JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Kerkgeschiedenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkgeschiedenis

§ 8. HET GNOSTIEKE STELSEL EN HAAR GEVAAR VOOR DE KERK.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het woord Gnostiek is afgeleid van het Grieksche woord gnossis, dat kennis beteekent. Daarmee wordt dan bedoeld een diepzinnige, verheven kennis, aangaande de goddelijke geheimen, de oorsprong en het doel des levens. Deze diepere kennis kon niet iedereen deelachtig worden, maar alleen de bevoorrechten, die met meer begaafdheid en verstand geboren waren, dan de doorsnee-mensch. De gewone man, de groote massa, kon daartoe niet geraken en was er niet voor geschikt. Die moest het doen met het veel lagere, alledaagsche geloof. De bevoorrechten verkregen de „gnossis", die hoogere kennis dus, door inwijdingen. Zoo werden zij „geestelijke" menschen! Deze Gnostiek nu, die onder 't heidendom veel aanhangers had, omdat het diepzinnig en geheimzinnig aandeed en bovendien allerlei elementen uit de voornaamste godsdiensten in haar stelsel had opgenomen, heeft ook een aanval op de kerk gedaan. Ook het Christendom heeft ze een plaats in haar systeem gegeven en met dit Christelijk kleed om heeft ze de Christelijke religie in de godsdienstvermenging willen betrekken. Daartoe moest ze natuurlijk verschillende gedachten uit Gods Woord overnemen en in haar stelsel verwerken. Hoeveel, of liever, hoe weinig daarvan terechtgekomen is, zien we als we haar leer van nabij bekijken. We moeten daarbij echter bedenken, dat het Gnostieke stelsel op verschillende wijzen is uitgewerkt, zoodat er in de Gnostiek verscheidene richtingen waren. Wanneer we dus van het Gnostieke stelsel spreken, dan bedoelen we daarmee datgene, wat al die richtingen gemeenschappelijk hadden.

Hier volgt nu het Gnostieke stelsel:

De Godheid is de oneindig ver verhevene, onbegrijpelijke en onveranderlijk goede. De afstand tusschen God en wereld is zoo ontzaglijk groot, dat het dwaasheid is, te denken, dat door Hem de wereld gemaakt is. Er is n.1. niets tegenstrijdigers te bedenken, dan God en het stoffelijke. Zooals het goede bij God behoort, zoo behoort het kwade bij de stof. Dat is even vanzelfsprekend, als dat het licht bij de zon en de duisternis bij den nacht behoort. De wereldschepping is dan ook het werk van den wereldschepper of Demiurg, die bij sommige Gnostieke richtingen gelijk staat met den duivel en dus Gode vijandig is; in andere systemen is hij één van de vele tusschenwezens, die de kloof tusschen God en wereld overbruggen. Eén van die tusschenwezens is Christus, die het beslissende keerpunt in de geschiedenis der menschheid is. Deze Christus heeft een schijnlichaam aangenomen, onder den naam Jezus. Hij heeft den tot nog toe onbekenden God der verlossing verkondigd. De menschheid kende vóór dien tijd namelijk alléén den Demiurg of Wereldschepper maar. Door Jezus' verkondiging van den God der verlossing is het duidelijk geworden, waar het verlangen naar het hoogere vandaan komt. Dat is de ziel, door God geschapen, die losgewikkeld wil worden uit het lichaam, dat stoffelijk is en dus vijandig tegenover God staat. Dat verlangen naar verlossing heeft niet ieder mensch. Er zijn 2 of 3 soorten van menschen. De „geestelijken" hebben dat sterke verlangen. Die zullen dan ook door inwijding in de „gnossis" erfgenamen van de hoogste zaligheid zijn. De grof-zinnelijke, „stoffelijke" menschen gaan echter reddeloos verloren. Volgens één der Gnostieke richtingen, namelijk die der Valentinianen, is er ook nog een derde soort: de „natuurlijke", gewone menschen, die óf een lagere zaligheid verkrijgen, óf afzakken tot de „stoffelijke" menschen en dus hun lot zullen deelen.

Wij zien wel, hoe puur heidensch dit systeem is. Van het verzoenend sterven van Christus is geen sprake. Dat ieder mensch zondaar is en dat heel de wereld voor God verdoemelijk ligt en dat men om niet gerechtvaardigd wordt, uit Gods genade, door de verlossing in Christus, dat was heelemaal niet naar den zin van dit stelsel. De hoogmoed straalt er van alle kanten in door: De menschheid wordt verdeeld in goeden en slechten. Is men nu eenmaal slecht, dan is geen redding mogelijk. Wat is zulk een godsdienstig stelsel toch hard, vreeselijk hard en koud!

Men zou denken: De kerk, die zóó was afgezakt, dat ook zij meende, dat goede werken den weg ten leven baanden, móét door dit stelsel wel opgeslorpt zijn! Dat is echter gelukkig niet gebeurd, al was het Gnostieke systeem ook zeer aantrekkelijk voor haar. De Heere heeft Zijn gemeente ervoor behoed, dat deze poorten der hel haar zouden overweldigen. We zullen later zien, hoe zij uit den strijd tevoorschijn is gekomen, namelijk sterker dan tevoren.

De Gnostiek heeft de wijsheid der wereld in plaats van de dwaasheid des kruises willen stellen. De menschen waren niet allemaal slecht, dus het kruis was hun een ergernis. Zij heeft zelf een stelsel opgebouwd met eigen, menschelijke wijsheid en daarna heeft ze den Bijbel in haar systeem trachten te wringen, door bijna héel dien Bijbel zinnebeeldig te verklaren. Het lijden en sterven van Chrisus paste b.v. niet in haar systeem, dus was dát geen werkelijkheid, geen historisch feit, maar een zinnebeeld van het sterven van ons lichaam, terwijl de ziel (het tusschenwezen Christus) omhoogstijgt tot haar Goddelijken oorsprong. Op die wijze kan men héél de Schrift omvormen naar zijn eigen gedachten. Het geloof stelt zich echter onvoorwaardelijk onder Gods Woord en put daar haar kennis uit. De Gnostiek stelde zich er volkomen boven en maakte dat Woord pasklaar voor haar stelsel. En daarin staat de Gnostiek werkelijk niet alleen. Alle ketterijen komen voort uit een niet-volkomen buigen onder het gezag der Schrift.

En wij moeten niet denken, dat wij daarin vrij uit gaan. Ook onder ons gebeurt het maar al te vaak, dat wij onze eigen opvattingen in Gods Woord inlezen en niet uit dat Woord putten. Daarin gaat geen mensch vrijuit. Hoofd voor hoofd hebben we zoo noodig, te leeren, dat wij 't niet weten, maar door onzen val dwaas en dwaalziek zijn. Voortdurend mogen we wel bidden: „Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart; beproef mij en ken mijn gedachten; en zie, of er bij mij een schadelijke weg is; en leid mij op den eeuwigen weg!"

Gods weg ter verlossing is zóó volkomen tegen onze wegen, dat wij elken dag opnieuw onze opvattingen schuiven vóór de waarheid van Gods Woord. Gelukkige ootmoed en eenvoud, die voortdurend zich bewust is, dat ze zonder Christus niets kan doen!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 december 1946

Daniel | 8 Pagina's

Kerkgeschiedenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 december 1946

Daniel | 8 Pagina's