JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

De Verzoening

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Verzoening

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. Inleiding

De verzoening is in de loop van de kerkgeschiedenis vaak onderwerp van theologische diskussie geweest. En is dat nog: denk aan de alternatieve verzoeningsleer van Dr. H. Wiersinga.

Het is opmerkelijk, dat de diskussie over de verzoening in onze tijd de grenzen van de theologie overschrijdt. Verzoening is tegenwoordig ook een zaak, die juristen, economen en politicologen bezighoudt. Het woord duikt in allerlei verbanden op, vooral in de ontmoeting en spanning tussen volken en mensen zoals maatschappelijke wantoestanden, rassendiscriminatie, politieke spanningen tussen Oost en West, oorlogsdreiging, honger en armoede. Deze motieven spelen in de moderne theologie ook een grote rol. De oproep van Paulus in 2 Kor. 5 : 20: „Laat u met God verzoenen" verschrompelt in de hedendaagse theologie in wezen tot: Verzoen u met het feit dat een stem u roept tot radicale medemenselijkheid!

De vraag is nu hoe de Schrift spreekt over de verzoening. Het antwoord op deze vraag is van het allergrootste belang, want de verzoening raakt het hart van het Evangelie!

2. Het oude testament

Het woord „verzoenen of verzoening" komt in het O.T. meer dan 100 maal voor als vertaling van een hebreeuwse werkwoordvorm in de betekenis van ,.zoenen" d.w.z. schuld bedekken, uitdelgen.

Uit het tekstmateriaal zijn de volgende aspekten af te leiden:

a. Uit Ex. 32 : 30, 2 Sam. 21 : 3 en Jer. 18 : 23 blijkt, dat verzoening doen een handeling is, die verricht wordt, wanneer het leven van mensen, die des doods schuldig zijn, gered moet worden.

Verzoening doen betekent dan het geven van een zoengeld als vervangingswaarde, die bestaan kan uit één of meer mensenlevens in de plaats van het hele volk (2 Sam. 21 : 3) of uit dieren (Deut. 21 : 8) of uit geschenken. Dit laatste vinden we in Gen. 32 : 20, waar Jakob probeert Ezau te verzoenen d.w.z. zijn toom te stillen door het zenden van een aantal geschenken. Het hebreeuwse woord, dat hier voor verzoenen gebruikt wordt, betekent een losgeld of zoengeld geven om een dodelijke straf af te wenden.

b. Een groot aantal teksten, die voorkomen in Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium, heeft betrekking op het verzoenen door offers. Het bloed van het offerdier, dat in de plaats van de zondige mens werd geofferd, is de vervangingswaarde, het zoenmiddel, dat alleen de schuld van de zonde kan bedekken.

De kerntekst is Lev. 17 : 11: „Want de ziel des vleses is in het bloed; daarom heb Ik het u op het altaar gegeven, om over uw zielen verzoening te [doen; want het is het bloed, dat voor de ziel verzoening doen zal".

De Heere toont Zijn welgevallen in het aanvaarden van het gebrachte offer als verzoening of vervanging voor de schuld der zonde.

Het duidelijkst komt dit naar voren in het ritueel van de jaarlijkse Grote Verzoendag (Lev. 16 : 1-34). De hogepriester nam twee bokken. Eén van de bokken, door het lot aangewezen, werd als zondoffer geofferd tot verzoening van de zonde van het volk en het bloed op het verzoendeksel van de ark gesprenkeld. Op de kop van de levende bok, de zgn. zondenbok, legde de hogepriester „al de ongerechtigheden der kinderen Israëls en al hun overtredingen, naar al hun zonde" (Lev. 16 : 21).

De handoplegging is hier het teken van een overdracht van schuld, verzoening door plaatsvervanging. Het met zonden beladen dier werd dan levend de woestijn ingezonden om daar te sterven.

c. Uit Jes. 22 : 14, 27 : 9, 40 : 2, 47 : 11 en Dan. 9 : 24 blijkt, dat naarmate de heilsopenbaring in het O.T. voortgaat de verzoening door het bloed steeds meer overgaat in ide verzoening in en door het leven der mensen: „Spreekt naar het hart van Jeruzalem, en roept haar toe, dat haar strijd vervuld is, dat haar ongerechtigheid verzoend is, dat zij van de hand des Heeren dubbel ontvangen heeft voor al haar zonden" (Jes. 40 :2).

