JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Zondag, De Dag Des Heeren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zondag, De Dag Des Heeren

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

A Aanwijzingen voor het gebruik

Het woord zondag komt in Gods Woord niet voor. Deze naam voor de eerste dag van de week is van heidense oorsprong, en stamt uit de grieks-romeinse wereld van kort voor de geboorte van de Heere Jezus. In het Oude en Nieuwe Testament wordt de laatste dag der week met Sabbat aangeduid. Dit is afgeleid van een hebreeuws woord dat rusten of ophouden betekent.

Het is raadzaam voor het bestuderen van deze schets eerst zondag 38 van de Heidelbergse Catechismus te lezen. Let daarbij op de vele tekstverwijzingen aan het eind van deze zondag. Ook het lezen van een catechismuspreek over het vierde gebod zal je de nodige informatie verstrekken. Voor het verkrijgen van enig inzicht in de vele Joodse rusten feestdagen is het ook belangrijk om de betreffende kanttekeningen op de Statenvertaling te bestuderen.

Bij het houden van deze inleiding kan het onderwerp beperkt worden tot een bijbelstudie over de sabbat. Het accent kan ook gelegd worden op de geschiedenis van de sabbatsstrijd, waarbij de diverse opvattingen dan getoetst worden aan Gods Woord. Hiervoor zal een literatuurstudie nodig zijn (zie de literatuurlijst). Ook kunnen beide aspecten door twee verschillende inleiders worden uitgediept, en op dezelfde avond behandeld worden.

B Oude Testament

In dit gedeelte van de Bijbel heeft het woord sabbat soms verschillende betekenissen. Naast de oorspronkelijke sabbat, d.w.z. de sabbat die direct na de schepping, maar voor de val, door God is ingesteld, is er ook sprake van ceremoniële- of Joodse sabbatten.

1. Oorspronkelijke sabbat.

De sabbat in het vierde gebod is een Goddelijke ordinantie (door God ingesteld, verordineerd (Gen 2:2 en 3).

In het hele boek Genesis wordt ons verder niets over de sabbatsviering meegedeeld. Omdat hier niet uitdrukkelijk wordt gesproken van een rusten van de mens, zijn velen de mening toegedaan dat de sabbat pas in de woestijn Sin is ingesteld (Ex. 16:22-30). Dit kan niet juist zijn. Het volk van Israël moet toen de sabbat reeds gekend hebben, want hoe kan de Heere Zelf anders klagen tegen Mozes:"Hoe lang weigert gijlieden te houden Mijn geboden en Mijn wetten?" (vers 28). Ook kan het sabbatsgebod niet dateren van de Sinaï (Ex 20:8-11). Het bewijs hiervan ligt in het "Gedenkt de sabbatdag" (vers 8), maar vooral in de woorden van vers 11. Zij zijn inhoudelijk een herhaling van Genesis 2:2 en 3. Het doen Gods wordt hier dus aan de mens ter navolging gesteld. Het vierde gebod heeft zijn grond daarom in de schepping. De Heere heeft aan het Joodse volk uitdrukkelijk de zevende dag aangewezen als de sabbatdag (Gen. 2:2 en 3, Ex. 23:12, Lev. 23: 3). Deze rustdag - nè zes werkdagen - ziet enerzijds op het volbrachte scheppingswerk, maar is anderzijds ook een afspiegeling of voorbeeld van de rust van Christus na het grote volbrachte werk der verlossing (Joh. 19:3, Luk. 23:54-56, 24:1-8). De wekelijkse sabbat had voor de Joden vele aspecten:

- de ceremoniële godsdienst (Lev. 19:3Q, Ezech. 22:8, Gal. 4: 3-10)

- de herinnering aan hun dienstbaarheid in en hun verlossing uit Egypte (Deut. 5:15)

- een bijzonder verbondsteken van Gods verzegelende genade (Ex. 31:13, Ezech. 20:12)

- een voorbeeld van de rust van de Messias, na het volbrachte werk der verlossing (Matth. 27:33-56)

- een voorbeeld van de geestelijke en eeuwige rust van alle uitverkorenen door Christus (Jes 66:23, 1 Petr. 4:1-3, Hebr. 4:9)

Lees verder ook Ex. 31:14-15, 25:2, Lev. 23:3, Num. 15:35. De vele ceremoniële aspecten zijn na het verlossingswerk van Christus vervuld (Matth. 27:5).

