou zijn de Bijbel te lezen.

(Wordt vervolgd)

W. van Dijk.

nek voelde, werd het woedend. Het holde weg met drie man achter zich aan. Drie mannen bleven het touw van de lasso vasthouden. Ze probeerden het touw aan een boom vast te krijgen, wat na veel moeite gelukte. Maar nu waren ze er nóg niet, want er was geen sprake van om dicht bij de stier te komen.

De volgende dag moest hetzelfde spelletje herhaald worden. Weer was het woedende dier niet te temmen. Maar wat deed Van Woerden? Hij liep naar de stier toe en greep hem stevig beet in zijn neus. Het beest ging nog wel te keer, maar het was nu toch vrij gemakkelijk in bedwang te houden en te behandelen.

Door dit voorval waren de mannen diep onder de indruk gekomen.

N.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 november 1958

Daniel | 8 Pagina's

Luther en de Bijbelvertaling

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 november 1958

Daniel | 8 Pagina's