In 2 Kron. 30 : 18, Ps. 65 : 4, 78 : 38, 79 : 9 en Ez. 16 : 53 wordt zelfs gesproken over een verzoening uit genade: „Doch Hij, barmhartig zijnde, verzoende de ongerechtigheid enz." (Ps. 78 : 38).

3. Het nieuwe testament

Het valt op, dat het woord „verzoenen of verzoening" in het N.T. veel minder voorkomt dan in het O.T., terwijl toch het gehele N.T. de prediking van het evangelie der verzoening ademt. Denk bijv. aan de brieven van Paulus.

Het N.T. spreekt vrijwel nergens nadrukkelijk over een „leer der verzoening", hoewel de bouwstenen daarvoor duidelijk aanwezig zijn in bijv. Rom. 3 : 25, 5 : 8-10, 2 Kor. 5 : 18-20, Koloss. 1 : 20.

Verder zijn er nog vele uitspraken in het N.T. ,waar het woord „verzoening" niet gebruikt wordt, maar de zaak van de verzoening nl. het herstel van de gemeenschap van God met de mens met andere begrippen en woorden aangeduid wordt. Een duidelijk voorbeeld is de brief aan de Hebreeën, waarin de leer der verzoening ongetwijfeld helder naar voren komt, terwijl het woord „verzoening" maar één keer genoemd wordt (Hebr. 2 : 17).

Er worden in het N.T. diverse Griekse woorden voor ons woord „verzoening" gebruikt, die over het algemeen synoniem zijn met die uit het O.T. en zien op het bedekken, uitdelgen en wegnemen van de schuld der zonde door het bloed van Christus.

Bij de bestudering van het kernwoord verzoening in het N.T. is het zeer belangrijk te letten op wat Paulus zegt in 1 Kor. 15:3: „Dat Christus gestorven is voor onze zonden, naar de Schriften"; dit zijn de geschriften van het O.T. Vergelijk Luk. 24 : 25 e.v.

Hierbij moet vooral gedacht worden aan Jes. 53, waarin het „om onze zonden, overtredingen" centraal staat. Paulus verwijst hier in Rom. 4 : 25 en 2 Kor. 5 : 14 en 21 uitdrukkelijk naar.

Al is het aantal teksten over „verzoening" in het N.T. beperkt, de bespreking ervan is zo uitvoerig en diepgaand, dat in het kader van deze schets alleen de belangrijkste aspekten genoemd worden.

Voor verdere bestudering kan verwezen worden naar de hieronder genoemde literatuur.

a. Hebr. 2 : 17 — Om de zonden des volks te verzoenen. Het werkwoord verzoenen, dat hier in het Grieks gebruikt wordt, is de letterlijke vertaling van het hebreeuwse woord voor verzoenen in de betekenis van bedekken, uitdelgen en wegnemen van de schuld der zonde door offers (Zie 2b). Hier wordt gesproken van Christus als de getrouwe en barmhartige Hogepriester, Die evenals de hogepriester van het O.T. voor het aangezicht Gods trad om de zonden van Zijn volk te verzoenen, niet met het bloed van stieren of bokken, maar met Zijn eigen hartebloed „eenmaal is ingegaan in het heiligdom, een eeuwige verlossing teweeggebracht hebbende' (Hebr. 9 : 12. Zie ook art. 21 N.G.B. de eerste alinea; Heid. Cat. antw. 12 en 17.

b. In Joh. 2 : 2 en 4 : 10 wordt voor verzoening een woord gebruikt, dat nauw samenhangt met het woord „verzoening" uit Rom. 3 : 25 — Welke God voorgesteld heeft tot een verzoening door het geloof in Zijn bloed enz.

Dit laatste woord is een letterlijke vertaling van het hebreeuwse woord voor verzoendeksel, .dat de ark des verbonds, waarin de tafelen der Wet lagen, bedekte.