2. Ceremoniële- of Joodse sabbatten.

Deze specifiek Israëlitische rusten feestdagen zijn te onderscheiden in sabbatten:

a. van dagen

- de grote verzoendag (Lev. 16:29-31, Lev. 23:27-33, Num. 29:1)

- het burgerlijk nieuwjaar (Lev. 23:24 en 25)

b. van weken of tijden

- Paasfeest (Ex. 23:15, Lev. 23:4-8)

- Pinksterfeest (Lev. 23:15-21, Num 28:26-30)

- Loofhuttenfeest (Lev. 23:34-43, Deut. 16:13-15)

c. van maanden

- de Joden moesten het begin van al hun maanden, op de nieuwe maan, de Heere heiligen (Num. 10:10, 28:11)

d. van jaren

- elk zevende jaar was voor de Joden een sabbat. Zij mochten o.m. het land dan niet bebouwen (Ex. 23:10 en 11, Lev. 25:2-7)

- het jubeljaar (Lev. 25:8-55, Jer- 32:6-15)

Deze speciale Joodse rusten feestdagen heeft de Heere Jezus "begraven" door Zijn rusten in het graf op de sabbat (Col. 2:16 en 17, Gal. 4:10 en 11). De wekelijkse sabbat waarvan de onderhouding geboden is in de wet der zeden (Tien Geboden) is echter ook na het verlossingswerk blijven bestaan.

3. De sabbatsvierinq.

"Gedenkt de sabbatdag, dat gij die heiligt. Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat des Heeren uws Gods; dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter,noch uw dienstknecht, noch uw dienstbat des Heeren uus Gods; dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling, die in uw poorten is" (Ex. 20:8-10). De sabbat begon op de vrijdagavond met zonsondergang en eindigde weer op zaterdagavond met zonsondergang (Lev 23:32). Op deze zevende dag was een zeer strenge rust voorgesch ven, die bij overtreding met de dood of uitbanninq bestraft werd Noem eens een paar voorbeelden (Num. 15:33-36, Ex. 31:14 en 15). Het vierde gebod verbiedt alle werk dat in verband staat met de uitoefening van het beroep. Ook alle werk dat niet noodzakelijk is, zowel in huis als daarbuiten (Lev. 23:7, Ex. 16:23, 35:3):

- alle akkerwerk (Ex. 34:21)

- iedere vorm van handel (Amos 8:5)

- alle niet noodzakelijke reizen (Ex 16:29)

- alle vermakelijkheden en verlustigingen van deze wereld, van dit aardse, mogen de mens niet bezighouden (Jes 58:13 en 14).

Het moet een aan God en Zijn dienst gewijde rustdag zijn. Niet een rusten met de handen over elkaar, of een in ledigheid doorbrengen, maar een bezigzijn in de inzettingen des Heeren. Het volk van Israël moest juist deze dag op eerbiedige wijze God verheerlijken:

- het zingen van liederen tot prijs en verheerlijking van God (Ps. 92)

- het bijeenkomsten bezoeken (Lev. 23:3)

- het luisteren naar het lezen en de verklaring van de wet (Hand. 15:21)

- het samen de Heere aanbidden (Jes. 56:21)

- het geven van dubbele offeranden (Num. 28:Ü en 10)

- het bijeenkomen om te zegenen en gezegend te worden (Num.6:13)

De voorgeschreven rust op de sabbat is niet het doel, maar het middel om die dag af te zonderen en te heiligen voor de dienst des Heeren. Alleen de werken voor het vervullen van de eredienst en die van liefde en barmhartigheid en van uiterste noodzaak mogen worden uitgevoerd. Noem enkele voorbeelden uit Gods Uoord (Matth. 12:1-13, Joh. 7:22, Luk. 13:14-16, Matth. 24:20).

