JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Het Verbond Met Abram

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Verbond Met Abram

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

A Aanwijzingen voor het gebruik

- Lees voor je de inleiding gaat maken, eerst Gen. 15:17-21 goed door. Bestudeer daarbij kanttekeningen en bijbelverklaringen.

- Lees ook eerst een preek over dit bijbelgedeelte. - Dit is een leesschets. Waak daarom voor te veel "overschrijven", maar probeer het zoveel mogelijk met eigen woorden te zeggen.

- Vergeet niet aan het einde van je inleiding de lijnen door te trekken door erop te u/ijzen dat ook wij op het erf van het verbond leven.

B De geschiedenis

In Gods Woord, u/ordt ons Abram getekend als de vader der gelovigen. We moeten echter niet denken dat zijn geloofsleven geen enkele twijfel meer kende. Maar Abram vertrouwde wel op het Woord van zijn God. Dat blijkt elke keer, bijvoorbeeld in Gen. 12, als de Heere hem zegt": "Ga gij uit uw land en uit uw maagschap, en uit uws vaders huis, naar het land dat Ik u wijzen zal".

Dan gaat Abram, zonder tegenwerpingen, zonder verzet.

Zeker, in de gang van het dagelijks leven moet Abram steeds meer afleren op zijn eigen inzichten te vertrouwen. Zoek hiervan enkele voorbeelden.

Abram ontvangt ter bemoediging van zijn geloof elke keer opnieuw de verzekering van Gods trouw. In Gen. 12:3 luidt het: "en in u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden. In vers 7 wordt de kinderloze Abram "zaad" beloofd, d.w.z. hij zal uit Saraï een kind ontvangen. Als Lot van hem is weggetrokken (Gen 14:11 en 12), komt de Heere opnieuw met een bevestiging: "Want al dit land, dat gij ziet, zal Ik u geven, en aan uw zaad, tot in eeuwigheid" (Gen. 14:15 en 16). Na de overwinning van Abram op Kedor-Laomer en de andere koningen, lijkt Abram op een maatschappelijk hoogtepunt te staan en komt de Heere Zijn knecht te verzekeren: "Vrees niet, Abram! Ik ben u een Schild, uw loon zeer groot". Abram hoort hierin terecht dat de toezeggingen die God hem gedaan heeft, vervuld zullen worden. Maar hij is nog steeds zonder kinderen. Abrams huisbezorger Eliëzer moet straks wel alle bezittingen erven. De tijd om kinderen te krijgen is immers voorbij gegaan. Maar dan wordt Abram door de Heere naar buiten geleid. Hij moet omhoog kijken en de sterren bezien: zo talrijk als de sterren aan de hemel zal zijn nageslacht zijn. Dan komt de tekst waarop in de Schrift nog vaak zal worden teruggegrepen: "En hij geloofde in de Heere; en Hij rekende het hem tot gerechtigheid". Hier worden voor het eerst in de Schrift de beide begrippen geloof en rechtvaardigheid met elkaar verbonden. Niet te verstaan in die zin dat door het geloof als zodanig de mens rechtvaardig u/ordt;nee, de Heere rekende het hem tot gerechtigheid. Het geloof zelf is nooit als verdienstelijk werk aan te rekenen!

Daarna'volgt de tu/eede openbaring Gods, die zeer waarschijnlijk in het verlengde ligt van de zojuist genoemde in Gen. 15:1-6. In dit gedeelte, dat loopt van Gen. 15:7-21 wordt gesproken van Gods beloften ten aanzien van het land dat zijn nageslacht erfelijk zal bezitten. Let erop, hoe de Heere door de aanhef "Ik ben de HEERE, Die u uitgeleid heb uit het ür der Chaldeëen", Abram herinnert aan wat Hij reeds gedaan heeft.

Opnieuw reageert Abram met een vraag, nl. waarbij of waaraan hij zekerheid t.a.v. deze belofte mag hebben. Een vraag dus naar een teken, een onderpand.