Het betekent, dat Christus, Die God uit enkel liefde gegeven heeft tot verzoening van de zonden van Zijn uitverkorenen, door Zijn onschuld en volkomen gehoorzaamheid de overtredingen van Zijn volk tegen de wet voor Gods aangezicht bedekt en hen met God verzoend heeft. Zie vr. en a ntw. 37 Heid. Cat.

Wat het verzoendeksel samen met het daarop gesprenkelde bloed voor het Israël van het O.T. was, is Christus en Zijn bloed gestort op de heuvel van Golgotha, voor de gemeente van het N.T.

In het O.T. bevond het verzoendeksel zich in het donker van het Heilige der Heiligen en werd samen met het bloed aan het oog van het volk onttrokken. In het N.T. heeft God Zijn Zoon als hèt met bloed besprenkelde Verzoendeksel openlijk voor aller ogen gesteld d.w.z. „voorgesteld" tot een verzoening van de zonden der Zijnen.

c. In 2 Kor. 5 raakt Paulus het hart der verzoening:

Vers 18 — Dei ons met Zichzelf verzoend heeft door Jezus Christus;

vers 19 — Want God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende;

vers 20 — laat u met God verzoenen.

In het Griekse woord, dat hier voor verzoenen gebruikt wordt, wordt uitgedrukt, idat God de verhouding van Zichzelf uit tot de mens verandert en daarmee ook de mens verandert.

Het initiatief tot de verzoening gaat geheel en alleen van God uit. Verzoenen van de mens uit is eenvoudig uitgesloten, want dan zou er gesproken worden over een verzoend zijn.

God en mens staan in de verzoening niet op één lijn als verbondspartners! Verzoenen is een daad Gods bij uitnemendheid. Het is een daad van de ontfermende liefde Gods in Christus tot zondaren. In Christus, want God handelt in het werk der verzoening in en door Christus, Zijn geliefde Zoon, Die Hij gaf èn zond tot verzoening van de zonden van velen. Joh. 3 : 16. God is door niemand buiten Zichzelf bewogen, maar deze ontferming is opgeweld uit het Vaderhart Gods. Hier spreekt het welbehagen Gods in Christus en komen de innerlijke bewegingen van Gods barmhartigheid boven en de grote liefde Gods in het verkiezend voornemen des Vaders om zondaren zalig te maken in en door die zending van Zijn geliefde Zoon. Zie Luk. 1 : 78 en Rom. 11 : 33.

Zonder verzoening kan er ook geen dienst der verzoening zijn, nl. de prediking der verzoening, die in 2 Kor. 5 : 19 „het woord der verzoening'' genoemd wordt en die God laat bedienen door de dienaren des Woords met de oproep: „Laat u met God verzoenen". Deze verzoenende daad Gods heeft andere verhoudingen van God uit tot mens en kosmos tot gevolg. In 2 Kor. 5 : 19 blijkt dat deze verzoenende daad kosmische afmetingen heeft. Deze kosmos is niet de wereld, zoals deze zich door de inblazing van de vorst der duisternis tegen God en Zijn Christus stelt, maar de schepping van God, zoals deze uit Zijn hand is voortgekomen. Alzo lief heeft God deze kosmos, ideze wereld gehad. De verzoening door Christus omvat hemel en aarde, breekt door de afrastering om Israël heen en gaat uit tot alle volkeren der aarde nl. „tot alle uitverkorenen en gelovigen door de gehele wereld". Zie kanttek. 2 Kor. 5 : 19 en Joh. 6 : 33 en 51.

De verzoening bewerkt niet alleen een herstel van de oorspronkelijke betrekkingen tussen de mens en God, tussen de wereld en God, maar ook tussen de mensen onderling.

In het N.T. wordt dit herstel uitgedrukt d.m.v. hetzelfde Griekse woord voor „verzoening" als hierboven vermeld. De verzoening in ruimere, sociale zin, waarvan de oorsprong in God ligt (zie 2 Kor. 5 : 18 e.V.), wordt genoemd in Rom. 5 : 11 en 11 : 15.

