JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

VRAGENBUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VRAGENBUS

4 minuten leestijd

In welk jaar en om welke reden v.n.1. zijn we van de Geref. Kerken gescheiden! Mijns inziens was de kloof toen niet zoo breed als thans.

Antwoord: De Geref. Gemeenten zijn in 1907 ontstaan uit de gemeenten onder het kruis en die gemeenten, die uit de actie van Ds. Ledeboer zijn voortgekomen. Wij zijn dus niet uit de Geref. Kerk, hoewel verschillende leden der Geref. Kerk individueel of massaal (ik denk aan Veenendaal en Werkendam) zich tot de Geref. Gemeenten gevoegd hebben.

Inderdaad wordt de kloof tusschen de Geref. Kerk en de Geref. Gem. steeds grooter.

Zonder ons oog te sluiten voor eigen gebreken, zien we de Geref. Kerk steeds meer afzakken in wereldgelijkvormigheid.

Stond den eenen tijd die Kerk in het teeken van intellectualisme, een anderen tijd werd de veronderstelde wedergeboorte weer op de spits gedreven. In 't algemeen kan men zeggen, dat de Geref. Kerken, behalve het gewijzigd art. 36, staan op dezelfde belijdenis (3 formulieren van Eenigheid) als de Geref. Gemeenten en toch is van een gemeenschappelijk optrekken op kerkelijk terrein geen sprake. Zij gaan te veel op in het voorwerpelijke en in de praktijk der Godzaligheid loopen onze wegen uiteen.

't Is mij niet eens, maar veel malen opgevallen in gesprekken, dat de leden van de Geref. Kerk hun zaligheid bouwen op doop, belijdenis, avondmaal en onberispelijk leven. En uit de werken van Geref. theologen en andere schrijvers bemerkt ge telkens die gevaarlijke stelling.

't Is waar, dat we geen hartekenners zijn, maar juist omdat we dat niet zijn is het zoo gevaarlijk op die gronden iemand en zichzelf te houden voor een kind Gods.

Het woord der Schrift blijft onverminderd van kracht: „Tenzij iemand wedergeboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien."

Jong. Vereen. te B. vraagt of zelfopoffering zelfmoord is.

Antwoord: Vraagster denkt b.v. aan Jan van Schaffelaar e.a. Zoo heb ik weleens gehoord van een korporaal, die een granaat demonteerde. Toen de ontsteking ontstond, doordat de beugel geruischloos opkwam en hij geen tijd meer had om de granaat weg te werpen, omdat hij omringd was van kameraden, die van hem les ontvingen, drukte hij de granaat tegen z'n borst en kwam zoo om het leven.

Dat is geen zelfmoord, maar moed.

Hoe heel anders is de daad van Saul, Achitofel, Zimri en Judas.

Saul viel in z'n zwaard, toen God niet meer hoorde en hij niet wilde vallen in handen van de Filistijnen.

Achitofel verhing zich, omdat zijn raad niet werd opgevolgd.

Zimri ging in het paleis des Konings en verbrandde boven zich het huis des Konings met vuur en stierf, omdat hij zag, dat de stad ingenomen was. (1 Kon. 16: 18).

Judas verhing zich, omdat hij verraden had onschuldig bloed.

Zelfmoord is de opzettelijke en eigenmachtige verbreking van het eigen lichamelijk leven, en zoodanig een vergrijp aan de menschelijke natuur en aan het eigendomsrecht Gods, in strijd met het 6e gebod van Gods heilige wet, dat den mensch den eisch stelt van zelfbewaring.

Hoe anders was de gesteldheid des harten van David, die uitriep: „Och, dat ik voor u gestorven ware, Absalom mijn zoon, mijn zoon!"

En van Petrus, die weliswaar in verkeerden ijver tegen den Heere Jezus zei: „Ik wil voor u wel in den dood gaan." En van Paulus, die voor zijn maagschap wel verbannen wilde zijn.

Hier spreekt bij den een liefde tot zijn kind, bij den ander liefde tot zijn Meester, bij den derde liefde tot zijn familie en bij het voorbeeld, dat ik u gaf naastenliefde niet los van vaderlandsliefde.

Deze vraag bracht u nog in verband met de z.g. vrijwilligers, die toch niet behoeven te vechten zooals de dienstplichtigen, die hun offers moeten brengen voor het Vaderland.

Daarvoor verwijs ik u naar het 13e nummer van „Daniël", waar v. d. Vl. te W. schreef over „Vrijwilliger zijn geoorloofd?"

Hiermee ben ik het van harte eens.

G.G.H. te R. vraagt of men zich op Zondag mag verloven. Een ander vraag of men op Zondag brieven mag schrijven.

Antwoord: O, dat vragen: „mag dit, mag dat, op Zondag?" Laten we ons toch houden aan de verklaring van het vierde gebod Zondag 38 van den Heidelbergschen Catechismus. Als we de rechte beteekenis van den Nieuw-Testamentischen Zondag verstaan, waarvoor ik u verwijs naar verschillende van onze oude theologen, dan houdt het vragen van „wat mag" en „niet mag" wel op. Een van de 6 conclusies van de Dordtsche Synode zegt, dat we alles moeten vermijden wat den dag des Heeren ontheiligt en de heilige overdenking belemmert.

Lees nog eens mijn antwoord over het wandelen op Zondag in No. 5 van ons blad.

Wat uw andere vraag betreft of een jongen of meisje mag trouwen met een gescheiden vrouw of man, deze vraag ligt niet in de lijn van „Daniël". 'k Zou zeggen: wendt u tot uw Kerkeraad.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 februari 1947

Daniel | 8 Pagina's

VRAGENBUS

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 februari 1947

Daniel | 8 Pagina's