Zoals de Heere na zes scheppingsdagen Zich verlustigde in Zijn werk, zo zal een ieder mens zich na zes werkdagen verlustigen in zijn Schepper en het door Hem volbrachte verlossingswerk (Ex. 31:17, Ps. 104:31). Op het onderhouden van Zijn dag belooft de Heere zelfs een bijzondere zegen, zowel voor het tijdelijke als voor het geestelijke leven(Jes. 56:4 en 5, 58:10-14, Ps. 127:1 en 2).

C Nieuwe Testament

Door de ballingschap in Babel was de heiliging van de sabbat sterk in verval geraakt. Ondanks de prediking van Ezra, de schriftgeleerde, en de waarschuwingen van Nehemia ging het volk van Israël op de sabbat door met het bewerken van de akkers, het treden van de perskuipen en het houden van markt in Jeruzalem (Neh. 8:1-13, 9: 28-31, 13:15-31). Als woorden niet meer baten, grijpt Nehemia daadwerkelijk in en sluit voor het begin van de sabbat de poorten van de stad en laat de kooplieden buiten de stad overnachten. Hij heeft toen zijn gezag als landvoogd gebruikt om aan de geboden der Wet kracht bij te zetten. Het werd nu een zaak van dwang en geen uitvloeisel van de echte godsvrucht en de heilige liefde to-t God en Zijn geboden als vrucht van het oprechte geloof. Het doel werd bereikt (Neh. 13:21), maar voor een groot deel van het volk bleef het een uitwendige naleving van de Wet des Heeren. Anderen maakten van ijverige en strenge sabbatsviering daarentegen een godsdienst. Zij hingen een wettische vroomheid aan, zonder enige vernieuwing van het hart door Gods Woord en Geest. Uit deze bevolkingsgroep van "vromen" zijn de latere Farizeeën en Schriftgeleerden opgekonen

1. De Heere Jezus en de saopat.

Het zijn de Farizeën en Schriftgeleerden geweest die het oorspronkelijke sabbatsgebod hebben aangevuld met een scala van regels en geboden. Nauwkeurig werd bepaald welke arbeid en handelingen verboden waren. Men bracht dit onder in 39 soorten werk ("hoofdwerken") met diverse onderverdelingen. Ragfijn werd uitgemeten wat wel of niet op de sabbat was toegestaan. In zijn omwandeling op aarde kwam de Heere Jezus verschillende malen in conflict met deze wettische sabbatsviering. Hij heeft zich niet verzet tegen de sabbat als scheppingsordinantie, en ook niet tegen het specifiek Israëlitische karakter van deze dag, maar tegen de vrome, menselijke inzettingen. De Heere Jezus heeft als Mens èn als Israëliet de sabbat gehouden (Luk. 4:16 en 31, Matth. 5:17, Joh. 5:14). Hij leerde zelfs in hun synagogen (Mark. 1:21, 6:2, Matth. 13:54, Luk. 6:6, 13:10). Hij wijst Zijn volgelingen juist op een nauwe wetsbetrachting vanuit een waar geloof en een heilige liefde tot God. Zonder afbreuk te doen aan de sabbatsviering in het Oude Testament wil Hij hen leren dat weldadigheid en barmhartigheid op de sabbat e- venzo geboden is als het waarnemen van de godsdienstige plichten (Joh. 7:?2). Iets waar de Farizeën en Schriftgeleerden moeite mee hadden (Joh. 9:16, 5:16, Mark. 2:23 en 24). Zolang er van een zekere noodzaak sprake is, houden zij zich stil (Mark. 1:23-31, Luk. 4:33-39, Matth. 8:14 en 15), maar zo gauw deze echter volgens hun inzichten niet aanwezig is, barsten zij in vijandschap los. Lees ter verduidelijking enkele van de volgende geschiedenissen:

- de genezing van de verlamde in Bèthesda (Joh. 5:1-18)

- de discipelen plukten aren op de sabbat (Mark. 2:23-28)

- de genezing van een verdorde hand in de synagoge (Matth. 12:9- 14, Luk. 6:1-11)

- de genezing van een verlamde vrouw in de synangoge (Luk. 13:10-17)

- de genezing van de waterzuchtige man aan de sabbatsmaaltijd (Luk. 14:1-6)

- de genezing van de blindgeborene in Jeruzalem (Joh. 9:1-41).