Deze verzoening leidt tot levensvernieuwing voor Gods aangezicht, zoals beschreven wordt in Rom. 6 : 11 e.v. en komt ook openbaar t.o.v. de medemens, aan wei de gelovigen op grond van deze verzoening te vergeven heeft, zoals ook de Heere Zijn kinderen vergeeft op grond van de verzoening door Zijn Zoon. Zie Matth. 6 : 14 e.V.; 18 : 21-35; 26 : 28; Rom. 4 : 7 e.V.; Ef. 1 : 7 en Kol. 1 : 14.

Zie ook Dordtse Leerregels V, 7.

4. Korte samenvatting

Uit de Schriftgegevens blijkt, dat er een duidelijke overeenkomst is tussen het kernwoord ,,verzoening" in het O.T. en N.T.

De kern, waarom het gaat, zowel in het O.T. en N.T., is: Zonder bloedstorting geschiedt er géén vergeving! Lev. 17 : 11, Hebr. 9 : 22. De beschrijver van de Hebreeënbrief plaatst deze woorden in een beschrijving van de ceremoniële offeranden van de tabernakel en past deze toe op het offer van Christus.

God kon in het OT. alleen gemeenschap hebben met Zijn volk na voldoening in het bloed op het altaar. Trouwens alle offers in het O.T. en de verbondsluiting van God met Israël berustten op besprenging met het bloed, waarin de noodzakelijkheid van het offer van Christus werd voorafgeschaduwd.

Het gehele O.T. getuigt d.m.v. de dienst der offeranden van Christus, terwijl in het N.T. woorden als verbond, offer, losprijs, vrijkopen, zonde worden en zonde dragen op Christus worden toegepast. Zie Hand. 8 : 34 en 35.

Christus wordt de tweede Adam genoemd, Die in tegenstelling tot de eerste Adam, die dood, oordeel en schuld in de wereld gebracht heeft, dè genade, hèt leven en dè vrede heeft verworven.

Van nature worden wij allen vertegenwoordigd door de eerste Adam. Alleen zij, die door een waar zaligmakend geloof Christus zijn ingelijfd, worden vertegenwoordigd door de tweede Adam. Dit is mogelijk door: representatie (= vertegenwoordiging) door plaatsvervangen (= verzoening). Rom. 5 : 12-21.

5. Theologische lijnen

a. Vroegchristelijke kerk:

In de eerste eeuwen nam de bezinning over de verzoening nog geen grote plaats in, omdat de verzoening geen punt van verschil was.

Langzamerhand kreeg één beeld de overhand nl. de verzoening als bevrijding uit de banden van zonde, duivel en dood.

De apostolische vaders (Clements, Ignatius, Polycarpus e.a.) beleden in het algemeen, dat Christus uit liefde tot Zijn kerk heeft geleden en Zichzelf heeft opgeofferd. Anderen legden sterker de nadruk op de verlossing dan op de verzoening.

In de oude Oosterse kerk zag men de verzoening vooral als de overwinning van Christus op duivel en dood.

In de Westerse kerk daarentegen lag het accent meer op de rechtsverhouding tusen God en mens.

De kerkvader Tertullianus sprak over het voldoen aan de beledigde God, het stillen van de toorn Gods, het verzoenen van God.

Augustinus noemde Christus, Middelaar, Verzoener, Redder, Geneesmeester, Herder, Offer en Priester, Die de schuld betaald en de straf overgenomen heeft.

Concilie van Nicea (325): Die om ons mensen en om onze zaligheid is nedergekomen uit de hemel.

Concilie van Efeze (431): Hier komt Christus naar voren als Hogepriester en Apostel onzer belijdenis.

b. Anselmu.1 (1033-1109):

Deze middeleeuwse theoloog schreef zijn beroemde boekje „Cur Deus Homo?" (= Waarom werd God mens?), dat bedoeld was voor christenen, die moeilijkheden hadden met bepaalde delen van de geloofsleer en zekerheid zochten.

Bij zijn beantwoording wijst hij vooral op de ernst van de zonde als een aanslag op God, als schuld voor God.