Dat deze vraag hier niet uit ongelovigheid voortkomt, blijkt voldoende uit vers 6, waar immers van Abrams gerechtigheid door het geloof gesproken wordt. Het blijkt trouwens ook voldoende uit de verdere gebeurtenissen. De Heere wendt zich niet vertoornd af, maar gaat op een koninklijke en tegelijk genadige wijze Zijn kind dichter naar Zich toetrekken.

Abram ontvangt namelijk een bevel van de Heere. Hij moet een driejarige vaars, een driejarige geit, een driejarige ram, een tortelduif en een jonge duif halen, dieren in de kracht van het leven. Abram begrijpt kennelijk direkt wat er van hem verwacht wordt. Behalve de twee vogels worden al de dieren door midden gedeeld en de stukken tegenover elkaar gelegd. Heeft Abram begrepen dat dit de inleidende handelingen voor het sluiten van een verbond zijn? Immers op deze wijze sloot men in de oosterse wereld vaak een verbond. Het Hebreeuws spreekt letterlijk van: een verbond "snijden". Degenen die een overeenkomst met elkaar aangingen, liepen dan tussen de beide helften van de geslachte dieren door. Daarmee gaf men dan aan dat men zich aan elkaar verbond en bij elkaar hoorde, zoals eerst de helften van de gedeelde dieren. Tevens sprak men hiermee uit dat men zoals deze dieren met de dood gestraft mocht worden, wanneer men zijn verbondsverplichtingen niet nakwam. Maar dat de HEERE Zelf zal komen om met Abram op deze menselijke

Maar dat de HEERE Zelf zal komen om met Abram op deze menselijke wijze een verbond te sluiten, dat zal in zijn gedachten niet zijn opgekomen.

Als alles gereed is, komen de roofvogels op de dode lichamen af. Abram beseft dat hij dit niet mag toelaten en jaagt ze daarom weg. Ook hierin blijkt zijn geloof. Hij die vroeger op vogelgeschrei had acht gegeven en deze vogels ongetwijfeld als ongunstige voortekenen beschouwd zou hebben, jaagt deze dieren nu weg met de nuchterheid van het geloof.

Zo is er enige tijd verlopen waarin Abram de wacht heeft gehouden om de terugkeer van de roofvogels te verhinderen. Het begint avond te worden en als de zon op het punt is onder te gaan, "valt een diepe slaap op Abram". In deze slaap valt "een schrik en grote duisternis" op hem. De duisternis die Abram in zijn slaap als het ware opmerkt, bevangt hem met grote schrik. Dit is voor hem de aankondiging van de naderende Godsopenbaring. We moeten er acht op geven dat de Heere voor het eerst op deze majestieuze wijze Zich aan Abram openbaart.

Enerzijds buigt de Heere Zich diep tot Abram: Hij zal dadelijk op menselijke wijze tot verbondsluiting overgaan. Anderzijds wil Hij dat Abram vervult blijft van diep ontzag voor Zijn goddelijke grootheid en majesteit, die immers de achtergrond vormen van alle omgang tussen God en mens.

In déze gesteldheid hoort Abram de stem van zijn God. De Heere kondigt hem Israëls toekomstig verblijf in Egypte aan en tevens de onderdrukking die het volk daar zal ondergaan.

Op déze wijze wordt het teken waarom Abram gevraagd had, gegeven! De duisternis waarin Abram verkeerde in zijn slaap is een voorproef van Gods handelingen met zijn nageslacht; het moet eerst in de schrik van de duisternis der egyptische slavernij geweest zijn en dan pas ingaan tot de vreugde en blijdschap van het beloofde land. Van lijden tot heerlijkheid!