Als antwoord op al deze beschuldigingen laat de Heere Jezus duidelijk uitkomen: "Dat de sabbat gemaakt is om de mens, niet de mens om de sabbat" (mark. 2:27). Lees bij dit vers ook de kanttekening van de Statenvertaling na.

"Zo is dan de Zoon des Mensen een Heere ook van de sabbat" (Mark. 2:2li). Niet de mens maakt uit hoe hij de sabbat wil gebruiken, maar Hij, de Messias, Gods eniggeboren Zoon, u/eet wat de wil van Zijn Vader is. Hij alleen kon vragen: "Wie van u overtuigt Mij van zonde?" (Joh. 8:46).

2. Van sabbat naar zondag.

Wij hebben reeds gezien dat het vierde gebod een ieder mens persoonlijk, van het begin tot aan het einde van de wereld, tot gehoorzaamheid verplicht. Als scheppingsordinantie is de wekelijkse rustdag voor alle tijden van kracht; dus zowel voor de oude als nieuwe bedeling. In dit verband is het tekenend dat de twee stenen tafels van de wet des Heeren in de ark des verbonds werden gelegd, en bewaard moesten worden in het heilige der heiligen (Deut. 10: 1-5. 1 Kon. 7:9). De ceremoniële of schaduwachtige wetten moesten echter naast de ark des verbonds worden gelegd (deut. 31:26). Dit tot bewijs dat de wet der schaduwen eens door Christus zou worden vernietigd, en dat de zedelijke wet door Christus zou worden vervuld. Van Gods wet mocht daarom geen tittel of jota ontbonden worden (Matth. 5:17-19).

De zevende dag van de week - nè zes dagen van arbeid - had de Heere aan de Joodse kerk tot een rustdag gegeven, maar bij de opstanding van Christus is de eerste dag de rustdag geworden. Deze dag is door de Heere Zelf ingesteld. Hij heeft deze dag geheiligd en afgezonderd tot een triomfdag voor Zijn Zoon (Ps. 118:22-24).

Dit blijkt ook uit de nadrukkelijke benaming van deze dag boven de andere zes dagen van de week. De apostel Johannes zegt: "Ik was in de geest op de dag des Heeren". (Openb. 1:10). Deze nadrukkelijke benaming duidt op een instelling zoals in:

- Ex. 12:42: de nacht des Heeren.

- Ex. 16:23: de sabbat des Heeren.

- 1 Kor. 11:20: het Avondmaal des Heeren.

Ook hebben de apostelen de goedkeuring van Christus over de heiliging en de afzondering van deze dag mogen ervaren. Jezus kwam in eigen Persoon in hun midden, en zei: "Vrede zij ulieden". Deze dag is ook reeds in de tijd van de apostelen gevierd (Hand. 20:7, 1 Cor. 16:2). Hier blijkt dat Paulus rees "sabbat houdt" op de eerste dag van de week. In Rom. 14:5-6, Col. 2:16-17 en Gal. 4:10-11 vermaant hij met zachtheid degenen die de schaduwachtige sabbatten nog waarnemen. Veel van de eerste christenen uit de Joden waren nog zo aan hun sabbat gebonden, dat zij in het begin zowel de zevende dag als de eerste dag van de week onderhielden. Het onderhouden van deze dag is de leer en de praktijk geweest van de kerk sinds de tijd der apostelen. Nooit is deze dag door een algemene kerkvergadering ingesteld, want deze dag was er reeds vóór er christelijke overheden waren. De Heere heeft om de volgende redenen deze omzetting doen plaats vinden:

- om een nieuwe bedeling in Zijn kerk op te richten.

- om een onderscheid te maken tussen het Jodendom en het christendom.

- als gedenkteken van de rust van Christus na het grote werk der verlossing, die in Zijn opstanding is bevestigd.