Door de zonde is de verhouding met God verbroken en deze is door de mens nooit meer goed te maken, ook niet door gehoorzaamheid. Het recht is geschonden en God kan Zijn recht niet ongedaan maken.

Dan komt Anselmus tot de volgende uitspraak, die dé kern van zijn verzoeningsleer is: God moet óf de zonde straffen óf genoegdoening ontvangen. Daarom werd God mens!

Anselmus' verzoeningsleer heeft grote waarde door het accentueren van de zonde als schuld tegenover God. Het bezwaar van zijn boekje is misschien, dat hij al beredenerend tracht zijn vraag te beantwoorden. Dè ergernis echter van het Evangelie: óf zelf óf door een Ander betalen (plaatsvervanging) klinkt bij Anselmus onverzwakt door.

c. A baelardus (1079-1142):

Abaelardus, een jongere tijdgenoot van Anselmus, verzette zich sterk tegen zijn verzoeningsleer.

Zijn bezwaar is, dat Anselmus God ziet als een wrekende God. God is echter voor hem een God van liefde, Die wederliefde wil wekken, de mens bevrijdt en maakt tot een kind Gods.

Zonde is bij hem pas zonde, wanneer deze uit vrije wil door de mens bedreven wordt. Vergeving is dan bedekking van de zondige begeerte( soort erfzonde) door de grote naastenliefde van Jezus. De toorn Gods over de zonde roert Abaelardus nauwelijks aan. De realiteit hiervan wordt niet ernstig genomen en dit betekent een gevaarlijke vervlakking van de zonde als schuld voor God.

Er lopen lijnen van Abaelardus naar de hedendaagse theologie. Het verdoezelen van zonde en schuld en het benadrukken van Christus' lijden en sterven als hèt voorbeeld van naastenliefde keren bij vele hedendaagse theologen in een modernere verpakking terug.

Abaelardus' verzoeningsleer wordt wel een subjectieve verzoeningsleer genoemd. Bij hem vinden we de aanzet tot de vraag, die de theologen door alle eeuwen heeft bezig gehouden en nog bezighoudt: Is God subject ( — onderwerp) of ook tegelijk object ( = voorwerp) van de verzoening? Of duidelijker gezegd: Wordt alleen de mens met God verzoend door de dood van Christus öf ook God met de mens?

De Schrift leert beide: de verzoening gaat van God uit, want in Zijn eeuwig welbehagen gaf God Zelf het offer: Zijn geliefde Zoon. God is dus het subject, het onderwerp d.w.z. de handelende; Hij nam het initiatief.

Tegelijkertijd is de verzoening op God gericht, want God wil dat aan Zijn gerechtigheid genoeg geschiede (vr. en antw. 12 H.C.). God is nu object, het voorwerp, dat de handeling van de verzoening ondergaat. Zie voor de bijbelse fundering punt 3c.

d. Reformatie:

De Reformatie accentueert weer ten volle de zonde als schuld voor God, benadrukt in de prediking de verzoening als de genoegdoening van Christus aan de gerechtigheid Gods. De reformatoren hebben de verzoening niet alleen op de dood van Christus betrokken, maar heel Zijn leven van kribbe tot kruis daarop gericht gezien. Men spreekt in dit verband wel van de dadelijke en lijdelijke gehoorzaamheid van Christus,' want Hij heeft niet alleen de straf gedragen, maar ook volkomen aan de eis der wet voldaan.

Al kan men niet zeggen, dat Luther de verzoening systematisch doordacht heeft, de zaak zelf is realiteit in zijn leven in woord en daad: Ik, Zijn gerechtigheid en Hij mijn zonde! De prediking van de verzoening door het bloed van Christus staat hij hem centraal.

Het verzoeningswerk van Christus wordt door Calvijn geplaatst in het drievoudig ambt van Christus als Profeet, Priester en Koning. In zijn Institutie, deel II, hoofdstuk 15 t/m 17, gaat hij uitvoerig in op het werk van Christus in Zijn ambtelijk werk.

