Briefwisseling met mijn jonge vrienden
Waarde jonge vriend,
Het deed mij veel genoegen een brief van je te ontvangen. 't Spijt me dat het antwoord zoo lang moest uitblijven.
Wat kunnen er zich in ons leven moeilijke problemen voordoen.
Wellicht zouden ze niet zoo moeilijk zijn indien wij het eene niet overschatten en het andere onderschatten.
Eén lichtpunt is er: dat het een zaak van gebed voor je is, zooals je schrijft.
Je hebt een meisje. En dat behoort tot een andere gemeente dan jij; je voelt, dat loopt straks scheef; ja het loopt nu al scheef.
Terecht. Als we te eenigertijd voor een huwelijk komen te staan (en een meisje te vragen is toch de eerste, maar ook de beslissende stap daartoe), dan beginnen de moeilijkheden.
Wat mijn meening is? Wel, ik meen dat het weinig tegenspraak zal ontmoeten als ik zeg, dat het beslist ongewenscht is, dat de man tot de ééne, en de vrouw tot een andere kerkgemeenschap behoort.
Laat ons uitgaan van de gedachte, dat we van geen van die beide kerken durven zeggen, dat ze bepaald mis zijn, al zou men de eene boven de andere kiezen; ja zelfs wel bepaalde bezwaren tegen de andere hebben.
In het algemeen moet gezegd worden, dat de gebrokenheid der kerk in ons vaderland te betreuren is. Zouden zelfs niet vele gebreken de vrucht van die gebrokenheid zijn?
En nu zal die gebrokenheid ook straks in het huwelijk haar nadeeligen invloed laten gelden! Misschien ook daarin de oorzaak van vele gebreken en misstanden worden.
Ik weet wel: dat wordt in den verlovingstijd door sommigen niet ingezien. Het heet: We houden van elkaar, we zijn het in het stuk der ,,waarheid" eens, we laten ons door de kerkelijke gescheidenheid niet scheiden. Wij zullen daar niet over twisten. We zullen er zoo min mogelijk met elkaar over spreken, enz.
Jawel, maar de praktijk leert het anders. En ook, al zouden er geen kwade dingen uit voortkomen — de goede blijven achter. Van het gezinsleven zal geen kracht uitgaan voor het kerkelijk leven, en het kerkelijk leven zal geen vrucht dragen in het gezinsleven.
En straks: als er kinderen komen; waar moeten wij met hen heen?
Straks gaat moeder naar kerk A, vader naar kerk B; en de kinderen naar . . . .?
Het is beter — neen, eisch om ook kerkelijk één weg te bewandelen. Maar hoe hiertoe te komen?
Heeft mijn jonge vriend, die nu met deze moeilijkheden zit, daar vooraf niet aan gedacht? Vóór dat hij dat meisje vroeg? Heeft dat meisje daar niet aan gedacht vóór ze. ,,ja" zei? Zóó onverwacht komen die dingen in den regel toch niet?
Heeft mijn jonge vriend er niet eerst met zijn ouders over gesproken? Of hoort dat er niet meer bij? Ik bedoel nu niet over de kerkelijke kwestie zoozeer, maar over het vragen van dat meisje. En dan, mijn vriend, je moet het mij niet kwalijk nemen dat ik dat vraag; maar je zegt: het is mij een gebedszaak — maar is het je ook een gebedszaak geweest vóór dat je naar dat meisje toe ging? Het gaat dikwijls zóó in het leven: Als de weg ons nogal recht en gemakkelijk lijkt en als wij daar zin in hebben, dan is er bij ons niet veel gebed. Hoogstens bidden we nog om toestemming voor den weg die wij reeds zelf gekozen hebben in ons hart. Zelden bidden wij, dat Gods goede voorzienigheid onzen weg moge afbreken, als die niet is naar 's Heeren wil. Dat blijkt wel uit onzen opstand als het eens anders loopt dan wij begeeren.
Maar als wij bereikt hebben wat wij wenschten en er doen zich bezwaren op, ja dan zouden wij van den Heere hulp begeeren in onze ongelegenheden. Gelukkig, dan mogen wij met onze nooden nog bij den Heere komen, maar dan voegt ons ook belijdenis van schuld, omdat wij eigen wegen zijn ingeslagen.
Nu kan dag en nacht je gebed zijn dat de Heere het hart van je meisje mag overbuigen om met jou mee te gaan. Maar misschien is haar gebed, dat jij met háár mee mag gaan. Jelui zult nu geen steun vinden in de belofte: Als twee over een zaak samenstemmen, het zal ze van den Heere gegeven worden.
Nu ben je aan het afwegen: Wat is beter, dat ik met haar meega óf, dat zij met mij meegaat. En dan wint in je hart de Gereformeerde Gemeente het. Je bent niet van plan daarvan af te gaan. Baruch kan van zijn kant je ook moeilijk anders raden. En dat doet hij zonder anderen te verachten; en ook zonder te beweren, dat bij ons alles zoo volmaakt is.
Maar, zeg je, er is een groot bezwaar; en dat is, dat het in je eigen gemeente bijna altijd preeklezen is en in die van je meisje is zeer vaak een dominé.
Hier zijn we aan een punt aangeland, waarovet ik wat te zeggen heb.
Ja, hoe moeten wij daar nu tegenover staan?
D.V. zal ik dat in een volgenden brief doen, want deze zou te lang worden. Mij dunkt, in dezen brief zit stof genoeg tot overdenking voor vele jonge vrienden en vriendinnen.
Ik verblijf met hartelijke groeten
Je vriend BARUCH.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 oktober 1946
Daniel | 8 Pagina's