In Egypte zullen de kinderen van Abram vreemdelingen zijn, zoals Abram vreemdeling is in Kanaan; zij zullen er dienstknechten zijn, zij zullen er verdrukt worden, totdat Gods dag komt waarop Zijn wraak de onderdrukkers treffen zal en waarop Abrams kinderen verrijkt zullen terugkeren in het land waarvan nu nog geen "voetstap gronds" aan Abram toebehoort. Dat zal tegelijkertijd de dag zijn waarop de ongerechtigheid der Amorieten vervuld zal zijn. Met de Amorieten worden hier de bewoners van het land Kanaan in het algameen bedoeld. Tot zolang is de Heere ook voor deze bewoners van het land Kanaan nog lankmoedig. Er blijkt hier dat er een opklimming in de zonde mogelijk is. De maat der zonde wordt trapsgewijs gevuld. Zij die onboetvaardig blijven en in hun goddeloosheid volharden, "vergaderen zich toorn". Abram zelf daarentegen zal met vrede sterven, na een goede ouderdom bereikt te hebben. Hij zal persoonlijk niets van het lijden van zijn nageslacht ervaren.

Na deze Godsverschijning is de zon volledig ondergegaan (verg. vers 12 met vers 17) en de duisternis van de nacht ingevallen En dan vindt het grote feit van de openbaring van Godsverbond plaats. Abram ziet een rokende oven en een vurige fakkel, die tussen de stukken doorgaat. We moeten hier denken aan één verschijnsel, namelijk een oven waaruit een rookwolk en tevens een vlam opstijgt. Bij de oven is te denken aan een bakoven. Deze ovens zijn van leem gemaakt en hebben de vorm van een omgekeerde schotel óf van een cilinder. Het is duidelijk dat we hier met een symbolische openbaring van Gods tegenwoordigheid te doen hebben. God bevestigt de waarheid van Zijn belofte door de ceremonie van een verbondssluiting over le nemen. Let wel: de Heere gaat tussen de stukken door. Abram komt er niet aan te pas, hij mag toezien (hij slaapt zelfs). \iet Abram sluil een verbond met God, maar God sluit in Zijn soe-vereine majesteit en goedheid een verbond met hem. Dat is de eenzijdigheid van dit goddelijke verbond.

De Heere betoont hier een God te zijn, Die later aan Mozes zal verschijnen in de brandende braambos. Hij zal tonen op de-Sinaï, de berg die zal roken en branden omdat de God der vaderen daarop is neergekomen om het met Abram gesloten verbond te vernieuwen. Hij is de God van de wolk- en vuurkolom, maar ook tot schrik voor de vijanden van dit volk. Hij is de Heere Wiens toorn brandt als een verterend vuur, en voor Wiens aangezicht een vuur henengaat om Zijn wederpartijders rondom aan brand te steken (Ps. 97:3). Hoe schrikwekkend het gezicht voor Abram ook is, er is toch ook een andere kant, want er ligt een wondervolle vertroosting in het feit, dat die God, Die een verterend vuur en een eeuwige gloed is, nochtans Zich wil verwaardigen, tussen die stukken der geslachte dieren door te gaan en Zich aan Abram op zulk een wijze te verbinden. Wat Abram nu heeft gezien, behoort ook tot het gevraagde teken.

Tenslotte volgen dan de woorden Gods, waarmee deze verbondssluiting vergezeld gaat: vs. 18-21.

Vers 18 is een "uitbreiding" van vers 7. Het land wordt nu nader bepaald. Toen Abram na het afscheid van Lot mocht zien naar de vier windstreken (Gen 13:14,15), kreeg hij de belofte dat al dit land voor zijn nageslacht zou zijn. Welnu, dat wordt nu konkreet gemaakt door het noemen van de hoofdgrenzen van het land: de Nijl (de rivier van Egypte) en de Eufraat. Iets meer gepreciseerd wordt het land door de opsomming van de volken die hun gebied zullen moeten afstaan (vers 19-21).

Laten we echter niet vergeten dat het hier niet alleen gaat om aan de nakomelingen van Abram het bezit van Kanaan te verzekeren! In de grond van de zaak gaat het om meer: om de gunst des Heeren die Israël als volk in Kanaan zou genieten, om al de geestelijke zegeningen van het verbond die de Heere in aardse vormen aan de Zijnen wilde schenken.