Christus is de ware Priester. Evenals de priester in het O.T. verzoening deed door bloedstorting over het volk, zo doet de ware Priester verzoening voor Zijn volk, door Zijn eigen lichaam als offer te geven, waardoor de rechtvaardige toorn Gods over de zonden verzoend wordt.

Zo heeft de nieuwe mens, de wedergeborenen als kind van God, weer een vrije toegang tot de Vader, door Christus.

e. Rationalisme en Verlichting

Faustus Socinus (1539-1604) heeft de bijbelse verzoeningsleer van Calvijn fel bestreden. Hij legde zoveel scherpzinnigheid aan de dag in de bestnjding ervan, dat er na hem bijna geen nieuwe argumenten tegen deze leer aangevoerd worden.

Zijn kritiek keert telkens terug. Vele theologen van nu gaan nog steeds uit van de sociniaanse bezwaren tegen de reformatorische leer der verzoening. Calvijn heeft in een latere uitgave van de Institutie in deel II hoofdstuk 17 toegevoegd om Socinus te bestrijden.

Wat zijn hun argumenten? In zijn toelichting op de Ned. Geloofsbelijdenis heeft prof. dr. A. O. R. Polman in een vijftal punten hun bezwaren samengevat.

In deze vijf punten echoët de kritiek der eeuwen op de reformatorische leer der verzoening:

1. Het begrip satisfactie of genoegdoening is niet aan de bijbel, maar aan de r.k. boetepraktijk ontleend.

2. Het offer in het O.T. waarbij het offerdier, ziende op Christus, als plaatsvervanger gedood werd, is altijd verkeerd uitgelegd. De Schrift spreekt niet van plaatsvervanging. Het bloed waarmee God verzoend werd, moet beschouwd worden als een heidens insluipsel in het O.T.

3. Jes. 53 spreekt niet over de plaatsvervanging. De lijdende Knecht des Heeren wijst alleen maar op het feit dat deze Knecht Zich met Zijn volk vereenzelvigt, het volk vertegenwoordigt (representeert), zich solidair verklaart met Zijn volk.

4. Dé fout van de reformatie was, dat ze leert dat God verzoend wordt. God verzoent echter, want het initiatief tot verzoening gaat van Hem uit. Het gaat alleen om Gods liefde. Er is maar één lijn in de verzoening: van God naar de mensen.

5. Het Godsbeeld van de reformatoren klopt dan ook niet. Er is in hun denken over God steeds een verhouding van liefde én toorn, barmhartigheid én rechtvaardigheid. De liefde Gods is echter allesoverheersend en daarom is het sterven van Christus geen straf op de zonde (een heidense gedachte!), maar Christus stierf om de mensen te laten zien hoe God het met de mens meende!

f. Moderne theologie

Het is onmogelijk in kort bestek een dwarsdoorsnede te geven van het kernwoord „verzoening" in de hedendaagse theologie, omdat bepaalde begrippen in de moderne theologie voortdurend in het middelpunt van de diskussie staan en sterk onderhevig zijn aan theologische koerswijzigingen. Zo ook het begrip „verzoening" in de theologie van de laatste vijftig jaar van Barth tot Wiersinga.

Wel zijn enkele algemene opmerkingen te maken:

a. de moderne theologie kiest haar uitgangspunt niet primair in de Schrift, maar in de veranderende situatie van de moderne mens.

b. wat de inhoud van het begrip „verzoening" in de moderne theologie betreft, is zonder meer te stellen dat de opvattingen hierover meestal geent zijn op de vijf Sociniaanse bezwaren tegen de bijbels-reformatorische leer der verzoening door voldoening. Zie e.

We volstaan met enkele uitspraken van enkele thelogen uit deze eeuw over de verzoening en de opstanding van Christus, die het hart van de verzoening raakt:

a. Karl Barth — Gods toorn wordt omspoeld door Zijn liefde.

b. Paul Tillich — Het evangelie betuigt ons de werkelijke en onherroepelijke dood en begrafenis van Jezus.

c. Rudolph Bultmann — God heeft Christus opgewekt in het Woord van de prediking, dat ons vrijmaakt.

d. Dr. P. Smits — Geef mijn portie maar aan Fikkie: (Volgens hem is schuld niet overdraagbaar en kon niemand voor zijn zonden staan. Hij wenst voor zijn eigen zonden te staan. Wat Paulus hierover zei, ontlokte aan hem bovenstande profane uitdrukking.)

e. Dr. H. M. Kuitert — Met de woorden „Jezus is opgestaan" bedoelen we te zeggen, dat we de unieke gebeurtenis van Jezus' leven en kruisdood voor ons ontdekt hebben.