D Geschiedenis van de zondag

Na de opstanding van de Heere Jezus gaat de jonge christengemeente de eerste dag van de week als de dag des Heeren vieren. De Joodse sabbat wordt geleidelijk verdrongen door de christelijke zondag. Na de eerste eeuw is de zevende dag in de christenheid vervangen door de eerste dag van de week. Deze dag is een vreugdedag, één van de geestelijke blijdschap over de opstanding des Heeren. De beroepsarbeid wordt dan gestaakt, hoewel het moeilijk is aan te geven op welke wijze de eerste Christenen de zondag hebben gehouden. De overheid gaat zich steeds meer met de zondagsviering bezighouden. In het jaar 321 geeft Constantijn de Grote de eerste zondagswetten uit, waarin de zondagsarbeid drastisch wordt beperkt. Steeds meer concilies dringen aan op zondagsrust, werken van barmhartigheid, het bezoeken van gevangenen en verklaren zich tegen iedere vorm van beroepsarbeid. Ook in de middeleeuwen wordt de zondagsviering steeds meer door staatswetten en synodale besluiten geregeld. Alleen Karei de Grote vaardigt al tien wetten uit. De steeds strengere maatregelen inzake de zondagsrust die van de kerk uitgingen, werden soms krachtig gesteund door de koningen. De meest voorkomende straffen op het ontheiligen van de zondag waren: een geldboete, geseling, gevangenisstraf of slavernij.

Thomas van Aquino is de eerste die volledig erkent dat de geldigheid van het vierde gebod ook voor ons van toepassing is. Volgens hem berust de omzetting van de sabbat in de zondag op een kerkelijke instelling. De Reformatoren zijn echter eenparig opgekomen tegen de viering van de zondag als een kerkelijke inzetting. Zij wilden van een direct gebonden zijn van het geweten aan een menselijk gebod beslist niet weten. Kort voor de Dordtse synode ontstaat er ook een strijd over de zondagsviering onder de predikanten in Zeeland. Gomarus denkt veel ruimer over de zondagsviering dan Udemans en Willem Teellinck. De beide laatsten staan onder invloed van de Puriteinen in Engeland. De Dordtse synode tracht nog de partijen te verzoenen, maar dat lukt helaas niet. Zo ontstaan er drie opvattingen over het vierde gebod:

- het is geheel ceremonieel (Anabaptisten)

- het is geheel moreel d.w.z. van altijd durende kracht (Puriteinen)

- het is deels ceremonieel, en deels moreel

De laatste opvatting wordt op de Dordtse synode aangenomen. In 1655 ontbrandt een nieuwe strijd over de zondagsviering tussen de Coccejanen en Voetianen. Coccejus leert dat het vierde gebod geheel ceremonieel is, en dus de Christenen niet meer tot naleving verplicht. Dit is in strijd met de uitspraken van Dordt, maar ook met de opvattingen van Voetius. De meeste Gereformeerden hebben zich dan ook achter Voetius geschaard.

De hele strijd over de zondagsviering in de kerkgeschiedenis ging voornamelijk over de vraag: Is de zondagsviering een goddelijk gebod of een kerkelijke instelling?

E De dag des Heeren liefhebben

Wij dienen alles lief te hebben dat Christus toebehoort:

- Zijn Woord (Ps. 119)

- Zijn huis (Ps. 84)

- Zijn dis (1 Cor. 11)

- Zijn volk (1 Joh.)

- Zijn dag (Ps. 92)

Als wij het bovenstaande niet door een waarachtig geloof kunnen onderschrijven, zijn wij vreemdelingen van Jezus Christus en Zijn genade. Al de uren van de Dag des Heeren zullen dan in de dag des oordeels tegen ons getuigen. Er rust geen zegen op de winst, het vermaak en de rijkdom die op de dag des Heeren verkregen zijn. De dag des Heeren moeten wij in Zijn dienst en tot Zijn eer besteden (zondag 38). Dit houdt in:

1. de kerkdienst of het predikambt en de scholen onderhouden (Tit. 1:5, 2 Tim. 3:14, 1 Cor. 9:13 en 14. 2Tim. 2:2, 3:15)