Het gaat tenslotte om het hemelse Kanaan, waarvan dit aardse met zijn melk en honing slechts een voorproef kan zijn!

In een verbond zijn er twee partijen die door het sluiten van het verbond in een rechtsverhouding tot elkaar komen te staan. Uit zichzelf kan Abram op Gods gunst geen aanspraak laten gelden. Het is Gods vrijmachtige genade geweest aan Abram beloften te schenken en hem nu ook een recht te verlenen om de vervulling van die beloften te verwachten. Hier ligt dan ook de grond voor het pleiten der Oudtestamentische gelovigen op het verbond.

En zoals de Heere Zijn oudtestamentische gemeente heeft gefundeerd, zó heeft Hij dat ook nieuwtestamentisch gedaan. "Want dit is het verbond, dat Ik met het huis Israëls maken zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun verstand geven, en in hun harten zal Ik die inschrijven; en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn"(Hebr. 8:10).

C Persoonlijke toespitsing

Het is beslist noodzakelijk aan het einde van de inleiding ts wijzen op het feit, dat het verbond, dat de Heere nü met Zijn kinderen persoonlijk opricht, in wezen hetzelfde is als het genadeverbond met Abram, al is er onderscheid in de bedeling van het verbond (zie voor de vier verschilldende openbaringsvormen van het genadeverbond ds. G.H. Kersten, De Gereformeerde Dogmatiek, deel I, blz. 328-331). Ook moet benadrukt worden het verschil tussen het wezen en de bediening van het genadeverbond. Zie aangehaald werk, blz. 331-333. Wijs op het grote voorrecht, te mogen leven op "de erve" d.w.z. onder de bediening van het genadeverbond, een voorrecht, dat in de eerste plaats hierin uitkomt, dat ons de woorden Gods zijn toebetrouwd (Rom. 3:2). In dat toebetrouwen ligt Gods roepen tot de zaligheid opgesloten en ook onze verplichting tot antwoorden. Op het naderen van God tot ons met Zijn Woord, hetwelk voor de als klein kind gedoopte begon met de doop, eist de Heere een komen van ons tot hem. Tot het inwilligen van het verbond zijn we geheel afhankelijk van de Heilige Geest, omdat wij van ons zelf onbekwaam zijn tot enig goed en geneigd zijn tot alle kwaad. Wijs daarom ook op de noodzakelijkheid door de Heilige Geest persoonlijk in het genadeverbond te worden ingelijfd, een inlijving die alleen plaats vindt in de weg van waarachtige wedergeboorte. Oprechte, hartelijke inwilliging van al Gods eisen - een waarachtige bekering - zal daarvan het gevolg zijn. Daarop volgt de zaligheid naar Gods beloften.

D Gespreksvragen

1. Waarom wordt Abram de vader der gelovigen genoemd?

2. Openbaart God Zich nu nog door dromen?

3. Zijn de landsgrenzen van Israël in het Oude Testament genoemd ook nu nog aktueel?

4. Wie hebben er in ongeloof een teken gevraagd?

5. Welke andere vormen van verbondssluiting ken je uit de Bijbel?

6. Zie je verschil tussen het verbond met Noach en met Abram?

7. Wat betekent het voor ons gedoopt te zijn?

E Literatuur

- Statenvertaling met kanttekeningen

- Bijbelverklaring van Dächsei en Henry

- G.Ch. Aalders, Korte Verklaring der Heilige Schrift, Kampen,1936

- C. Vonk, De voorzeide leer, Barendrecht, z.j.

- Joh. Calvijn, Verklaring Genesis 15, Goudriaan z.j.

- Kohlbrugge, Twaalf twaalftallen, deel I, II, leerrede XX Franker z.j.

- P. Honkoop Sr., En Abraham toog heen. Goes, z.j.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1977

Salvo | 6 Pagina's

Het Verbond Met Abram

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1977

Salvo | 6 Pagina's