Als wij Jezus' opstanding belijden, bedoelen wij te zeggen dat Jezus, ook ai is Hij gestorven, tot op vandaag onder de mensen voortleeft als Christus, nl. als model of voorbeeld van mens-zijn dat — tot onze grote verbazing — altijd weer nagevolgd wordt.

f. Dr. H. Wiersinga — Wij komen op Golgotha onder het oordeel, gaan in het gericht. Jezus provoceerde onze schuld, riep die te voorschijn. Sinds het kruis kunnen we daar niet meer onder uit.

Het was niet de bedoeling dat het lijden, of zelfs kruisigen werd. God wilde anders, maar de mensen hebben niet anders gewild.

g. Dr. H. Berkhof — Jezus' lijden en sterven betekenen zijn volgehouden en voleindige samen-zijn met de mensen ter wille van God en met God ter wille van mensen.

„In de nieuwe theologie worden de pezen van de reformatorische verzoeningsleer doorgesneden en wordt het kruis alleen het kenprincipe van de liefde Gods. Dan is de prediking van de liefde Gods er alleen op uit wederliefde te wekken. Meer niet. Hier sterft de religie weg. Met de uitbreiding van déze prediking kaat die ontkerstening hand in hand.

Wie de toorn Gods niet ernstig neemt, neemt ook de zonde niet ernstig. Dan wordt ook hel, verdoemenis en eeuwige straf betwijfeld.

Omgekeerd: wie de liefde Gods niet ernstig neemt, neemt ook de prediking van ,de genade niet ernstig." (G. Boer, De prediking van de verzoening, blz. 19).

7. Literatuur

1. A. Trommius, Ned. Concordantie van de Bijbel.

2. Dr. W. H. Gispen e.a., Bijb. encyclopedie, 2e druk, Kampen, 1975.

3. Joh. Calvijn, Institutie, deel II, hoofdstuk 15-17.

4. Dr. F. J. Pop, Bijbelse woorden en hun geheim, 3e druk, Den Haag '72.

5. Ds. G. Boer, De prediking van de verzoening, Woerden, 1968. Bijzonder aanbevolen.

6. Dr. A. F. N. Lekkerkerker, Het evangelie der verzoening. Uitg.: B.B.B.

7. Dr. G. P. van Itterzon, Belijnd belijden, hfdst. verzoening. Pocket. Kampen, 1971.

8. Ds. G. H. Kersten, De Ger. Dogmatiek. Deel 1, blz. 350 e.v. Uitg.: De Banier, Utrecht.

9. Ds. H. J. Hegger, juninumemr 1971 van „In de Rechte Straat", over Alternatieve verzoeningsleer van Dr. Wiersinga.

10. Kanttekeningen van de Statenvertaling.

8. Literatuur

1. Kun je voorbeelden en teksten noemen uit de Schrift, waaruit blijkt dat de verzoening van God uit gaat?

Kun je datzelfde ook m.b.t. God, Die verzoening eist?

Denk aan de offerdienst.

2. Mag je stellen dat de Vader of de Drieënige God Zelf geleden heeft aan het kruis?

3. Wat denk je van de stelling van sommigen dat in antwoord 37 van de Heid. Catechismus de algemene verzoening geleerd wordt?

Vgl. Dordtse Leerregels II, 3 en 8.

4. Wat zou de reden zijn dat vele theologen de toorn Gods verdoezelen?

5. Wat zijn de gevolgen van een prediking waarin de algemene verzoening gepredikt wordt?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 februari 1977

Salvo | 10 Pagina's

De Verzoening

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 februari 1977

Salvo | 10 Pagina's