2. inzonderheid op de sabbat, dat is op de rustdag tot de gemeente Gods naarstiglijk komen (Ps. 40:10 en 11, 68:27, Hand. 2:42)

- om Gods Woord te horen (1 Cor. 14:29, 1 Tim. 4:13)

- de Sacramenten gebruiken (l Cor. 11:33)

- God de Heere openlijk aanroepen (l Cor. 14:16, 1 Tim. 2:1)

- de armen christelijke handreiking doen ( 1 Cor. 16:2)

3. "dat ik al de dagen mijns levens van mijn boze werken ruste, de Heere door Zijn Geest in mij werken late en alzo de eeuwige sabbat in dit leven aanvange" (Jes. 66:23).

F Gespreksvragen

1. In Exodus 20:6 wordt bij de wetgeving op Sinaï gesproken van: "Gedenkt de sabbatdag". In Deuteronomium 5:12 echter van:"0nderhoudt de sabbatdag". Wat brengt het verschil tussen die beide teksten tot uitdrukking?

2. Bij het overgaan van de oude naar de nieuwe bedeling in het Heilig Avondmaal in de plaats gekomen van het Pascha, en de Heilige Doop in plaats van de Besnijdenis. Mag je op dezelfde gronden ook stellen dat de zondag in de plaats van de sabbat gekomen is?

3. Waarom en met welk doel heeft de Heere in het Paradijs - nog vóór de val van Adam en Eva - een rustdag ingesteld?

4. Welke motieven bepalen de werken van noodzakelijkheid? Mogen economische of technische motieven daarbij ook een rol spelen?

5. Mogen wij naar plaatsen met vakantie gaan, waar wij verstoken zijn van de rechte prediking des Woords? Kunnen wij God ook niet dienen door het bewonderen van Zijn schepping?

6. Wat zouden ten diepste de achtergronden kunnen zijn van de strijd over de zondagsviering?

7. Waarom staat er in Zondag 38 dat de scholen onderhouden moeten worden?

G Literatuur

- J. Vermeer, Heidelbergse Catechismus, Utrecht, 1972, deel II, blz. 262-343.

- J. van der Kemp, Heidelbergse Catechismus, Gorinchem, z.j., blz. 654-671.

- H. Ferré/C. Brinkman, Heidelbergschen Catechismus, Oud-Beyerland, 1924, deel II, blz. 199-215.

- Christelijke Encyclopedie, Kampen, 1929, Deel V, blz. 4-8 en 813.

- W. Geesink, Van 's Heeren Ordinantiën, Kampen, 1925, deel III, blz. 426-568.

- P.W.J. van den Berg, De viering van den Zondag en de Feestdagen in Nederland voor de Hervorming, Amersfoort, 1914.

- C. Steenblok, Voetius en de Sabbat, Hoorn, 1941.

- S.D. van Veen, Zondagsrust en Zondagsheiliging in de zeventiende eeuw, Nijkerk, z.j.

- T. de Vries, Overheid en Zondagsviering, Leiden, 1899.

- H.B. Visser, De geschiedenis van den Sabbatsstrijd onder de Gereformeerden in de zeventiende eeuw, Utrecht, 1939.

- A. Kuyper, Tractaat van den Sabbath, Amsterdam, 1890.

- R.M. M'Cheyne, Ik heb de Dag des Heeren lief, Dordrecht, 1963.

- A. Littooy, Sabbatsheiliging, Leiden, 1881.

- L.J.M. Hage/J. Meester, Arbeid en Rust, O.K. katernen 14, uitgave Landelijk Verband van Staatkundig Gereformeerde Studieverenigingen, z.j.

- P. Visser, Zondagsrust en Zondagsheiliging, Kampen, 1959.

- Jaarverslagen van de Nederlandse Vereniging tot bevordering van de Zondagsrust en Zondagsheiliging. Inlichtingen hierover bij M. van Prooyen, Nieuwe Veenendaalseweg 80, Rhenen.

- Sabbath-Zondag, themanummer Daniël, 31e jaargang, nr. 22.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1978

Salvo | 68 Pagina's

Zondag, De Dag Des Heeren

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1978

Salvo | 68 Pagina's